Rb. Utrecht, 09-11-2012, nr. 16/655465-12
ECLI:NL:RBUTR:2012:BY2951
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
09-11-2012
- Zaaknummer
16/655465-12
- LJN
BY2951
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2012:BY2951, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 09‑11‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 09‑11‑2012
Inhoudsindicatie
In beginsel kan een rechterlijke beslissing pas ten uitvoer gelegd worden als die in kracht van gewijsde is gegaan. Door aanwending van een rechtsmiddel wordt de tenuitvoerlegging meestal geschorst of opgeschort. Die schorsende of opschortende werking geldt echter niet, gelet op het derde lid van artikel 557 van het Wetboek van Strafvordering, voor bevelen bij vonnis verleend, die dadelijk uitvoerbaar zijn. Artikel 14fa van het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de bevoegdheid om de dadelijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden te bevelen.
Partij(en)
RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/655465-12
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het wetboek van strafrecht.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1962],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
- 1.
De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- -
het vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Utrecht d.d. 18 juni 2012;
- -
de vordering voorlopige tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling (bijz. voorwaarden) ex artikel 14fa van het Wetboek van Strafrecht, ongedateerd;
- -
het proces-verbaal van verhoor van veroordeelde d.d. 5 oktober 2012 opgemaakt door de rechter-commissaris;
- -
het bevel voorlopige tenuitvoerlegging van de rechter-commissaris d.d. 5 oktober 2012;
- -
de vordering van de officier van justitie d.d. 8 oktober 2012;
- -
de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door diens raadsman mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht.
- 2.
De beoordeling.
Aan veroordeelde is bij voormeld vonnis een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van negen maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan vier en een halve maand voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Reclassering Nederland, ook als deze inhouden dat verdachte zich laat behandelen bij een forensische polikliniek, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, dat verdachte zich binnen vijf dagen na vrijlating meldt bij Reclassering Nederland locatie Utrecht, zo frequent als de reclassering dat nodig acht en dat verdachte op geen enkele wijze direct en/of indirect contact legt met [A], [B] en [C]. De rechtbank heeft eveneens (conform artikel 14fa van het Wetboek van Strafrecht) bepaald dat deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Het vonnis is nog niet in hoger beroep behandeld en is daarom nog niet onherroepelijk geworden.
Blijkens inlichtingen van de Politie Utrecht d.d. 4 oktober 2012 heeft veroordeelde zich niet gehouden aan laatstgenoemde bijzondere voorwaarde. Opgemaakt is een ambtsedig proces-verbaal, waaruit blijkt dat de veroordeelde wel degelijk contact heeft opgenomen met de familie [A+B]. Bij aanvullend proces-verbaal van de Politie Utrecht d.d. 22 oktober 2012 is gerelateerd dat de veroordeelde ook vanuit de Penitentiaire Inrichting waarin hij zich inmiddels bevond is doorgegaan met het versturen van kaarten aan de familie [A+B]. De officier van justitie heeft om deze redenen de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde straf gevorderd.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, nu het onderliggende vonnis nog niet onherroepelijk is en aldus de wettelijke basis tot tenuitvoerlegging ontbreekt. Hij heeft hierbij gewezen op artikel 557 van het Wetboek van Strafvordering, waaruit volgt dat – voor zover niet anders is bepaald – geen beslissing ten uitvoer mag worden gelegd, zolang daar nog niet onherroepelijk op is beslist. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat zijn cliënt vooral patiënt is en dat de vordering dient te worden toegewezen in zoverre dat de verdachte thans dient vrij te komen, met afwijzing voor het overige, zodat de bijzondere voorwaarden en daarmee het hulpverleningskader blijven bestaan.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat, gelet op de Memorie van Toelichting op het per 1 april 2012 ingevoerde artikel 14fa van het Wetboek van Strafrecht, alles er op wijst dat in een zaak als de onderhavige de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel kan worden gevorderd, óók als het vonnis nog niet onherroepelijk is. De officier van justitie heeft voor het overige ter zitting gepersisteerd in haar vordering, waarbij zij heeft opgemerkt dat zij zich het recht voorbehoudt om verdachte te vervolgen voor de feiten die in de stukken, dienende ter onderbouwing van de vordering, naar voren komen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
In beginsel kan een rechterlijke beslissing pas ten uitvoer gelegd worden als die in kracht van gewijsde is gegaan. Door aanwending van een rechtsmiddel wordt de tenuitvoerlegging meestal geschorst of opgeschort. Die schorsende of opschortende werking geldt echter niet, gelet op het derde lid van artikel 557 van het Wetboek van Strafvordering, voor bevelen bij vonnis verleend, die dadelijk uitvoerbaar zijn. Artikel 14fa van het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de bevoegdheid om de dadelijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden te bevelen. Dat is in deze zaak ook gebeurd: de meervoudige kamer heeft bij vonnis van 18 juni 2012 de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevolen. Ook de aan de overige procedurele vereisten van artikel 14fa van het Wetboek van Strafrecht is voldaan.
Het primaire verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd een bijzondere voorwaarde van voornoemd vonnis meermalen heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Een gehele tenuitvoerlegging is, gelet op de stelselmatigheid van de overtredingen van de bijzondere voorwaarden, ook te billijken. De rechtbank zal de vordering echter niet in haar geheel toewijzen. Een gedeeltelijke tenuitvoerlegging is passend, omdat de veroordeelde hierdoor wel de beoogde consequentie van het niet voldoen aan de opgelegde voorwaarden ondervindt, maar er tegelijk een voorwaardelijk strafdeel overblijft, waardoor er voor de veroordeelde bijzondere voorwaarden blijven gelden gedurende de resterende proeftijd. De veroordeelde krijgt zo (andermaal) de gelegenheid om te laten zien dat hij zich aan de aan hem gestelde voorwaarden kan houden, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard te zullen doen. De rechtbank zal gelasten dat een gedeelte groot drie maanden zal worden ten uitvoer gelegd.
Daarbij zal in acht genomen moeten worden dat de termijn van (voorlopige) tenuitvoerlegging is gaan lopen op 5 oktober 2012.
- 3.
De beslissing.
De rechtbank gelast dat een gedeelte groot drie maanden van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 4,5 maand, die bij vonnis d.d. 18 juni 2012 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/655465-12, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank bepaalt dat de vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 14fa van het Wetboek van Strafrecht geheel in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Zij wijst de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie d.d. 8 oktober 2012 voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.E. Somsen, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en mr. D.A.C. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.H. Balk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 november 2012.