Rb. Midden-Nederland, 10-02-2016, nr. 3202235 UC EXPL 14-10518 aw/1370
ECLI:NL:RBMNE:2016:753
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
10-02-2016
- Zaaknummer
3202235 UC EXPL 14-10518 aw/1370
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2016:753, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 10‑02‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Huur standplaats voor een chalet op camping naam te Utrecht; verhuurder zegt de huur op in verband met renovatie van de camping; geen voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3202235 UC EXPL 14-10518 aw/1370
Vonnis van 10 februari 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bouwpro B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Bouwpro,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. J. van Ravenhorst,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. O.P. van der Linden .
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 23 september 2015
- -
de akte met producties van Bouwpro, gedateerd 24 november 2015
- -
de akte met producties A t/m C van [gedaagde] , gedateerd 2 december 2015
- -
de comparitie van partijen gehouden op 10 december 2015, waarvan aantekening is gehouden door de griffier
- -
de pleitnota van Bouwpro.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[camping] is gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . De grond waarop de camping is gelegen is eigendom van de gemeente Utrecht. Deze heeft de grond in erfpacht gegeven aan V.O.F. [VOF] , eigenaar van de camping.
2.2.
[gedaagde] huurt sinds 2000 van V.O.F. [VOF] een standplaats voor een chalet op [camping] . Op die standplaats, aangeduid met nummer [nummer] , bevond zich in 2000 al een chalet. [gedaagde] heeft dat chalet van de vorige eigenaar, tevens vorige huurder van die standplaats, gekocht voor een bedrag van f .130.000,00.
2.3.
De huur voor de standplaats wordt aan [gedaagde] jaarlijks, per seizoen gefactureerd. In het seizoen 1 april 2013 tot 1 april 2014 bedroeg de kale huur € 1.802,50.
2.4.
Bouwpro heeft de erfpacht van de grond waarop de camping is gelegen op 4 september 2013 gekocht van V.O.F. [VOF] . De levering heeft nog niet plaatsgevonden, omdat de voor de levering vereiste toestemming van de gemeente Utrecht nog niet is verkregen.
2.5.
V.O.F. [VOF] heeft met ingang van 1 april 2013 en tot aan de leveringsdatum van de erfpacht de camping, dat wil zeggen het perceel met opstallen, aan Bouwpro verhuurd. Bouwpro heeft de exploitatie van de camping per 1 april 2013 overgenomen. Zij is begonnen met een herstructurering van de camping.
2.6.
Op 27 september 2013 schrijft de heer [A] namens Bouwpro aan [gedaagde] :
““Zoals u wellicht reeds heeft vernomen, wordt de camping geherstructureerd en gerenoveerd. (…) Concreet betekent dit, dat de camping in de komende maanden – tevens – in twee fases wordt heringedeeld. De eerste fase van deze werkzaamheden zullen plaatsvinden in het gedeelte rondom de beheerderswoning en bij de ingang van de camping. Voor geïnteresseerden liggen de plannen voor de herindeling van de camping bij mij ter inzage.
De herindeling betekent ook dat uw huidige standplaats niet blijft bestaan. Derhalve zal ik met u voor uw huidige standplaats geen nieuwe gebruiksovereenkomst voor het seizoen 1 april 2014 tot 1 april 2015 aangaan. Voor zover rechtens vereist, zeg ik bij deze de (gebruiks)overeenkomst met u op per 1 april 2014. U dient uw standplaats c.q. jaarplaats per uiterlijk 1 april 2014 te hebben ontruimd en als zwarte grond te hebben opgeleverd.
U hoeft echter niet van de camping te vertrekken! Bij deze bied ik u een nieuwe standplaats c.q. jaarplaats aan. De eerste nieuwe standplaatsen worden op dit moment aangelegd en zullen binnen enkele weken gereed zijn. (…)
Ik bied u derhalve aan om in goed overleg met ondergetekende vóór 1 november 2013 een nieuwe standplaats c.q. jaarplaats te kiezen. De voorwaarden waaronder u de nieuwe standplaats kunt gebruiken, waaronder ook de verhuizing van uw huidige standplaats naar de nieuwe standplaats, zullen in goed overleg worden vastgelegd. Het doel is om de herstructurering voor alle partijen zo goed en soepel mogelijk te laten verlopen.
(…)”
2.7.
Bij brief van 29 januari 2014 bericht de gemachtigde van Bouwpro aan [gedaagde] :
“U huurt een standplaats op het campingterrein van [naam] . De standplaatshuur betreft een jaarlijkse (bepaalde) periode van 1 april tot en met 31 maart (van het opvolgende jaar). De standplaatshuur wordt (ook) gefactureerd van 1 april tot en met 31 maart. Derhalve eindigt de huidige gebruiksperiode van uw standplaats van rechtswege per 1 april 2014.
Opzegging huidige standplaats
Cliënte heeft u bij brief van 27 september 2013, voor zover rechtens vereist, de (huur)overeenkomst met betrekking tot de door u gebruikte standplaats opgezegd. U dient uw standplaats uiterlijk 1 april 2014 te hebben ontruimd en als zwarte grond te hebben opgeleverd. Deze opzegging dan wel huurontbinding vindt, onder andere, plaats op de volgende grond c.q. gronden: cliënte is genoodzaakt om de camping te herstructureren, te renoveren en opnieuw in te richten. Dit met het oog op een rendabele exploitatie van de camping, nu en in de toekomst. Op de locatie van uw huidige standplaats/chalet zijn centrale voorzieningen ten behoeve van de gehele camping gepland. Derhalve is het niet mogelijk uw huidige standplaats te behouden.
Cliënte bevestigt hierdoor de opzegging d.d. 27 september 2013 van de (huur)overeenkomst met betrekking tot de door u gebruikte standplaats dan wel ontbindt c.q. zegt zij de (huur)overeenkomst per heden op (wegens voorgenoemd(e) redenen). Tevens zegt zij u hierbij (nogmaals) de ontruiming van de standplaats aan tegen dinsdag 1 april 2014.
Ten slotte
Cliënte wil u middels dit schrijven nog eenmaal haar aanbod tot een nieuwe standplaats herhalen. Cliënte biedt u derhalve aan om in goed overleg met haar vóór 7 februari 2014 een nieuwe standplaats elders op het campingterrein te kiezen. De voorwaarden waaronder u de nieuwe locatie kunt gebruiken, waaronder ook de verhuizing van uw huidige standplaats naar de nieuwe standplaats, zullen in goed overleg worden vastgelegd. In ieder geval dient u een nieuwe overeenkomst met cliënte aan te gaan. Cliënte heeft u reeds aangeboden de kosten van het verhuizen naar een andere standplaats te vergoeden.(…)”
3. De vordering en het verweer
In conventie
3.1.
Bouwpro vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
- te verklaren voor recht dat de huurovereenkomst tussen V.O.F. [VOF] en [gedaagde] met betrekking tot standplaats nummer 2 is geëindigd dan wel ontbonden per 1 april 2014;
Subsidiair
- de tussen V.O.F. [VOF] en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot standplaats nummer [nummer] te ontbinden;
Primair en subsidiair
- -
[gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de standplaats te ontruimen en ontruimd te houden en aan Bouwpro ter beschikking te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 100.000,00;
- -
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
Bouwpro legt aan haar vorderingen ten grondslag primair dat partijen (telkens) een huurtermijn van 12 maanden zijn overeengekomen en dat de huurovereenkomst dus van rechtswege is geëindigd op 1 april 2014. Subsidiair stelt Bouwpro dat zij (al dan niet namens V.O.F. [VOF] ) de huurovereenkomst heeft opgezegd dan wel ontbonden middels haar brieven van 21 juni en 27 september 2013 en 29 januari 2014. De redenen van de opzegging/ontbinding zijn de renovatie van het campingterrein alsook de wanprestatie (wanbetaling) van [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
In reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert te verklaren voor recht dat de door Bouwpro in conventie ingestelde vorderingen zijn ingesteld namens V.O.F. [VOF] en dat Bouwpro naast de V.O.F. [VOF] en haar vennoten aansprakelijk is voor de gevolgen van de rechtshandelingen c.q. de ingestelde vorderingen, met veroordeling van Bouwpro in de proceskosten.
3.5.
[gedaagde] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij er belang bij heeft dat Bouwpro, wanneer het op schadevergoeding aankomt, zich niet achter [VOF] zal verschuilen, mocht deze geen partij blijken te zijn in de onderhavige procedure.
3.6.
Bouwpro voert verweer.
In voorwaardelijke reconventie
3.7.
[gedaagde] vordert, voor het geval de kantonrechter in conventie oordeelt dat de huurovereenkomst door opzegging is geëindigd of de kantonrechter deze ontbindt, te verklaren voor recht dat de opzegging van de huurovereenkomst slechts tot beëindiging leidt wanneer [gedaagde] wordt schadeloos gesteld voor zijn investering in het chalet en de overige inrichting van de standplaats; en daarbij te bepalen dat de ontruiming van de standplaats slechts kan geschieden nadat het vastgestelde c.q. overeengekomen schadebedrag zal zijn uitbetaald aan [gedaagde] en Bouwpro te veroordelen om aan [gedaagde] te betalen het bedrag van de door hem als gevolg van de beëindiging/opzegging geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van Bouwpro in de proceskosten.
3.8.
[gedaagde] legt aan zijn vordering ten grondslag dat sprake is van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarvoor de regel geldt dat deze in beginsel kan worden opgezegd, maar dat dit niet in alle gevallen tot beëindiging leidt. In de onderhavige situatie kan alleen worden opgezegd als sprake is van volledige schadeloosstelling van de huurder, zoals reeds is uitgewerkt in de jurisprudentie van het Hof Amsterdam en het Hof Den Haag. De schade van [gedaagde] als gevolg van de opzegging is immens. De investering voor de mooie plaats is in één keer waardeloos en er zijn enorme kosten aan het verplaatsen van het chalet verbonden. Zijn schade bedraagt ten minste € 160.000,00. Hij verzoekt de kantonrechter dan ook om aan een eventueel toe te wijzen ontruiming de voorwaarde te verbinden dat eerst ontruimd mag worden als de schadeloosstelling is betaald, om te voorkomen dat hij nog jaren op de vaststelling en uitbetaling van de schade moet wachten, waarbij hij het risico loopt dat Bouwpro zal failleren.
3.9.
Bouwpro voert verweer.
In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
3.10.
Op de inhoud van de wederzijdse standpunten van partijen zal, voor zover aan een beoordeling wordt toegekomen en voor zover voor de beoordeling van belang, in het hiernavolgende worden ingegaan.
4. De beoordeling
In conventie
Ontvankelijkheid Bouwpro
4.1.
[gedaagde] voert als meest verstrekkend verweer aan dat Bouwpro alleen als vertegenwoordiger van V.O.F. [VOF] haar vorderingen kan instellen, omdat niet Bouwpro, maar V.O.F. [VOF] partij is bij de onderhavige huurovereenkomst en het erfpachtsrecht nog niet aan Bouwpro is geleverd. Als dit anders is, moet Bouwpro volgens [gedaagde] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen.
4.2.
De kantonrechter constateert dat Bouwpro bij het instellen van de vordering te kennen heeft gegeven dat zij namens V.O.F. [VOF] optreedt, die haar schriftelijk heeft gemachtigd om ter zake van het onderhavige geschil in en buiten rechte op te treden. Zij verwijst naar de machtiging gedateerd 17 juni 2013, die zij als productie 3 bij dagvaarding in het geding heeft gebracht. Uit die schriftelijke machtiging, die door beide vennoten van V.O.F. [VOF] is ondertekend, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende dat Bouwpro inderdaad bevoegd is V.O.F. [VOF] in deze procedure te vertegenwoordigen. Bouwpro is dan ook ontvankelijk in haar vorderingen.
Kwalificatie overeenkomst
4.3.
[gedaagde] doet een beroep op de wettelijke huurbescherming bij woonruimte. Hij stelt dat sprake is van bebouwd onroerend goed, namelijk een standplaats met chalet. Het chalet kwalificeert als een (zelfstandige) woning. Huurrechtelijk moet het chalet worden gezien als een “zelf aangebrachte voorziening”.
Bouwpro heeft gemotiveerd betwist dat de wettelijke huurbescherming van toepassing is op de overeenkomst. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
4.4.
Vast staat dat het huurobject een stuk grond betreft, namelijk een standplaats voor een chalet. De standplaats kwalificeert als onbebouwd onroerend goed. Het plaatsen van een chalet op die standplaats maakt dat chalet nog niet tot huurobject. [gedaagde] betaalt aan V.O.F. [VOF] alleen huur voor de standplaats, niet ook voor het chalet. Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] eigenaar is van het chalet, dat hij van de vorige huurder van de standplaats heeft gekocht. Het huurobject betreft dus niet een gebouwde onroerende zaak, die als woonruimte is verhuurd (artikel 7:233 BW). Evenmin is het huurobject een standplaats voor een woonwagen, in de zin van de artikelen 7:235 en 236 BW. De dwingendrechtelijke huurbescherming bij woonruimte is dan ook niet van toepassing op de onderhavige huurovereenkomst (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30 juli 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5644).
Duur
4.5.
Bouwpro stelt primair dat de huurovereenkomst is gesloten (steeds) voor de bepaalde duur van één seizoen en dat deze daarom per 1 april 2014 van rechtswege is geëindigd. Zij wijst erop dat de huur jaarlijks, per seizoen wordt gefactureerd.
Volgens [gedaagde] is de huurovereenkomst gesloten voor onbepaalde tijd.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat enkel uit het feit dat de huur jaarlijks, per seizoen wordt gefactureerd niet kan volgen dat elk jaar een nieuwe huurovereenkomst voor de bepaalde tijd van één seizoen wordt gesloten. Dat dit het geval zou zijn ligt ook niet bepaald voor de hand gelet op de aard van het huurobject: een standplaats voor een chalet. Zowel het plaatsen als het verwijderen van een chalet brengt aanzienlijke inspanning en kosten met zich. Een einde van de huur van rechtswege, telkens aan het einde van het seizoen, valt daarmee niet te rijmen. Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] zich sinds 2000 aan het einde van elk seizoen heeft gemeld bij V.O.F. [VOF] , met het verzoek de standplaats ook het komende seizoen te mogen huren. Evenmin heeft V.O.F. [VOF] jaarlijks een huurcontract (ter ondertekening) doen toekomen (zoals in HR 8 januari 1999, NJ 1999, 495, Oostenrijkse zomerwoningen, het geval was). V.O.F. [VOF] heeft aan [gedaagde] jaarlijks een factuur toegezonden voor de huur en [gedaagde] heeft deze betaald. Beide partijen zijn er aldus kennelijk steeds van uitgegaan dat de huur wordt voortgezet, behoudens tegenbericht. Bouwpro heeft haar stelling dat de huur is gesloten voor de bepaalde duur van één seizoen onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter aanvaardt daarom als juist dat sprake is van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Opzegging
4.7.
De huur voor onbepaalde tijd aangegaan eindigt door opzegging. Als de huur betrekking heeft op een onroerende zaak die noch woonruimte, noch bedrijfsruimte is, dient de opzegging te geschieden tegen een voor huurbetaling overeengekomen dag, op een termijn van tenminste een maand (artikel 7:228 BW). Dit betekent dat V.O.F. [VOF] de huur van de standplaats – in beginsel – heeft kunnen opzeggen. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen echter meebrengen dat de opzegging, in de concrete omstandigheden van het geval, alleen tot het beoogde rechtsgevolg kan leiden als voor die opzegging een voldoende zwaarwegende grond bestaat. Ook kan uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien dat de opzeggende partij zijn wederpartij schadeloos dient te stellen, als hij van zijn opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt (HR 29 juni 2012, NJ 2012, 411, [naam] /Berregratte).
4.8.
De kantonrechter overweegt dat het huurobject in dit geval een standplaats is, die is bestemd voor een chalet. Het is een feit van algemene bekendheid dat een chalet niet eenvoudig, zonder noemenswaardige kosten te verplaatsen is. Bij de aanvang van de huur was het chalet al op de standplaats aanwezig. [gedaagde] heeft het chalet met medeweten en instemming van de verhuurder overgenomen van de vorige huurder, tegen een niet geringe koopprijs. Het chalet is dan ook gelegen op een unieke locatie, namelijk vlak aan het water. [gedaagde] heeft in de gegeven omstandigheden mogen verwachten dat de verhuurder, zolang [gedaagde] aan zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst voldoet, van zijn opzeggingsbevoegdheid geen gebruik zou maken, behoudens in het geval hij een zwaarwegend belang heeft bij het einde van de huur. In die gerechtvaardigde verwachting heeft [gedaagde] in de loop der jaren in de locatie geïnvesteerd, zoals blijkt uit de door hem overgelegde foto’s.
4.9.
De reden voor de opzegging van de huur door V.O.F. [VOF] is dat zij de camping heeft verhuurd aan Bouwpro, die de exploitatie van haar heeft overgenomen en met de bedoeling dat Bouwpro op termijn eigenaar van de camping wordt. Bouwpro is begonnen met een grondige renovatie van het campingterrein. Ter comparitie heeft Bouwpro toegelicht dat de Gemeente de renovatieplannen heeft goedgekeurd. De Gemeente heeft daarbij als eis gesteld dat 1,3 ha voor recreatief verblijf (kampeerterrein en algemene voorzieningen) bestemd moet worden. Het gedeelte van het terrein waar het chalet van [gedaagde] is gelegen is volgens de plannen van Bouwpro bestemd voor de algemene voorzieningen, zoals het restaurant met terras en speeltuin, parkeerplaatsen en de brandweerplaats. Op de plek waar het chalet van [gedaagde] staat moet de speeltuin komen. Het chalet kan daar volgens Bouwpro in geen geval blijven staan, omdat [gedaagde] vanuit het chalet direct het restaurant in zou kunnen kijken en vice versa, hetgeen de exploitatie van het restaurant zeer nadelig zou beïnvloeden. Daarnaast heeft Bouwpro aangevoerd dat het chalet is gelegen bij de ingang van de camping en dat een en ander een verwaarloosde, rommelige indruk maakt. Dit doet af aan de aantrekkelijkheid van de camping, aldus Bouwpro.
4.10.
De kantonrechter overweegt dat V.O.F. [VOF] de camping aan Bouwpro heeft verkocht – en tot aan de levering verhuurd – in de wetenschap dat de betreffende standplaats sinds 2000 is verhuurd aan [gedaagde] . V.O.F. [VOF] en Bouwpro hebben daar bij het maken van de renovatieplannen rekening mee kunnen houden. Bouwpro heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat het noodzakelijk is dat de speeltuin wordt gerealiseerd exact op de plek van het chalet en dat daarvoor geen andere plek, binnen het betreffende gebied van 1,3 ha, kan worden gebruikt. Niet is gesteld of gebleken dat zij ook maar heeft nagedacht over een andere oplossing. Zij heeft niet geconcretiseerd dat een andere locatie van de speeltuin, waarbij de standplaats van [gedaagde] behouden blijft, in strijd zou zijn met de door haar genoemde factoren, zoals het geldende bestemmingsplan, de Flora- en Faunawet, overige regelgeving of de erfpachtvoorwaarden. Zij heeft zich nog beroepen op een door haar overgelegde brief van de Gemeente van 16 juli 2013, maar zij heeft niet toegelicht waarom uit deze brief zou blijken dat een andere locatie voor de speeltuin niet mogelijk is of waarom uit die brief volgt dat het chalet van [gedaagde] niet op zijn plek kan blijven staan. Dat het chalet van [gedaagde] afdoet aan de aantrekkelijkheid van de camping, omdat het bij de ingang staat en een verwaarloosde indruk maakt, heeft Bouwpro niet met foto’s of anderszins onderbouwd. [gedaagde] daarentegen heeft foto’s in het geding gebracht van een verzorgd en goed onderhouden chalet. Voorts valt niet in te zien waarom de inkijk vanuit het nieuwe restaurant niet kan worden voorkómen door het plaatsen van een schutting of haag. Gelet op de unieke, vrije en zonnige ligging aan het water is het alternatief dat Bouwpro [gedaagde] heeft aangeboden elders op het terrein naar het oordeel van de kantonrechter niet aan te merken als een redelijk alternatief, ook niet als Bouwpro de kosten van de verplaatsing op zich neemt, mede in aanmerking genomen dat Bouwpro (ten tijde van de opzegging) heeft geëist dat [gedaagde] een nieuwe huurovereenkomst sluit, met andersluidende, voor hem ongunstiger voorwaarden. Bouwpro kan als grond voor de opzegging dan ook niet aanvoeren dat [gedaagde] een redelijk aanbod tot het sluiten van een nieuwe huurovereenkomst heeft geweigerd.
4.11.
Geconcludeerd wordt dat de opzegging van de huur door Bouwpro namens V.O.F. [VOF] , wegens het ontbreken van een voldoende zwaarwegende grond, in de gegeven omstandigheden niet tot het einde van de huur kan leiden. De primair gevorderde verklaring voor recht dat de huurovereenkomst is geëindigd zal worden afgewezen, evenals de primair gevorderde ontruiming van de standplaats.
Ontbinding
4.12.
Bouwpro heeft nog aangevoerd dat [gedaagde] een achterstand heeft laten ontstaan in de betaling van de huur en de bijkomende kosten. [gedaagde] heeft echter onbetwist gesteld dat de huur en de bijkomende kosten, op verzoek van Bouwpro zelf, worden verrekend met hetgeen Bouwpro aan [gedaagde] is verschuldigd op grond van een eerder tussen partijen gewezen vonnis. De door Bouwpro primair gevorderde verklaring voor recht dat de huurovereenkomst is ontbonden en de subsidiair gevorderde ontbinding wegens het bestaan van een betalingsachterstand en de ontruiming van de standplaats, zullen eveneens worden afgewezen.
Proceskosten
4.13.
Bouwpro is in het ongelijk gesteld. Zij wordt daarom veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de datum van dit vonnis begroot op € 450,00 salaris gemachtigde (3 punten x het tarief van € 150,00; 1 punt conclusie van antwoord, 1 punt conclusie van dupliek, 1 punt comparitie).
In reconventie
4.14.
[gedaagde] vordert voor recht te verklaren dat Bouwpro haar vorderingen in conventie heeft ingesteld namens V.O.F. [VOF] . Hij heeft bij die vordering echter geen belang, omdat partijen daarover niet van mening verschillen. Bouwpro stelt immers zelf dat zij door V.O.F. [VOF] is gemachtigd om de onderhavige procedure namens haar te voeren. De kantonrechter verwijst naar hetgeen hiervoor in conventie, onder r.o. 4.2. is overwogen.
4.15.
Daarnaast vordert [gedaagde] om te verklaren voor recht dat Bouwpro naast V.O.F. [VOF] en haar beide vennoten aansprakelijk is voor “de gevolgen van de rechtshandelingen c.q. de ingestelde vorderingen”. Hij wenst zeker te stellen dat Bouwpro zich niet achter V.O.F. [VOF] zal kunnen verschuilen als het op betalen van schadevergoeding aankomt, mocht V.O.F. [VOF] geen partij blijken te zijn in deze procedure.
4.16.
Ook dit deel van de vordering is niet toewijsbaar. Dit volgt reeds uit het rechtskarakter van volmacht. De door Bouwpro binnen de grenzen van haar bevoegdheid in naam van V.O.F. [VOF] verrichte rechtshandelingen treffen in haar gevolgen V.O.F. [VOF] en dus niet Bouwpro (artikel 3:66 BW). Bouwpro staat jegens [gedaagde] in voor het bestaan en de omvang van de volmacht (artikel 3:70 BW). Daarnaast heeft [gedaagde] bij zijn vordering geen belang, omdat de vorderingen van Bouwpro in conventie zullen worden afgewezen.
4.17.
Gelet op de nauwe samenhang met de vordering van Bouwpro in conventie worden de proceskosten in reconventie gecompenseerd.
In voorwaardelijke reconventie
4.18.
[gedaagde] heeft zijn eis in reconventie deels voorwaardelijk ingesteld, namelijk voor het geval de kantonrechter in conventie oordeelt dat de huurovereenkomst is beëindigd dan wel de huurovereenkomst door de kantonrechter wordt ontbonden.
Nu aan die voorwaarde niet is voldaan, komt de kantonrechter aan dit deel van de vordering van [gedaagde] niet toe.
5. De beslissing
De kantonrechter:
In conventie
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Bouwpro tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 450,00 aan salaris gemachtigde;
In reconventie
5.3.
wijst de vordering af;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
In voorwaardelijke reconventie
5.5.
verstaat dat aan de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld, niet is voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2016.