Rb. Leeuwarden, 04-05-2010, nr. AWB 09/2329
ECLI:NL:RBLEE:2010:BM3360
- Instantie
Rechtbank Leeuwarden
- Datum
04-05-2010
- Magistraten
Mr. P.G. Wijtsma
- Zaaknummer
AWB 09/2329
- LJN
BM3360
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ziektekosten (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLEE:2010:BM3360, Uitspraak, Rechtbank Leeuwarden, 04‑05‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑05‑2010
Inhoudsindicatie
Wet op de zorgtoeslag. Herziening en terugvordering zorgtoeslag. Zorgverzekering in de zin van de Zorgverzekeringswet.
Mr. P.G. Wijtsma
Partij(en)
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2010 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiseres (hierna: [X]),
gemachtigde: mr. J.J. Achterveld, advocaat te Leeuwarden,
en
de Belastingdienst/Toeslagen,
gevestigd te Utrecht,
verweerder (hierna: de Belastingdienst),
gemachtigde: drs. L.A.N. Veeren, werkzaam bij de Belastingdienst.
Procesverloop
Bij brief van 11 augustus 2009 heeft de Belastingdienst [X] mededeling gedaan van een besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Wet op de zorgtoeslag (Wzt). Tegen dit besluit heeft [X] beroep aangetekend. De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 22 maart 2010. [X] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De Belastingdienst heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Motivering
Feiten
1.
Bij besluit van 30 juni 2009 heeft de Belastingdienst [X] bericht dat zij alsnog over 2007 geen recht heeft op de zorgtoeslag die haar over dat jaar is toegekend tot een bedrag van € 433,00, omdat zij ten onrechte niet tegen ziektekosten volgens de Zorgverzekeringswet (Zvw) is verzekerd. Zij moet de belastingdienst dus € 433,00 terugbetalen. Bij het bestreden besluit heeft de Belastingdienst het bezwaar van [X] tegen het besluit van 30 juni 2009 kennelijk ongegrond verklaard.
Geschil
2.1
De belastingdienst stelt zich op het standpunt dat [X] over het jaar 2007 weliswaar verzekerd was voor ziektekosten, maar dat hierbij geen sprake was van een zorgverzekering in de zin van de Zvw. Daarvan kan namelijk pas worden gesproken als een verzekeringsplichtige zich bij een zorgverzekeraar heeft laten verzekeren en die verzekering ook voldoet aan hetgeen daarover in of op grond van de Zvw is geregeld. Dat de zorgverzekering van [X] hieraan niet voldoet blijkt uit de standaardbrief van VPZ Assuradeuren die met het polisblad over 2007 aan iedere verzekerde is gestuurd. Ook de premie is veel lager dan gebruikelijk voor een verplichte zorgverzekering conform de Zvw.
2.2
[X] heeft aangevoerd dat haar ziektekostenverzekering in 2007 wel degelijk aan de criteria van de Zvw voldoet. Een lage premie impliceert naar haar mening nog niet dat er geen sprake is van een relevante zorgverzekering.
Formele overweging
3.1.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. In artikel 36 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is voorts bepaald dat in afwijking van artikel 6:8 van de Awb de termijn voor het instellen van beroep tegen een uitspraak op bezwaar aanvangt op de dag na die van dagtekening van de uitspraak, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking.
3.2
Nu het bestreden besluit gedateerd is op 11 augustus 2009, is de beroepstermijn van zes weken in beginsel begonnen op 12 augustus 2009 en geëindigd op 22 september 2009. Dat betekent in beginsel dat het beroepschrift, dat [X] op 23 september 2009 heeft opgesteld en opgestuurd, te laat is ingediend. De Belastingdienst heeft evenwel niet kunnen aantonen dat het bestreden besluit daadwerkelijk op 11 augustus 2009 is verstuurd. Verzending heeft niet aangetekend plaatsgevonden. Desgevraagd heeft de Belastingdienst slechts een computerprint kunnen overleggen waaruit blijkt dat het bestreden besluit in haar systeem voor het laatst op 11 augustus 2009 is gewijzigd en opgeslagen. Van een verzendadministratie, waaruit blijkt dat het bestreden besluit op 11 augustus 2009 daadwerkelijk op de post is gedaan, is de rechtbank niet gebleken. Onder deze omstandigheden kan zij niet vaststellen dat de beroepstermijn al op 12 augustus 2009 is aangevangen, zodat zij aanleiding ziet [X] het voordeel van de twijfel te geven. Haar beroepschrift is ontvankelijk.
Inhoudelijke overwegingen
4.1
Blijkens artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wzt wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen, tenzij anders is geregeld, onder zorgverzekering verstaan: de schadeverzekering, bedoeld in artikel 1, onder d, van de Zvw.
4.2
Blijkens dat laatste artikel wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder zorgverzekering verstaan: een tussen een zorgverzekeraar en een verzekeringnemer ten behoeve van een verzekeringsplichtige gesloten schadeverzekering, die voldoet aan hetgeen daarover bij of krachtens deze wet is geregeld, en waarvan de verzekerde prestaties het bij of krachtens deze wet geregelde niet te boven gaan. Volgens onderdeel e van het eerste lid van dit artikel wordt voorts onder verzekeringsplichtige verstaan: degene die op grond van artikel 2 verplicht is zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren of te laten verzekeren. In artikel 2, eerste lid, van de Zvw is bepaald dat degene die ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de daarop gebaseerde regelgeving van rechtswege verzekerd is, verplicht is zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren of te laten verzekeren tegen het in artikel 10 bedoelde risico.
4.3
Blijkens artikel 10 van de Zvw is het krachtens de zorgverzekering te verzekeren risico de behoefte aan:
- a.
geneeskundige zorg, waaronder de integrale eerstelijnszorg zoals die door huisartsen en verloskundigen pleegt te geschieden;
- b.
mondzorg;
- c.
farmaceutische zorg;
- d.
hulpmiddelenzorg;
- e.
verpleging;
- f.
verzorging, waaronder de kraamzorg;
- g.
verblijf in verband met geneeskundige zorg;
- h.
vervoer in verband met het ontvangen van zorg of diensten als bedoeld in de onderdelen a tot en met g, dan wel in verband met een aanspraak op grond van de AWBZ.
4.4
Zoals ter zitting nader is gebleken, is niet in geschil dat [X] in de in geding zijnde periode in Nederland woonde, op grond daarvan van rechtswege verzekerd was voor de AWBZ en daarom verplicht was zich te verzekeren tegen het in artikel 10 van de Zvw bedoelde risico. De vraag die voorligt is dus of de Studentenpolis van [X] voldoet aan de voorwaarde dat het gaat om een zorgverzekering die de in artikel 10 van de Zvw opgesomde risico's verzekert. Eerst dan heeft [X] recht op een toeslag ingevolge de Wzt.
4.5
Uit onderdeel I van de ‘Verzekeringsvoorwaarden Studentenpolis 2007’, behorend bij de ziektekostenverzekering die [X] voor 2007 heeft afgesloten, blijkt, dat tot het standaardpakket behoren onder meer ziekenhuisverpleging (2.1), revalidatie en dagverpleging (2.2) poliklinische specialistische hulp (2.4), bevalling en kraamzorg (2.7 ), tandheelkundige hulp (2.8), ziekenvervoer (2.9), hulpmiddelen (2.10) en farmaceutische hulp (2.11). Voorts blijkt uit deze voorwaarden dat de huisartsenhulp niet in het standaardpakket is verzekerd, maar via een aanvullende verzekering kan worden bijverzekerd (onderdeel II van de voorwaarden). Uit het enkele gegeven dat de huisartsenhulp volgens deze voorwaarden niet in het standaardpakket zit, kan echter niet de conclusie worden getrokken dat de verzekering van [X] geen ziektekostenverzekering is die voldoet aan artikel 10 van de Zvw. Uit het polisblad blijkt namelijk uitdrukkelijk dat zij verzekerd is op grond van een basisverzekering inclusief huisarts (met daarnaast als aanvullende verzekering een Tandartsverzekering Studenten).
4.6
De rechtbank is van oordeel dat het polisblad het bewijs is van de verzekeringsovereenkomst tussen [X] en VPZ Assuradeuren. Aan de inhoud van die overeenkomst moet de doorslag worden gegeven boven een document met standaardvoorwaarden, waarnaar de polis weliswaar verwijst, maar die kennelijk niet op haar situatie van toepassing zijn. Daarom kan in dit verband ook geen doorslaggevende waarde worden gehecht aan de begeleidende brief, waarmee VPZ Assuradeuren de polis aan [X] heeft gestuurd. De rechtbank kan evenmin enig belang hechten aan de clausule in de standaardvoorwaarden, op grond waarvan [X] verplicht is onder meer mededeling te doen van het van kracht worden van een verzekering (9). Immers, daarmee is nog niet gezegd dat haar studentenpolis niet aan de voorwaarden van de Zvw voldoet: niet poliswaarden maar de wettelijke eisen bepalen wat een zorgverzekering in de zin van de Zvw is en wat niet.
4.7
[X] heeft ten slotte blijkens de stukken die zij op 9 maart 2010 aan de rechtbank heeft ingezonden, in 2007 aan premie zorgverzekering € 74,34 per maand betaald, een bedrag dat de rechtbank voor één, jeugdig, persoon niet als bijzonder laag voorkomt.
4.8
De rechtbank is al met al van oordeel dat de polis van [X] een ziektekostenverzekering betreft die voldoet aan artikel 10 van de Zvw. Zij zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit wegens strijd met de Wzt vernietigen. Voorts zal de rechtbank onder toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit van 30 juni 2009 te herroepen.
4.9
Met toepassing van artikel 8:75 van de Awb veroordeelt de rechtbank de Belastingdienst in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht bedragen de proceskosten van [X] € 322,00 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (verschijnen ter zitting één punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,00).
Beslissing
De rechtbank:
- —
verklaart het beroep gegrond;
- —
vernietigt het bestreden besluit;
- —
herroept het primaire besluit van 30 juni 2009 en bepaalt dat deze uitspraak daarvoor in de plaats treedt;
- —
bepaalt dat de Belastingdienst het griffierecht ad € 41,00 aan [X] terugbetaalt;
- —
veroordeelt de Belastingdienst tot vergoeding van de proceskosten van [X] tot een bedrag van € 322,00.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B.M. van der Doef als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2010.
w.g. B.M. van der Doef
w.g. P.G. Wijtsma
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 juncto artikel 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.