NJ 1921, p. 665
Beleediging bij geschrifte. Klacht.
HR 04-04-1921, ECLI:NL:HR:1921:91
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 april 1921
- Magistraten
Voorzitter: Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman. Raden: Mrs. H. Hesse, H. M. A. Savelberg, Jhr. P. L. van Meeuwen en B. Ort.
- Zaaknummer
[04041921/NJ_1921,_p._665]
- Conclusie
Mr. Besier
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS148949:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1921:91, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑04‑1921
- Wetingang
Essentie
Beleediging bij geschrifte. Klacht.
Samenvatting
Uit het vonnis behoeft niet te blijken of een klacht binnen den bij art. 66 Sr. gestelden termijn is ingediend.
Art. 269 Sr. verplicht den Officier van Justitie geenszins, om, nadat een klacht bij hem is ingekomen, al wat door den klager beledigend wordt geacht, aan de vervolging ten grondslag te leggen.
Art. 266 Sr. vordert niet, dat de beleediging zij aangedaan door een geschrift in zijn geheel beschouwd, doch het is voldoende, dat de beleediging zij geschied ineengeschrift, onverschillig of de inhoud daarvan zich hiertoe beperkt, dan wel nog meer omvat. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.