Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 910/2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 17-09-2014
- Bronpublicatie:
23-07-2014, PbEU 2014, L 257 (uitgifte: 28-08-2014, regelingnummer: 910/2014)
- Inwerkingtreding
17-09-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-07-2014, PbEU 2014, L 257 (uitgifte: 28-08-2014, regelingnummer: 910/2014)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Informatierecht / Europees informatierecht
Privacy / Internationaal gegevensverkeer
Informatierecht / ICT-recht
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG
Het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Het opbouwen van vertrouwen in de online-omgeving is essentieel voor economische en sociale ontwikkeling. Een gebrek aan vertrouwen, met name ten gevolge van een ogenschijnlijk gebrek aan rechtszekerheid, leidt ertoe dat consumenten, bedrijven en overheden aarzelen om transacties elektronisch uit te voeren en van nieuwe diensten gebruik te maken.
- (2)
Deze verordening heeft tot doel het vertrouwen in elektronische transacties in de interne markt te vergroten door te voorzien in een gemeenschappelijke grondslag voor veilige elektronische interactie tussen burgers, bedrijven en overheden, en bijgevolg ook de doeltreffendheid van publieke en private onlinediensten, e-business en elektronische handel in de Unie te verhogen.
- (3)
Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) had betrekking op elektronische handtekeningen zonder een uitgebreid grens- en sectoroverschrijdend kader te bieden voor veilige, betrouwbare en gebruiksvriendelijke elektronische transacties. Deze verordening voorziet in een versterking en uitbreiding van de verworvenheden van die richtlijn.
- (4)
In de mededeling van de Commissie van 26 augustus 2010 met de titel ‘Een digitale Agenda voor Europa’ werden de fragmentatie van de digitale markt, het gebrek aan interoperabiliteit en de toename van cybercriminaliteit aangewezen als de grootste belemmeringen voor de opkomst van de digitale economie. In haar verslag over het EU-burgerschap 2010 ‘Het wegnemen van de belemmeringen voor de rechten van EU-burgers’ benadrukt de Commissie verder de noodzaak van het oplossen van de belangrijkste problemen die de burgers van de Unie verhinderen ten volle gebruik te maken van de voordelen van een digitale eengemaakte markt en grensoverschrijdende digitale diensten.
- (5)
In zijn conclusies van 4 februari 2011 en 23 oktober 2011 heeft de Europese Raad de Commissie verzocht tegen 2015 een digitale eengemaakte markt te creëren om snelle vorderingen te maken op sleutelgebieden van de digitale economie en om een volledig geïntegreerde digitale eengemaakte markt te bevorderen door het grensoverschrijdend gebruik van onlinediensten te vergemakkelijken, met bijzondere aandacht voor de facilitering van veilige elektronische identificatie en authenticatie.
- (6)
In zijn conclusies van 27 mei 2011 heeft de Raad de Commissie verzocht bij te dragen tot de digitale interne markt door de juiste voorwaarden te scheppen voor de wederzijdse erkenning van cruciale mogelijkheden scheppende voorzieningen over de grenzen heen, zoals elektronische identificatie, elektronische documenten, elektronische handtekeningen en elektronische leveringsdiensten en voor interoperabele e-overheidsdiensten in de gehele EU.
- (7)
In zijn resolutie van 21 september 2010 over de voltooiing van de interne markt voor e-handel (4) heeft het Europees Parlement het belang onderstreept van de veiligheid van elektronische diensten, vooral van elektronische handtekeningen, en van de noodzaak om een publieke sleutelinfrastructuur op pan-Europees niveau te creëren, en heeft de Commissie verzocht een toegangspoort voor Europese valideringsinstanties op te zetten om de grensoverschrijdende interoperabiliteit van elektronische handtekeningen te waarborgen en de veiligheid van transacties via internet te verhogen.
- (8)
Bij Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) wordt van de lidstaten vereist dat zij ‘één-loketten’ opzetten zodat alle procedures en formaliteiten betreffende de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit eenvoudig, op afstand en met elektronische middelen, via het juiste één-loket en met de juiste instanties kunnen worden afgewikkeld. Veel onlinediensten die via één-loketten toegankelijk zijn, vergen elektronische identificatie, authenticatie en een elektronische handtekening.
- (9)
In de meeste gevallen kunnen burgers hun elektronische identificatie niet gebruiken om zich te authenticeren in een andere lidstaat omdat de nationale stelsels voor elektronische identificatie van hun land niet erkend worden in andere lidstaten. Door deze elektronische belemmering kunnen dienstverleners de voordelen van de interne markt niet ten volle benutten. Wederzijds erkende elektronische identificatiemiddelen zullen het grensoverschrijdend verlenen van talrijke diensten op de interne markt faciliteren en bedrijven in staat stellen op een grensoverschrijdende basis activiteiten te ondernemen zonder daarbij veel belemmeringen te ondervinden in hun contacten met overheidsinstanties.
- (10)
In Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) wordt een netwerk van voor e-gezondheid verantwoordelijke nationale autoriteiten opgezet. Om de veiligheid en de continuïteit van grensoverschrijdende gezondheidszorg te verbeteren, moet het netwerk richtsnoeren opstellen voor de grensoverschrijdende toegang tot elektronische gezondheidsgegevens en -diensten, ook door het ondersteunen van ‘gemeenschappelijke identificatie- en authenticatiemaatregelen, teneinde de overdraagbaarheid van gegevens bij grensoverschrijdende gezondheidszorg te bevorderen’. De wederzijdse erkenning van elektronische identificatie en authenticatie is essentieel om voor de Europese burger grensoverschrijdende gezondheidszorg realiteit te maken. Wanneer mensen voor een behandeling naar het buitenland reizen, moeten hun medische gegevens in het land van behandeling toegankelijk zijn. Dat vergt een degelijk, veilig en betrouwbaar kader voor elektronische identificatie.
- (11)
Deze verordening dient te worden toegepast in volledige overeenstemming met de beginselen inzake de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (7). In dit verband en met inachtneming van het bij deze verordening vastgelegde beginsel inzake wederzijdse erkenning, mag authenticatie voor een onlinedienst alleen betrekking hebben op de verwerking van die identificatiegegevens die toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn om toegang tot die onlinedienst te verlenen. Voorts moeten de in Richtlijn 95/46/EG gestelde eisen inzake vertrouwelijkheid en beveiliging van de verwerking worden geëerbiedigd door de verleners van vertrouwensdiensten en het toezichthoudend orgaan.
- (12)
Een van de doelstellingen van deze verordening is het wegnemen van bestaande belemmeringen voor het grensoverschrijdende gebruik van elektronische identificatiemiddelen die in de lidstaten worden gebruikt om daarmee ten minste ten behoeve van publieke diensten te authenticeren. Deze verordening heeft niet tot doel systemen voor elektronisch identiteitsbeheer en bijbehorende infrastructuren in de lidstaten te beïnvloeden. Het doel van deze verordening is te waarborgen dat veilige elektronische identificatie en authenticatie voor de toegang tot grensoverschrijdende onlinediensten van de lidstaten mogelijk is.
- (13)
De lidstaten moeten de vrijheid behouden om ten behoeve van elektronische identificatie middelen voor toegang tot onlinediensten te gebruiken of in te voeren. De lidstaten moeten ook kunnen beslissen of zij de private sector bij het aanbieden van deze middelen wensen te betrekken. De lidstaten dienen niet te worden verplicht hun stelsels voor elektronische identificatie aan de Commissie te melden. Het staat de lidstaten vrij om alle, sommige dan wel geen van de stelsels voor elektronische identificatie die op nationaal niveau worden gebruikt om ten minste toegang te krijgen tot publieke onlinediensten of specifieke diensten, aan de Commissie te melden.
- (14)
In deze verordening moet een aantal voorwaarden worden vastgesteld om te bepalen welke elektronische identificatiemiddelen moeten worden erkend en hoe de stelsels voor elektronische identificatie moeten worden aangemeld. Deze voorwaarden moeten de lidstaten helpen het noodzakelijke vertrouwen in elkaars stelsels voor elektronische identificatie op te bouwen en elektronische identificatiemiddelen die onder hun aangemelde stelsels vallen, wederzijds te erkennen. Het beginsel van wederzijdse erkenning moet worden toegepast als het stelsel voor elektronische identificatie van de aanmeldende lidstaat voldoet aan de voorwaarden voor aanmelding en de aanmelding is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het beginsel van wederzijdse erkenning dient echter alleen op authenticatie voor een onlinedienst betrekking te hebben. De toegang tot deze onlinediensten en de daadwerkelijke verlening ervan aan de aanvrager moeten nauw verbonden zijn aan het recht om dergelijke diensten af te nemen onder de in de nationale wetgeving gestelde voorwaarden.
- (15)
De verplichting tot erkenning van elektronische identificatiemiddelen moet alleen betrekking hebben op die middelen waarvan het identiteitsbetrouwbaarheidsniveau overeenstemt met het niveau dat gelijk is aan of hoger is dan het voor de bewuste onlinedienst vereiste niveau. Voorts dient deze verplichting alleen te gelden als de openbare instantie in kwestie het betrouwbaarheidsniveau ‘substantieel’ of ‘hoog’ gebruikt voor de toegang tot die onlinedienst. De lidstaten moeten overeenkomstig het Unierecht de vrijheid behouden om elektronische identificatiemiddelen met lagere identiteitsbetrouwbaarheidsniveaus te erkennen.
- (16)
Het betrouwbaarheidsniveau moet de mate van vertrouwen weergeven die in een elektronisch identificatiemiddel kan worden gesteld voor het vaststellen van de identiteit van een persoon, en moet zodoende zekerheid geven dat de persoon die beweert een bepaalde identiteit te hebben ook daadwerkelijk degene is aan wie deze identiteit is toegekend. Het betrouwbaarheidsniveau hangt af van de mate van vertrouwen die elektronische identificatiemiddelen bieden voor de opgegeven of beweerde identiteit van een persoon, rekening houdend met processen (bijvoorbeeld het bewijzen van de identiteit,verificatie, en authenticatie), beheersactiviteiten (bijvoorbeeld de entiteit die elektronische identificatiemiddelen uitgeeft en de procedure voor uitgifte van dergelijke middelen) en geïmplementeerde technische beheersmaatregelen. Diverse technische definities en beschrijvingen van betrouwbaarheidsniveaus danken hun bestaan aan door de Unie gefinancierde Grootschalige Proefprojecten, standaardisering en internationale activiteiten. In het bijzonder refereren het Grootschalige Proefproject STORK en ISO 29115 aan, onder meer, de niveaus 2, 3 en 4, met welke niveaus ten zeerste rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van minimale technische vereisten, standaarden en procedures voor de betrouwbaarheidsniveaus laag, substantieel en hoog in de zin van deze verordening, terwijl gezorgd moet worden voor een consequente toepassing van deze verordening, met name wat betreft betrouwbaarheidniveau hoog voor het bewijzen van de identiteit voor het afgeven van gekwalificeerde certificaten. De vereisten moeten technologieneutraal zijn. Het moet mogelijk zijn aan de noodzakelijke veiligheidsvereisten te voldoen door middel van verschillende technologieën.
- (17)
De lidstaten dienen de private sector aan te moedigen vrijwillig gebruik te maken van elektronische identificatiemiddelen die onder een aangemeld stelsel vallen, indien identificatie bij onlinediensten of elektronische transacties nodig is. De mogelijkheid om zulke elektronische identificatiemiddelen te gebruiken stelt de particuliere sector in staat gebruik te maken van elektronische identificatie en authenticatie, waar in diverse lidstaten in ieder geval voor publieke diensten reeds vaak gebruik van gemaakt wordt, en maakt het voor bedrijven en burgers gemakkelijker om grensoverschrijdende toegang te krijgen tot hun onlinediensten. Om het gebruik van dergelijke elektronische identificatiemiddelen door de private sector over de grenzen heen te vergemakkelijken, moet de mogelijkheid tot authenticatie die elke lidstaat biedt, beschikbaar zijn voor buiten het grondgebied van die lidstaat gevestigde vertrouwende partijen uit de private sector, en wel onder dezelfde voorwaarden als in die lidstaat gevestigde vertrouwende partijen. Bijgevolg mag de aanmeldende lidstaat ten aanzien van vertrouwende partijen uit de private sector voorwaarden voor toegang tot de authenticatiemiddelen bepalen. Die voorwaarden voor toegang kunnen vermelden of de authenticatiemiddelen voor het aangemelde stelsel voor elektronische identificatie op dat moment beschikbaar zijn voor vertrouwende partijen uit de private sector.
- (18)
Deze verordening dient te voorzien in de aansprakelijkheid van de aanmeldende lidstaat, de partij die de elektronische identificatiemiddelen verstrekt en de partij die de authenticatieprocedure uitvoert, wanneer zij niet voldoen aan de verplichtingen ter zake in deze verordening. Deze verordening moet echter worden uitgevoerd volgens de nationale voorschriften inzake aansprakelijkheid. De verordening beïnvloedt derhalve niet deze nationale voorschriften inzake, bijvoorbeeld, de definitie van schade of het bepalen van de toepasselijke procedureregels, waaronder inzake de bewijslast.
- (19)
De veiligheid van stelsels voor elektronische identificatie is van cruciaal belang voor een betrouwbare grensoverschrijdende wederzijdse erkenning van elektronische identificatiemiddelen. In dit verband moeten de lidstaten samenwerken op het gebied van de veiligheid en interoperabiliteit van de stelsels voor elektronische identificatie op Unieniveau. Wanneer in stelsels voor elektronische identificatie wordt geëist dat de vertrouwende partijen specifieke hardware of software gebruiken op nationaal niveau, dan wordt de betrokken lidstaten in het kader van de grensoverschrijdende interoperabiliteit verzocht dergelijke vereisten en daarmee verband houdende kosten niet op te leggen aan vertrouwende partijen die buiten hun grondgebied gevestigd zijn. In dat geval moeten binnen de grenzen van het interoperabiliteitskader passende oplossingen worden besproken en ontwikkeld. Niettemin zijn technische vereisten die voortvloeien uit de inherente specificaties van nationale elektronische identificatiemiddelen en die waarschijnlijk gevolgen zullen hebben voor de houders van dergelijke elektronische middelen (bv. smartcards), onvermijdelijk.
- (20)
De samenwerking tussen lidstaten moet de technische interoperabiliteit van de aangemelde stelsels voor elektronische identificatie faciliteren teneinde een sterk vertrouwen en een op het risiconiveau afgestemde beveiliging te bevorderen. Het uitwisselen van informatie en het delen van goede praktijken tussen lidstaten met het oog op hun wederzijdse erkenning, is bevorderlijk voor een dergelijke samenwerking.
- (21)
Deze verordening dient ook te voorzien in een algemeen wetgevingskader voor het gebruik van vertrouwensdiensten. Zij mag echter geen algemene verplichting scheppen om elektronische vertrouwensdiensten te gebruiken of om een toegangspunt voor alle bestaande vertrouwensdiensten te installeren. De verordening mag met name niet voorzien in de verlening van diensten die uitsluitend binnen gesloten systemen gebruikt worden tussen een welbepaalde groep deelnemers, en die geen gevolgen hebben voor derden. Systemen die zijn opgezet bij bedrijven of overheden voor het beheer van interne procedures waarbij gebruik wordt gemaakt van vertrouwensdiensten, behoren bijvoorbeeld niet onder deze verordening te vallen. Alleen vertrouwensdiensten die aan het publiek verleend worden en gevolgen hebben voor derden moeten voldoen aan de vereisten van deze verordening. Ook mag deze verordening geen betrekking hebben op aspecten die verband houden met de totstandkoming en geldigheid van contracten of andere juridische verbintenissen waaraan in het nationale recht of het Unierecht vormvereisten worden gesteld. Daarenboven dient zij de nationale vormvereisten voor openbare registers, met name handelsregisters en kadasters onverlet te laten.
- (22)
Teneinde bij te dragen tot het algemene grensoverschrijdende gebruik van vertrouwensdiensten, moet het mogelijk zijn deze in alle lidstaten in gerechtelijke procedures als bewijsmiddel te gebruiken. De rechtsgevolgen van vertrouwensdiensten moeten worden vastgesteld door het nationale recht, tenzij in deze verordening anders wordt bepaald.
- (23)
Voor zover deze verordening een verplichting schept om een vertrouwensdienst te erkennen, is het alleen mogelijk een dergelijke vertrouwensdienst niet te erkennen als de geadresseerde van de verplichting deze om technische redenen, waarop hij geen rechtstreekse invloed kan uitoefenen, niet kan lezen of verifiëren. Die verplichting hoeft evenwel op zich niet te betekenen dat een openbare instantie de voor de technische leesbaarheid van alle bestaande vertrouwensdiensten benodigde hardware en software moet verwerven.
- (24)
De lidstaten mogen in overeenstemming met het Unierecht nationale bepalingen in verband met vertrouwensdiensten invoeren of handhaven, voor zover die diensten niet volledig worden geharmoniseerd door deze verordening. Het vrije verkeer in de interne markt van vertrouwensdiensten die aan deze verordening voldoen, moet evenwel gewaarborgd worden.
- (25)
De lidstaten moeten de vrijheid behouden om naast de vertrouwensdiensten die deel uitmaken van de gesloten lijst waarin deze verordening voorziet, andere soorten vertrouwensdiensten te definiëren om deze op nationaal niveau als gekwalificeerde vertrouwensdienst te erkennen.
- (26)
Vanwege het hoge tempo van de technologische veranderingen dient deze verordening te voorzien in een aanpak die open staat voor innovatie.
- (27)
De verordening moet technologieneutraal zijn. De rechtsgevolgen waarin de verordening voorziet, moeten bereikt kunnen worden met om het even welk technologisch middel, op voorwaarde dat voldaan is aan de vereisten van deze verordening.
- (28)
Om het vertrouwen van in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en de consumenten in de interne markt te bevorderen en het gebruik van vertrouwensdiensten en producten te stimuleren, dienen de noties van gekwalificeerde vertrouwensdiensten en gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten te worden geïntroduceerd om eisen en verplichtingen aan te duiden die ertoe dienen de beveiliging van welke gebruikte of geleverde gekwalificeerde vertrouwensdiensten en producten dan ook op hoog niveau te waarborgen.
- (29)
In overeenstemming met de verplichtingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, goedgekeurd door Besluit 2010/48/EG van de Raad (8), in het bijzonder artikel 9 van dat verdrag, moeten personen met een handicap in staat zijn de geleverde vertrouwensdiensten en de producten voor de eindgebruiker die bij het leveren van deze diensten gebruikt worden, op gelijke voet als andere consumenten te gebruiken. Daarom moeten, waar dat haalbaar is, vertrouwensdiensten en eindgebruikersproducten die worden gebruikt bij de verlening van deze diensten toegankelijk worden gemaakt voor personen met een handicap. De haalbaarheidsbeoordeling moet onder andere op technische en economische overwegingen gebaseerd zijn.
- (30)
De lidstaten dienen een of meer toezichthoudende organen aan te wijzen voor het verrichten van de toezichtactiviteiten uit hoofde van deze verordening. De lidstaten moeten eveneens kunnen besluiten om, in onderlinge overeenstemming met een andere lidstaat, een toezichthoudend orgaan aan te wijzen op het grondgebied van die andere lidstaat.
- (31)
Toezichthoudende organen moeten samenwerken met gegevensbeschermingsinstanties, bijvoorbeeld door hen te informeren over de resultaten van audits van gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten wanneer er aanwijzingen zijn dat inbreuk op voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens is gepleegd. De verstrekking van informatie moet in het bijzonder betrekking hebben op beveiligingsincidenten en inbreuken op persoonsgegevens.
- (32)
Alle verleners van vertrouwensdiensten zijn ertoe gehouden goede praktijkervaringen op beveiligingsgebied toe te passen, aangepast aan de risico's die verbonden zijn aan hun activiteiten, om het vertrouwen van gebruikers in de eengemaakte markt te bevorderen.
- (33)
De bepalingen inzake het gebruik van pseudoniemen in certificaten dienen de lidstaten niet te beletten op grond van het Unierecht of het nationale recht te verlangen dat personen zich legitimeren.
- (34)
Alle lidstaten moeten zich houden aan gemeenschappelijke essentiële toezichtvereisten om een vergelijkbaar niveau van veiligheid van gekwalificeerde vertrouwensdiensten te verzekeren. Om de consequente toepassing van deze vereisten in de gehele Unie te vergemakkelijken, moeten de lidstaten vergelijkbare procedures invoeren en informatie over hun toezichtactiviteiten en de beste praktijken in het veld uitwisselen.
- (35)
Alle verleners van vertrouwensdiensten moeten zich houden aan de vereisten van deze verordening, in het bijzonder wat betreft veiligheid en betrouwbaarheid, zodat de zorgvuldigheid, transparantie en verantwoording van hun activiteiten worden gewaarborgd. Gelet op de soort diensten die verleners van vertrouwensdiensten verlenen, dient echter met betrekking tot deze vereisten onderscheid te worden gemaakt tussen gekwalificeerde en niet-gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten.
- (36)
De instelling van een toezichtregeling voor alle verleners van vertrouwensdiensten moet zorgen voor een gelijk speelveld met betrekking tot de veiligheid en verantwoording van hun activiteiten en diensten, hetgeen bijdraagt aan de bescherming van de gebruikers en aan de werking van de interne markt. Niet-gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten moeten worden onderworpen aan eenvoudige en reactieve toezichtactiviteiten achteraf die worden gerechtvaardigd door de aard van hun diensten en activiteiten. Het toezichthoudend orgaan mag daarom geen algemene verplichting hebben om toezicht te houden op niet-gekwalificeerde dienstverleners. Het toezichthoudend orgaan dient alleen op te treden wanneer het ervan in kennis wordt gesteld (bijvoorbeeld door de niet-gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten zelf, door een ander toezichthoudend orgaan, door een kennisgeving van een gebruiker of een zakenpartner of op basis van zijn eigen onderzoek) dat een niet-gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten niet voldoet aan de vereisten van deze verordening.
- (37)
Deze verordening moet voorzien in de aansprakelijkheid van alle verleners van vertrouwensdiensten. De verordening voorziet meer bepaald in de aansprakelijkheidsregeling in het kader waarvan alle verleners van vertrouwensdiensten aansprakelijk moeten zijn voor schade die wordt toegebracht aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon wegens niet-naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening. Teneinde de beoordeling te vergemakkelijken van het financiële risico dat verleners van vertrouwensdiensten misschien moeten dragen of dat zij zouden moeten dekken met verzekeringspolissen, laat deze richtlijn toe dat verleners van vertrouwensdiensten, onder bepaalde voorwaarden, beperkingen verbinden aan het gebruik van de door hen verleende diensten en dat zij niet aansprakelijk zijn voor schade die het gevolg is van het gebruik van diensten dat deze beperkingen te buiten gaat. De klanten moeten vooraf terdege worden geïnformeerd over de beperkingen. Deze beperkingen moeten herkenbaar zijn voor een derde partij, bijvoorbeeld doordat er informatie over de beperkingen wordt opgenomen in de voorwaarden met betrekking tot de verleende dienst, of via andere herkenbare middelen. Om uitvoering te geven aan deze beginselen, moet deze verordening overeenkomstig de nationale aansprakelijkheidsregels worden toegepast. Daarom laat deze verordening die nationale regels inzake bijvoorbeeld de definitie van schade, opzet, nalatigheid, of de toepasselijke procedurele regels, onverlet.
- (38)
Het is van essentieel belang dat inbreuken op de veiligheid en beoordelingen van de veiligheidsrisico's worden gemeld zodat in het geval van een inbreuk of verlies van integriteit de juiste informatie aan de betrokken partijen kan worden verstrekt.
- (39)
Om de Commissie en de lidstaten in staat te stellen de doeltreffendheid van het bij deze verordening ingevoerde aanmeldingsmechanisme voor inbreuken te beoordelen, moet de toezichthoudende organen worden verzocht beknopte informatie te verstrekken aan de Commissie en aan het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa).
- (40)
Om de Commissie en de lidstaten in staat te stellen de doeltreffendheid te beoordelen van het versterkte toezichtmechanisme waarin deze verordening voorziet, moet de toezichtorganen worden verzocht verslag uit te brengen over hun activiteiten. Dit zou bevorderlijk zijn voor de uitwisseling van goede praktijken tussen toezichtorganen en zou de garantie bieden dat de essentiële toezichtvereisten in alle lidstaten consequent en efficiënt worden vervuld.
- (41)
Om de duurzaamheid van gekwalificeerde vertrouwensdiensten te waarborgen en het vertrouwen van de gebruikers in de continuïteit van gekwalificeerde vertrouwensdiensten te stimuleren, moeten de toezichthoudende organen, voor het geval dat gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten hun activiteiten beëindigen, nagaan of er maatregelen betreffende beëindigingsplannen bestaan en of die correct worden toegepast.
- (42)
Om het toezicht op gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten te vergemakkelijken, bijvoorbeeld wanneer een verlener zijn diensten aanbiedt op het grondgebied van een andere lidstaat en daar niet aan toezicht onderworpen is, of wanneer de computers van een verlener zich bevinden op het grondgebied van een andere lidstaat dan die waar hij gevestigd is, moet een systeem voor wederzijdse bijstand tussen de toezichtorganen in de lidstaten worden opgezet.
- (43)
Om te waarborgen dat de gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten alsook de door hen verleende diensten voldoen aan de voorschriften van deze verordening, moet een conformiteitsbeoordeling worden verricht door een conformiteitsbeoordelingsorgaan en moeten de daaruit resulterende conformiteitsbeoordelingsrapporten door de gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten aan het toezichthoudende orgaan worden voorgelegd. Telkens wanneer het toezichthoudende orgaan verlangt dat een gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten een ad-hocconformiteitsbeoordelingsrapport indient, dient het in het bijzonder het beginsel van behoorlijk bestuur te eerbiedigen, mede omvattende de verplichting tot motivering van zijn besluiten, alsook het evenredigheidsbeginsel. Het toezichthoudende orgaan moet derhalve zijn besluit waarbij het een ad-hocconformiteitsbeoordeling vereist, naar behoren met redenen omkleden.
- (44)
Deze verordening heeft tot doel te zorgen voor een samenhangend kader dat met betrekking tot vertrouwensdiensten in een hoog niveau van veiligheid en rechtszekerheid voorziet. In dit verband moet de Commissie, met betrekking tot de conformiteitsbeoordeling van producten en diensten, in voorkomend geval streven naar synergie met bestaande toepasselijke Europese en internationale systemen zoals Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (9) waarin de eisen inzake accreditatie van conformiteitsbeoordelingsorganen en markttoezicht op producten worden opgesomd.
- (45)
Omwille van een doelmatig initiatieproces dat ertoe strekt gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten en de door hen verleende gekwalificeerde vertrouwensdiensten in vertrouwenslijsten op te nemen, moeten voorbereidende interacties tussen kandidaat-gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten en het bevoegde toezichthoudende orgaan worden bevorderd teneinde de zorgvuldigheid die tot het verlenen van gekwalificeerde vertrouwensdiensten moet leiden, te faciliteren.
- (46)
Vertrouwenslijsten zijn essentieel voor het opbouwen van vertrouwen tussen marktdeelnemers, aangezien zij informatie bevatten over de gekwalificeerde status van de dienstverlener op het moment van het toezicht.
- (47)
Vertrouwen in en gebruiksgemak van onlinediensten zijn voor gebruikers van wezenlijk belang om maximaal te kunnen profiteren van en bewust te vertrouwen op elektronische diensten. Daartoe moet een EU-vertrouwensmerk worden ingevoerd ter aanduiding van de door gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten verleende gekwalificeerde vertrouwensdiensten. Dankzij dat EU-vertrouwensmerk voor gekwalificeerde vertrouwensdiensten zouden gekwalificeerde vertrouwensdiensten duidelijk kunnen worden onderscheiden van andere vertrouwensdiensten, wat tot transparantie in de markt zou bijdragen. Het gebruik van een EU-vertrouwensmerk door gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten zou vrijwillig moeten zijn en geen aanleiding mogen geven tot andere vereisten dan die welke in deze verordening vastgelegd zijn.
- (48)
Hoewel een hoog beveiligingsniveau nodig is om de wederzijdse erkenning van elektronische handtekeningen te waarborgen, moeten in specifieke gevallen, zoals in het kader van Beschikking 2009/767/EG van de Commissie (10), elektronische handtekeningen met een lagere veiligheidsgarantie ook aanvaard worden.
- (49)
In deze verordening moet als beginsel worden gesteld dat het rechtsgevolg van een elektronische handtekening niet moet worden ontkend op grond van het feit dat de handtekening elektronisch is of niet aan de eisen voor gekwalificeerde elektronische handtekeningen voldoet. Het nationaal recht moet echter bepalen welk rechtsgevolg elektronische handtekeningen hebben, met uitzondering van de in deze verordening vastgestelde voorschriften dat een gekwalificeerde elektronische handtekening hetzelfde rechtsgevolg dient te hebben als een handgeschreven handtekening.
- (50)
Aangezien bevoegde autoriteiten in de lidstaten momenteel verschillende formats voor geavanceerde elektronische handtekeningen gebruiken om hun documenten elektronisch te ondertekenen, moet worden gewaarborgd dat ten minste een aantal formats voor geavanceerde elektronische handtekeningen technisch ondersteund kunnen worden door de lidstaten wanneer zij elektronisch ondertekende documenten ontvangen. Evenzo is het nodig om, wanneer bevoegde autoriteiten in de lidstaten gebruikmaken van geavanceerde elektronische zegels, te waarborgen dat zij ten minste een aantal formats voor geavanceerde elektronische zegels ondersteunen.
- (51)
Het zou voor de ondertekenaar mogelijk moeten zijn om middelen voor het aanmaken van een gekwalificeerde elektronische handtekening toe te vertrouwen aan een derde, mits passende mechanismen en procedures worden toegepast om te waarborgen dat uitsluitend de ondertekenaar controle heeft over het gebruik van de aanmaakgegevens van zijn elektronische handtekening, en mits door gebruik te maken van dit middel de vereisten inzake gekwalificeerde elektronische handtekeningen worden nageleefd.
- (52)
Het aanmaken van elektronische handtekeningen op afstand, waarbij de omgeving waarin de elektronische handtekening wordt aangemaakt, door een verlener van vertrouwensdiensten namens de ondertekenaar wordt beheerd, zal wellicht toenemen gezien de talrijke economische voordelen ervan. Om er evenwel voor te zorgen dat die elektronische handtekeningen dezelfde juridische erkenning krijgen als elektronische handtekeningen die zijn aangemaakt in een volledig door de gebruiker beheerde omgeving, dienen de verleners van diensten voor elektronische handtekeningen op afstand specifieke veiligheidsprocedures toe te passen wat betreft beheer en administratie, en gebruik te maken van betrouwbare systemen en producten, met inbegrip van beveiligde elektronische communicatiekanalen, om te waarborgen dat de omgeving waarin de elektronische handtekening wordt aangemaakt betrouwbaar is en dat uitsluitend de ondertekenaar controle heeft over het gebruik ervan. Indien een gekwalificeerde elektronische handtekening is aangemaakt door gebruik te maken van een middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen op afstand, dienen de in deze verordening vastgelegde vereisten voor gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten van toepassing te zijn.
- (53)
De schorsing van gekwalificeerde certificaten is een ingeburgerde operationele praktijk van verleners van vertrouwensdiensten in een aantal lidstaten en heeft het tijdelijk verlies van geldigheid van een certificaat tot gevolg, hetgeen is te onderscheiden van de intrekking van certificaten. Ten behoeve van de rechtszekerheid moet de geschorste status van een certificaat steeds duidelijk worden aangegeven. Daarom moeten verleners van vertrouwensdiensten de verantwoordelijkheid hebben om de status van het certificaat en, in geval van schorsing, de precieze tijdsduur van de schorsing, duidelijk aan te geven. Deze verordening dient het gebruik van schorsing niet aan de lidstaten of aan de verleners van vertrouwensdiensten op te leggen; de verordening dient evenwel te voorzien in transparantieregels in de gevallen waarin die praktijk gangbaar is.
- (54)
De grensoverschrijdende interoperabiliteit en erkenning van gekwalificeerde certificaten vormt een noodzakelijke voorwaarde voor grensoverschrijdende erkenning van gekwalificeerde elektronische handtekeningen. Derhalve dienen voor gekwalificeerde certificaten geen dwingende vereisten te gelden die strenger zijn dan de in deze verordening vastgestelde vereisten. Op nationaal niveau moet het evenwel mogelijk zijn specifieke kenmerken, zoals unieke identificatiegegevens, in gekwalificeerde certificaten te doen opnemen, mits die specifieke kenmerken de grensoverschrijdende interoperabiliteit en erkenning van gekwalificeerde certificaten en elektronische handtekeningen niet hinderen.
- (55)
Een op internationale normen gebaseerde IT-veiligheidscertificering, zoals ISO 15408 en verwante evaluatiemethoden en regelingen voor wederzijdse erkenning, is een belangrijk instrument voor de verificatie van gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van elektronische handtekeningen, en dient te worden gestimuleerd. Innovatieve oplossingen en diensten zoals mobiel ondertekenen en ondertekenen in de cloud berusten echter op technische en organisatorische oplossingen voor gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van elektronische handtekeningen waarvoor nog geen beveiligingsstandaarden voorhanden zijn of waarvoor de eerste IT-veiligheidscertificeringsprocedure nog loopt. Het beveiligingsniveau van dergelijke gekwalificeerde apparatuur voor het aanmaken van elektronische handtekeningen kan worden geëvalueerd door gebruik te maken van alternatieve processen, maar enkel indien dergelijke veiligheidsnormen niet beschikbaar zijn of indien de eerste IT-veiligheidsbeoordeling aan de gang is. Deze processen dienen vergelijkbaar te zijn met de standaarden voor IT-veiligheidscertificering, voor zover het om gelijke beveiligingsniveaus gaat. Deze processen zouden baat kunnen hebben bij onderlinge evaluatie.
- (56)
In deze verordening moeten vereisten worden vastgesteld voor gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van elektronische handtekeningen vastgelegd om de functionaliteit van geavanceerde elektronische handtekeningen te waarborgen. Deze verordening hoeft niet de hele systeemomgeving waarbinnen dergelijke middelen functioneren te bestrijken. De werkingssfeer van de certificering van gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van handtekeningen dient derhalve te worden beperkt tot de hardware en de systeemprogrammatuur die worden gebruikt voor het beheer en de bescherming van de voor het aanmaken van de handtekening in dat middel aangemaakte, opgeslagen of verwerkte gegevens. Als aangegeven in de toepasselijke standaarden moeten toepassingen voor het aanmaken van handtekeningen buiten de werkingssfeer van de verplichte certificering vallen.
- (57)
Om de rechtszekerheid wat betreft de geldigheid van de handtekening te zeker te stellen, is het van essentieel belang de componenten van een gekwalificeerde elektronische handtekening te specificeren, die moeten worden beoordeeld door de vertrouwende partij die de validering uitvoert. Bovendien moet het specificeren van de eisen aan gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten die een gekwalificeerde valideringsdienst kunnen leveren aan vertrouwende partijen die niet bereid of in staat zijn om de validering van gekwalificeerde elektronische handtekeningen zelf uit te voeren, de private en de publieke sector stimuleren om in dergelijke diensten te investeren. Beide elementen moeten de validering van gekwalificeerde elektronische handtekeningen eenvoudig en handzaam maken voor alle partijen op het niveau van de Unie.
- (58)
Wanneer voor een transactie een gekwalificeerd elektronisch zegel van een rechtspersoon vereist is, moet een gekwalificeerde elektronische handtekening van de gemachtigd vertegenwoordiger van de rechtspersoon gelijkelijk aanvaardbaar zijn.
- (59)
Elektronische zegels moeten dienen als bewijs dat een elektronisch document door een rechtspersoon is afgegeven, door zekerheid omtrent de oorsprong en integriteit van het document te garanderen.
- (60)
Verleners van vertrouwensdiensten die gekwalificeerde certificaten voor elektronische zegels afgeven, dienen de maatregelen toe te passen die nodig zijn om de identiteit te kunnen vaststellen van de natuurlijke persoon die optreedt als vertegenwoordiger van de rechtspersoon waaraan het gekwalificeerd certificaat voor het elektronische zegel wordt uitgereikt, indien dat op nationaal niveau in het kader van een gerechtelijke of administratieve procedure noodzakelijk is.
- (61)
Deze verordening moet ervoor zorgen dat informatie langdurig bewaard blijft teneinde zeker te stellen dat elektronische handtekeningen en elektronische zegels gedurende lange tijd rechtsgeldig blijven en te garanderen dat zij gevalideerd kunnen worden ongeacht toekomstige technologische veranderingen.
- (62)
Omwille van de veiligheid van gekwalificeerde elektronische tijdstempels moet deze verordening het gebruik van een geavanceerd elektronisch zegel, een geavanceerde elektronische handtekening of andere, gelijkwaardige methoden voorschrijven. Verwacht kan worden dat door innovatie nieuwe technologieën ontstaan die een gelijkwaardig beveiligingsniveau bieden voor tijdstempels. Telkens wanneer gebruik wordt gemaakt van een andere methode dan een geavanceerd elektronisch zegel of een geavanceerde elektronische handtekening, moet de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten in het conformiteitsbeoordelingsrapport aantonen dat die andere methode een gelijkwaardig beveiligingsniveau garandeert en voldoet aan de in deze verordening vastgestelde verplichtingen.
- (63)
Elektronische documenten zijn van belang voor de verdere ontwikkeling van grensoverschrijdende elektronische transacties op de interne markt. In deze verordening moet als beginsel worden vastgelegd dat het rechtsgevolg van een elektronisch document niet moet worden ontkend op grond van het feit het elektronisch is, zodat een elektronische transactie niet zal worden geweigerd alleen omdat een document een document in elektronische vorm is.
- (64)
Met betrekking tot de formats van geavanceerde elektronische handtekeningen en zegels moet de Commissie voortbouwen op bestaande praktijken, standaarden en wetgeving, in het bijzonder Besluit 2011/130/EU van de Commissie (11).
- (65)
Behalve voor de authenticatie van het door de rechtspersoon afgegeven document, kunnen elektronische zegels worden gebruikt voor de authenticatie van alle digitale activa van de rechtspersoon, zoals softwarecode of servers.
- (66)
Het is van essentieel belang dat wordt voorzien in een juridisch kader ter facilitering van de grensoverschrijdende erkenning van bestaande nationale juridische regelingen met betrekking tot diensten voor elektronisch aangetekende bezorging. Dat kader zou voor verleners van vertrouwensdiensten in de Unie ook nieuwe afzetmogelijkheden kunnen openen voor het aanbieden van nieuwe pan-Europese diensten voor elektronisch aangetekende bezorging.
- (67)
Diensten voor authenticatie van websites vormen een middel waarmee websitebezoekers er zeker van kunnen zijn dat het om de website van een werkelijk bestaande, legitieme entiteit gaat. Die diensten dragen bij tot toenemend vertrouwen in online zaken doen, aangezien een geauthentiseerde website het vertrouwen van de gebruikers zal genieten. Het verlenen en gebruikmaken van diensten voor authenticatie van websites gebeurt volledig op vrijwillige basis. Echter, om van authenticatie van websites een middel te maken om het vertrouwen te bevorderen, de gebruikers betere ervaringen te bezorgen en de groei in de interne markt te bevorderen, moet deze verordening evenwel voorzien in minimumverplichtingen inzake veiligheid en aansprakelijkheid voor dienstverleners en voor de door hen verleende diensten. Daartoe is rekening gehouden met de resultaten van bestaande initiatieven van de sector, zoals Certification Authorities/Browsers Forum — CA/B Forum. Daarnaast dient deze verordening geen beletsel te vormen voor het gebruik van andere, niet onder deze verordening vallende middelen of methoden voor authenticatie van een website, noch te voorkomen dat verleners van diensten voor websiteauthenticatie uit derde landen hun diensten aanbieden aan afnemers in de Unie. Door dienstverleners uit derde landen aangeboden diensten voor authenticatie van websites dienen evenwel enkel te worden erkend als overeenkomstig deze verordening gekwalificeerde diensten als de Unie en het vestigingsland van de dienverlener een internationale overeenkomst hebben gesloten.
- (68)
Overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) inzake vestiging laat het begrip ‘rechtspersonen’ de marktdeelnemers vrij in de keuze van de rechtsvorm die zij voor hun activiteiten geschikt achten. Bijgevolg slaat ‘rechtspersonen’ in de zin van het VWEU op alle entiteiten die zijn opgericht naar of worden beheerst door het recht van een lidstaat, ongeacht hun rechtsvorm.
- (69)
De instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de Unie worden aangemoedigd onder deze verordening vallende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten te erkennen met als doel administratieve samenwerking, en daarbij vooral te profiteren van bestaande goede werkwijzen en de resultaten van lopende projecten op onder deze verordening vallende gebieden.
- (70)
Om bepaalde uitvoerige technische aspecten van deze verordening op een flexibele en snelle manier aan te vullen, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie worden overgedragen wat betreft de criteria waaraan de organen die verantwoordelijk zijn voor de certificering van gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van elektronische handtekeningen moeten voldoen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
- (71)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend aan de Commissie, in het bijzonder voor het specificeren van referentienummers voor standaarden waarvan het gebruik aanleiding zou zijn voor een vermoeden van overeenstemming met bepaalde vereisten die zijn vastgesteld in deze verordening. Die bevoegdheden moeten in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad worden uitgeoefend (12).
- (72)
Bij de vaststelling van gedelegeerde of uitvoeringshandelingen dient de Commissie terdege rekening te houden met de standaarden en technische specificaties als opgesteld door Europese en internationale organisaties en organen voor normalisatie, in het bijzonder het Europees Comité voor Normalisatie (CEN), het Europees Instituut voor telecommunicatienormen (ETSI), de Internationale Organisatie voor normalisatie (ISO), en de Internationale Telecommunicatie-unie (ITU), met het oog op het waarborgen van een hoog niveau van veiligheid en interoperabiliteit van elektronische identificatie en vertrouwensdiensten.
- (73)
Omwille van de rechtszekerheid en duidelijkheid moet Richtlijn 1999/93/EG worden ingetrokken.
- (74)
Om rechtszekerheid te waarborgen voor marktdeelnemers die reeds van aan natuurlijke personen afgegeven gekwalificeerde certificaten gebruikmaken in overeenstemming met Richtlijn 1999/93/EG, moet een voldoende ruime overgangsperiode worden vastgesteld. Ook moeten overgangsmaatregelen worden vastgesteld voor middelen voor het veilig aanmaken van handtekeningen waarvan de overeenstemming overeenkomstig Richtlijn 1999/93/EG is vastgesteld, evenals voor certificatiedienstverleners die voor 1 juli 2016 gekwalificeerde certificaten afgeven. Ook moet de Commissie tot slot voorzien worden van de middelen die nodig zijn om de uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen vóór die datum vast te stellen.
- (75)
De toepassingsdata in deze verordening veranderen niets aan bestaande verplichtingen die lidstaten reeds krachtens het Unierecht, en in het bijzonder Richtlijn 2006/123/EG, hebben.
- (76)
Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar, vanwege de omvang van het optreden, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als bedoeld in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (77)
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werd geraadpleegd in overeenstemming met artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (13) en heeft op 27 september 2012 advies uitgebracht (14),
Hebben de volgende verordening vastgesteld:
Voetnoten
PB C 351 van 15.11.2012, blz. 73.
Standpunt van het Europees Parlement van 3 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 juli 2014.
Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12).
PB C 50 E van 21.2.2012, blz. 1.
Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).
Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45).
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
Besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (PB L 23 van 27.1.2010, blz. 35).
Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
Beschikking 2009/767/EG van de Commissie van 16 oktober 2009 inzake maatregelen voor een gemakkelijker gebruik van elektronische procedures via het ‘één-loket’ in het kader van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (PB L 274 van 20.10.2009, blz. 36).
Besluit 2011/130/EU van de Commissie van 25 februari 2011 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de grensoverschrijdende verwerking van documenten die door de bevoegde autoriteiten elektronisch zijn ondertekend krachtens Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (PB L 53 van 26.2.2011, blz. 66).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
PB C 28 van 30.1.2013, blz. 6.