BNB 2023/129
Liechtensteinse Stiftung. Discretionair vermogen. Bestuursbevoegdheid over ingebracht vermogen
HR 07-07-2023, ECLI:NL:HR:2023:948, m.nt. J.P. Boer
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 juli 2023
- Magistraten
Mrs. Koopman, Wortel, Boerlage, Cools, Van der Voort Maarschalk*
- Zaaknummer
21/04641
- Conclusie
A-G IJzerman
- Noot
J.P. Boer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS714409:1
- Vakgebied(en)
Schenk- en erfbelasting / Erfbelasting
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑07‑2023
ECLI:NL:HR:2023:948, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑07‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:1234, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 21‑12‑2022
- Wetingang
Art. 2.14a Wet IB 2001; art. 16 Successiewet 1956
Essentie
Liechtensteinse Stiftung. Discretionair vermogen. Bestuursbevoegdheid over ingebracht vermogen
Samenvatting
De ouders van belanghebbende hebben een Liechtensteinse Stiftung opgericht waarin liquide middelen en effecten zijn ingebracht. De begunstigden zijn onder meer de afstammelingen van de ouders. Zij hebben geen afdwingbare rechten jegens het vermogen van de Stiftung. De ouders hebben bij de oprichting aan het bestuur van de Stiftung geadviseerd het afgezonderde vermogen voor gelijke delen aan hun kleinkinderen toe te wijzen. Het bestuur had de vrijheid hiervan af te wijken. De vader is overleden in 1995 en de moeder in 2011. De kinderen zijn de enige erfgenamen. De Inspecteur ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.