RBP 2022/74
Voorlopig getuigenverhoor. Wanneer heeft een verzoeker van een voorlopig getuigenverhoor de aard en het beloop van de vordering en de feiten of rechten die hij wil bewijzen voldoende omschreven als bedoeld in art. 187 lid 3, aanhef onder a en b Rv?
HR 15-07-2022, ECLI:NL:HR:2022:1105
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15 juli 2022
- Magistraten
Mrs. M.J. Kroeze, S.J. Schaafsma, G.C. Makkink
- Zaaknummer
21/03491
- Conclusie
A-G mr. B.F. Assink
- JCDI
JCDI:ADS677521:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1105, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑07‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:165, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑02‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑09‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑08‑2021
- Wetingang
Art. 187 Rv
Essentie
Voorlopig getuigenverhoor. Stelplicht.
Wanneer heeft een verzoeker van een voorlopig getuigenverhoor de aard en het beloop van de vordering en de feiten of rechten die hij wil bewijzen voldoende omschreven als bedoeld in art. 187 lid 3, aanhef onder a en b Rv?
Samenvatting
Verweerster 2 is begonnen met de ontwikkeling van een woningbouwproject op onder meer het terrein. Verzoeker heeft zich beroepen op de verkrijging van het terrein door verjaring. Volgens verzoeker is in overleg met de gemeente tot een minnelijke oplossing gekomen.
In dit geding verzoekt verzoeker een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.