Verzoek tot conservatoir derdenbeslag op gelden c.q. geldswaarden en vorderingen alsmede conservatoir derdenbeslag tot levering van goederen c.q. afgifte van zaken, productie 4: samenwerkingsvoorstel Login van 20 juli 2016.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 02-08-2022, nr. 200.267.282 en 200.269.189
ECLI:NL:GHARL:2022:6788
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
02-08-2022
- Zaaknummer
200.267.282 en 200.269.189
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2022:6788, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 02‑08‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1510, Bekrachtiging/bevestiging
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1511, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 02‑08‑2022
Inhoudsindicatie
Samenwerking in de ontwikkeling en productie van een intelligent container management systeem door een ‘real time’ toegangscontroller te ontwerpen voor afvalstortingen in verzamelcontainers; Exclusiviteit afgesproken? Schending afspraken? Terecht partieel ontbonden?
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummers gerechtshof 200.267.282 en 200.269.189
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo)
arrest van 2 augustus 2022
in de zaak 200.267.282 van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidWaste Products B.V.,gevestigd te Goor,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidDBICS Holding B.V., gevestigd te Joure,
appellanten,
bij de rechtbank: eisers in conventie, verweerders in reconventie,
hierna afzonderlijk: WP en DBICS, en gezamenlijk: WP c.s.,
advocaat: mr. R.S. van der Spek,
tegen:
[naam1] ,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Login B.V.,
kantoor houdende te Hengelo,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna: de curator,
advocaat: mr. H.M. Gotink,
en in de zaak 200.269.189 van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidWaste Products B.V.,gevestigd te Goor,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidDBICS Holding B.V., gevestigd te Joure,
appellanten in het principaal hoger beroep, geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: eisers in conventie, verweerders in reconventie,
hierna afzonderlijk: WP en DBICS, en gezamenlijk: WP c.s.,
advocaat: mr. R.S. van der Spek,
tegen:
[geïntimeerde2] ,
wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep, appellant in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna: [geïntimeerde2] ,
advocaat: mr. M. Kalkwiek.
1. Het verdere verloop van de procedure bij het gerechtshof
in de zaak 200.267.282 (WP c.s. tegen curator/Login):
1.1.
Het hof neemt de inhoud van het arrest in het incident van 1 juni 2021 hier over. Hierbij is het vonnis van 10 juli 2019 van de rechtbank Overijssel voor zover gewezen in conventie tussen WP en DBICS aan de ene kant en Login aan de andere kant vernietigd en heeft het hof verstaan dat de procedure in conventie van rechtswege is geschorst en is - na de beslissing in het incident - in de hoofdzaak in reconventie een mondelinge behandeling bepaald, gelijktijdig met de mondelinge behandeling in zaak 200.269.189.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 september 2021. Het hof heeft voor de zitting nog de volgende stukken ontvangen: de akte overlegging producties van de curator (met producties 51 tot en met 78) en de akte overlegging producties van WP c.s. (met producties 4 tot en met 21). De advocaten hebben het woord gevoerd aan de hand van door hen overgelegde spreekaantekeningen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van het hof beantwoord.
1.3.
Aan het slot van de mondelinge behandeling heeft het hof arrest bepaald.
in de zaak 200.269.189 (WP c.s. tegen [geïntimeerde2] ):
1.4.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 4 mei 2021 hier over. Hierbij is een mondelinge behandeling bepaald.
1.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 september 2021. Het hof heeft voor de zitting nog de volgende stukken ontvangen: de akte overlegging producties van [geïntimeerde2] (met producties 32 tot en met 50) en de akte overlegging producties van WP c.s. (met producties 4 en 5, zijnde het arrest van 1 juni 2021 en de akte overlegging producties uit zaak 200.267.282). De advocaten hebben het woord gevoerd aan de hand van door hen overgelegde spreekaantekeningen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van het hof beantwoord.
1.6.
Aan het slot van de mondelinge behandeling heeft het hof arrest bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1.
Het hof gaat in hoger beroep in beide zaken uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.30 van het bestreden vonnis van 10 juli 2019.
3. Het geschil en de beslissing bij de rechtbank
in de zaak 200.267.282 (WP c.s. tegen curator/Login):
3.1.
Zoals geoordeeld in het tussenarrest van 1 juni 2021 is de in eerste aanleg door WP c.s. tegen Login ingestelde procedure in conventie geschorst, nadat het hof het vonnis van 10 juli 2019 van de rechtbank Overijssel voor zover gewezen in conventie tussen WP en DBICS Login heeft vernietigd en ligt de behandeling daarvan nu niet voor in dit hoger beroep. Het hof verwijst voor een nadere toelichting naar dit arrest.
3.2.
De eis in reconventie, ingesteld door Login, welke procedure is overgenomen door de curator, ligt in dit hoger beroep wel voor. Bij de rechtbank luidde die eis (in reconventie) - sterk samengevat - als volgt:
primair om de rechtsbetrekking van partijen (totstandkoming, tekortkoming en/of nakoming en schade) vast te stellen voortvloeiend uit het tussen partijen in juni 2018 gehouden minnelijk overleg;
subsidiair om (a) de rechtsbetrekking van partijen (tekortkoming, schadevergoeding, ontbinding) vast te stellen met betrekking tot de overeenkomst van partijen van 27 juli 2017 en (b) de rechtsbetrekking van partijen (onrechtmatige daad, misbruik van recht) vast te stellen met betrekking tot de door WP c.s. getroffen executiemaatregelen (conservatoir beslaglegging en dwangsom);
meer subsidiair om de overeenkomst van partijen van 27 juli 2017 te vernietigen op grond van dwaling;
met veroordeling van WP c.s. in de proceskosten.
3.3.
De rechtbank heeft in het eindvonnis van 10 juli 2019 de primaire vordering van Login afgewezen en de subsidiaire vordering merendeels toegewezen. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat WP toerekenbaar tekort is geschoten jegens Login in de overeenkomst van 27 juli 2017, met veroordeling van WP tot vergoeding van de schade van Login op te maken bij staat. Daarnaast heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de overeenkomst op 27 maart 2018 gedeeltelijk is ontbonden en de overeenkomst voor het overige deel ontbonden, met veroordeling van WP tot vergoeding van de schade van Login op te maken bij staat. Tot slot heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de door WP en DBICS ten laste van Login gelegde conservatoire (derden)beslagen onrechtmatig zijn, met veroordeling van WP en DBICS tot vergoeding van de schade van Login en veroordeling van WP en DBICS in de proceskosten. Aan het meer subsidiair gevorderde is de rechtbank niet toegekomen.
3.4.
WP c.s. vorderen in dit hoger beroep vernietiging van het tussen haar en Login gewezen vonnis in reconventie en, opnieuw recht doende, afwijzing van de vorderingen van thans de curator (Login), met veroordeling van de curator (Login) in de proceskosten.
in de zaak 200.269.189 (WP c.s. tegen [geïntimeerde2] ):
3.5.
WP c.s. hebben, na wijziging van eis, in conventie – samengevat – gevorderd voor recht te verklaren dat [geïntimeerde2] tot de datum van het faillissement van Login de op hem rustende exclusiviteitsverplichting heeft geschonden en naast Login aansprakelijk is voor de daardoor door WP c.s. geleden schade (vordering a en b), met veroordeling van [geïntimeerde2] in die schade, althans tot vergoeding van de door zijn onrechtmatig handelen veroorzaakte schade (vordering d). Daarnaast hebben WP c.s. een verbod gevorderd tot het buiten WP om leveren van SRTC’s aan BWaste op straffe van een dwangsom (vordering c), met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde2] in de proces- en nakosten, met rente
3.6.
[geïntimeerde2] heeft de vorderingen van WP c.s. bestreden en in reconventie, na eiswijziging, sterk samengevat gevorderd:
primair (a) de rechtsbetrekking van partijen (tekortkoming, schadevergoeding, ontbinding) vast te stellen met betrekking tot de overeenkomst van partijen van 27 juli 2017 en (b) de overeenkomst/minnelijke regeling van 11 juni 2018 (totstandkoming) en (c) de rechtsbetrekking van partijen (onrechtmatige daad, misbruik van recht) vast te stellen met betrekking tot de door WP c.s. getroffen executiemaatregelen (conservatoir beslaglegging en leveringsverbod met dwangsom), met verwijzing naar de schadestaatprocedure;
(meer) subsidiair om de overeenkomst van partijen van 27 juli 2017 te vernietigen op grond van dwaling voor zover daarin zou zijn bepaald dat aanverwante waste producten uitsluitend aan WP mochten worden geleverd en het Login en/of [geïntimeerde2] niet was toegestaan om 50 nieuwe controllers aan BWaste te leveren;
met veroordeling van WP c.s. in de proceskosten.
3.7.
De rechtbank heeft in het eindvonnis van 10 juli 2019 in conventie de vorderingen van WP c.s. afgewezen. In reconventie heeft de rechtbank voor recht verklaard dat WP c.s. onrechtmatig jegens [geïntimeerde2] hebben gehandeld door conservatoire (derden)beslagen te laten leggen en deze te laten herleven, als ook door het leveringsverbod aan BWaste te doen aanzeggen. Daarnaast heeft de rechtbank voor recht verklaard dat WP c.s. aansprakelijk is voor de als gevolg van (de herleving van) die beslagen door [geïntimeerde2] geleden schade, nader op te maken bij staat. Het meer of anders gevorderde (onder meer ten aanzien van de gestelde minnelijke regeling) heeft de rechtbank afgewezen. WP c.s. zijn veroordeeld in de proceskosten in conventie; de proceskosten in reconventie zijn gecompenseerd.
3.8.
WP c.s. vorderen in dit hoger beroep vernietiging van het tussen haar en [geïntimeerde2] gewezen vonnis en, opnieuw recht doende, in conventie de vorderingen van WP c.s. alsnog toe te wijzen en in reconventie de vorderingen van [geïntimeerde2] alsnog af te wijzen, met veroordeling van [geïntimeerde2] in de proceskosten
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
in beide zaken:
4.1.
In de onderhavige zaken gaat het kort gezegd om het volgende. Partijen zijn in mei-juni 2017 besprekingen gestart over een samenwerking. Doel van de samenwerking was de ontwikkeling en productie van een intelligent container management systeem door een ‘real time’ toegangscontroller te ontwerpen voor afvalstortingen in verzamelcontainers. In het kielzog daarvan werd op 30 juni 2017 WP opgericht en sloten partijen op 27 juli 2017 een overeenkomst waarbij Login zich verbond voor WP “IRDC-controllers” te ontwikkelen en te leveren. Kort daarna (september 2017) is tussen partijen verdeeldheid ontstaan over de reikwijdte van hun afspraken. Volgens WP c.s. kwamen partijen exclusiviteit overeen ten aanzien van alle producten die Login voor de markt van “waste management” produceerde en ontwikkelde en bracht dat mee dat Login haar producten niet meer rechtstreeks aan derden, meer in het bijzonder BWaste – de grootste klant van Login en tevens de grote concurrent van WP c.s., – mocht leveren. Login mocht volgens WP c.s. daarom enkel produceren en leveren via WP. Volgens Login en [geïntimeerde2] kwamen partijen alleen exclusiviteit overeen ten aanzien van de ontwikkeling en productie van de real time toegangscontroller (door partijen aangeduid als: de Smart Real Time Controller, hierna: de SRTC) en was het hen toegestaan om de verkoop en levering van haar overige producten aan derden – in de praktijk: BWaste – voort te zetten.
4.2.
Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter op 16 november 2017 heeft WP c.s. op 20 november 2017 diverse conservatoire beslagen gelegd ten laste van Login en [geïntimeerde2] . Op 22 december 2017 zijn deze (derden)beslagen opgeheven door de voorzieningenrechter. Op 27 maart 2018 heeft Login de overeenkomst van 27 juli 2017 gedeeltelijk ontbonden. Op 31 juli 2018 heeft dit hof het kort geding vonnis van 22 december 2017 vernietigd en bepaald dat het door WP gelegde beslag gedeeltelijk (namelijk voor zover het beslag een bedrag van meer dan € 845.000 tegen Login en van meer dan € 604.436 tegen [geïntimeerde2] overtrof) opgeheven. Dit (bij verstek gewezen) arrest is op 9 augustus 2018 aan Login en [geïntimeerde2] betekend met als gevolg dat de in november 2017 door WP gelegde beslagen tot de hiervoor genoemde beslagmaxima herleefden en het – naar het hof eveneens bepaalde – Login en [geïntimeerde2] werd verboden om de nieuwe controller en/of aanverwante waste-producten buiten WP om aan BWaste (door) te leveren, op straffe van een dwangsom met een maximum van € 500.000. Op 27 september 2018 is Login op eigen aangifte failliet verklaard. In het verzetarrest van 13 augustus 2019 heeft dit hof met het oog op het faillissement van Login, de ten laste van Login gelegde beslagen opgeheven.
in de zaak 200.267.282 (WP c.s. tegen curator/Login):
4.3.
WP c.s. is met twaalf grieven opgekomen tegen het vonnis van de rechtbank van 10 juli 2019. Op grief I is reeds beslist in het incidenteel arrest van dit hof van 1 juni 2021. De overige grieven zijn (mede) gericht tegen de oordelen van de rechtbank in reconventie, waarin de rechtbank voortbouwt op de in conventie gegeven oordelen. De grieven richten zich in de kern tegen het oordeel van de rechtbank dat Login de exclusiviteitsafspraak niet heeft geschonden, dat WP jegens Login is tekortgeschoten en de door haar en DBICS gelegde beslagen, alsook het laten herleven van die beslagen onrechtmatig is geweest, en Login gerechtigd was tot (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst van 27 juli 2017 en schadevergoeding. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.Op de zitting in hoger beroep hebben partijen verklaard dat de bij de rechtbank overgelegde producties in conventie ook kunnen worden geacht te zijn ingebracht in de procedure in reconventie. Het hof zal daarvan uitgaan.
Wat was de inhoud van de overeenkomst van partijen van 27 juli 2017?
4.4.
Voor de vraag of, zoals de rechtbank in reconventie heeft geoordeeld, WP toerekenbaar is tekortgeschoten jegens Login in de nakoming van de overeenkomst van partijen van 27 juli 2017, moet in de eerste plaats worden vastgesteld wat de inhoud is geweest van de tussen partijen in de overeenkomst van 27 juli 2017 opgenomen exclusiviteitsafspraak. Als maatstaf voor het bepalen van de rechtsgevolgen (inhoud) die partijen aan een overeenkomst hebben willen verbinden, geldt het zogeheten Haviltex-criterium. Beoordeeld moet worden welke zin partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, in hun onderlinge samenhang bezien.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat de samenwerking tot doel had een nieuwe generatie toegangscontrollers te ontwerpen (door partijen wisselend aangeduid met de SRTC of ICBIS-controller of daaraan gerelateerde benamingen) die de bestaande SmartBoxen 07 en 12 en concurrerende controllers zou vervangen.1.Nieuw aan deze controllers was dat de gegevens niet één maal per etmaal synchroniseerden zoals tot dan toe het geval was, maar dat de gegevens up to date zouden worden gehouden door iedere gebeurtenis meteen (real time) door te geven. Uit de stukken2.blijkt dat voor de werking van deze nieuwe controller vereist is dat deze kan communiceren met de eigenaar/exploitant (DBICS) van het CMS (een intelligent Container Management Systeem) en uiteindelijk de gebruiker/afnemer (bijvoorbeeld een gemeente) van het CMS. Login diende daarom de controller te voorzien van ‘middelware’, dat wil zeggen van systeemsoftware die de informatie-uitwisseling regelt tussen de SRTC en de uiteindelijke gebruiker/afnemer. Afgesproken werd dat softwareontwikkelaar Innovadis B.V. (hierna: Innovadis) zou worden ingeschakeld om de SRTC te laten integreren met een nieuw te ontwikkelen CMS (een optimalisatiemodule ICBIS-CMS). De ontwikkeling die partijen voor ogen stond, zag derhalve enerzijds op de ontwikkeling aan de zijde van Login van een toegangscontroller met real time communicatie eigenschappen (met de onderdelen: toegangscontroller (real time), middleware en configurator) en anderzijds op de ontwikkeling van het CMS aan de zijde van Innovadis.
4.6.
Om te bepalen wat partijen met hun samenwerking beoogden is van belang dat Login, zoals zij dat zelf omschrijft, in de aanloop naar de samenwerking met WP c.s. optrad als “hofleverancier en servicedienstverlener van BWaste voor wat betreft de controllers zonder real-time functionaliteit en met toebehoren [onderstreping hof]”.3.In het samenwerkingsvoorstel van [geïntimeerde2] aan DBICS van 20 juli 2016 omschrijft hij de werkzaamheden die Login op dat moment (voor BWaste) verrichtte als volgt: “De productlijn bestaat uit de volgende onderdelen:
- Toegangscontroller mode 12;
- Motorsloten
- Magneetsloten
- Ultrasoon Sensoren voor controllers
Hiernaast is er een productlijn dieptemeters bestaande uit:
- Zelfstandige dieptemeters
- Ultrasoon sensoren voor de Zelfstandige dieptemeter”
Uit de processtukken blijkt dat de toegangscontroller door partijen wordt onderscheiden van alle overige hier genoemde onderdelen, waartoe naast de hiervoor genoemde onderdelen kennelijk ook accu’s en zonnepanelen horen. Al deze onderdelen worden door partijen tezamen aangeduid met “aanverwante (waste)-producten” of “toebehoren”. Vast staat dat de nieuwe controller zou kunnen worden gecombineerd met de al bestaande aanverwante producten.
4.7.
Tegen deze achtergrond overweegt het hof met betrekking tot de exclusiviteitsafspraak, zowel ten aanzien van de SRTC als ten aanzien van de aanverwante producten het volgende.
4.8.
Op de zitting in hoger beroep heeft [geïntimeerde2] toegelicht dat hij namens Login al jaren de vaste leverancier was voor BWaste van toegangscontrollers, die telkens een update ondergingen. Vanaf 2015 was hij in gesprek met BWaste over de ontwikkeling van een real time controller door hen aangeduid als de “Smartbox RT”. Zijn betoog wordt ondersteund door e-mailberichten in januari, maart en mei 2017 waaruit blijkt dat [geïntimeerde2] hierover inderdaad intensief in contact was met BWaste en op 14 juli 2017 nog een factuur zond aan BWaste voor een aanbetaling van 100 stuks nulserie Smartbox RT ten bedrage van € 17.500 (100 stuks x 50% van € 350). Terwijl deze onderhandelingen liepen is Login in 2016 ook met DBICS in contact gekomen. Op 20 juli 2016 doet Login haar het volgende voorstel:
“Wij stellen voor om een joined venture (zonder personeel) te stichten die exclusief distributeur wordt van de waste productlijnen zoals hierboven genoemd [toevoeging hof: zie de opsomming onder 4.6]. De nieuwe productlijnen zoals de nieuwe controller en dieptemeter V2 zullen via deze venture in de markt gezet kunnen worden. Ook kunnen bestaande producten via de venture worden verhandeld. Klanten zijn bijvoorbeeld DBI maar kan ook Bwaste zijn. Bestaande producten zullen in 2016 via LOGIN worden geleverd aan Bwaste maar worden geleidelijk uitgefaseerd bij het beschikbaar komen van de nieuwe productlijnen. Bij het beschikbaar komen van de nieuwe productlijnen zijn de oudere versies immers niet zo interessant meer (…). In ruil voor de exclusieve distributie zal de joined venture een bijdrage in de ontwerpkosten moeten financieren en voorraden gaan aanhouden.”
Uiteindelijk heeft Login (kennelijk) de keuze gemaakt om (alsnog) de SRTC in samenwerking met DBICS te ontwikkelen en niet met BWaste. Op 24 mei 2017 leent DBICS Login € 50.000, op 30 juni 2017 wordt WP opgericht en op 27 juli 2017 wordt door Login de “offerte voor levering ICBIS online/offline IRDC terminal” (de overeenkomst) verzonden en door WP voor akkoord ondertekend.
4.9.
In de overeenkomst staat:
“Exclusiviteit
Het product wordt exclusief voor opdrachtgever geproduceerd tegen jaarlijks vastgestelde prijzen. Om continuïteit van de productie te garanderen zullen alle voor serieproductie benodigde informatie zoals object code, schematuur, gerber files, materiaal en leveranciers-lijsten aan een derde in bewaring zullen worden gegeven. Bij opzegging van de afnameovereenkomst zal deze informatie automatisch worden verstrekt aan opdrachtgever.
De spuitgietmal is eigendom van opdrachtgever en wordt bij de geselecteerde producent, Kunststof Plus opgeslagen.
Pas na uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de opdrachtgever mag het product worden geleverd aan andere partijen.
Overeenkomst leveringen aan de firma Bwaste
Alle leveringen aan Bwaste gaan via Waste Products BV. De prijs zal door Waste Products B.V. worden bepaald. Er is momenteel een prijs afgegeven door Login BV van 350 - per stuk voor de proefserie via Login BV, deze zal worden gerespecteerd en zullen belast worden aan Login BV door Waste Products BV.”
4.10.
Het hof stelt vast dat partijen naast deze overeenkomst geen schriftelijke afspraken maakten over de verdere inhoud van hun samenwerking. Wel werd op 10 mei 2017 een concept-intentieovereenkomst door Login aan DBICS toegezonden en op 15 juni 2017 een concept-intentieovereenkomst opgesteld door DBICS, maar deze overeenkomsten lieten het onderwerp van de wijze van verkoop van de (nieuwe) producten onuitgewerkt en werden ook niet ondertekend. Naar het oordeel van het hof brengt, mede tegen de achtergrond van hetgeen partijen wel met elkaar uitwisselden, een redelijke uitleg van de overeenkomst van 27 juli 2017, overeenkomstig hetgeen partijen van elkaar mochten verwachten, mee dat Login een real time controller zou ontwikkelen (hardware, firmware en middleware) die – in samenwerking met Innovadis – zou integreren met het nieuwe CMS van DBICS. De ontwikkeling van deze nieuwe toegangscontroller was exclusief voor DBICS en levering – ook aan BWaste of andere derden – van deze nieuwe controller zou uitsluitend plaatsvinden via WP met uitzondering van een proefserie (50 stuks) aan BWaste tegen een prijs van
€ 350 per stuk. Tegelijk met de nieuwe controller zouden ook de daarbij verkochte en mee te leveren aanverwante producten via WP worden verkocht. Verkoop en levering van bestaande producten (de bestaande (oude) toegangscontrollers met de daarbij benodigde aanverwante producten, zouden vooralsnog rechtstreeks via Login lopen. In een later stadium, nadat de SRTC zou zijn ontwikkeld en gereed was voor (grootschalige) productie zou naar verwachting, als gevolg van het uitfaseren van de oude smartboxes, de verkoop van alle aanverwante producten volledig bij WP zijn ondergebracht. Bij deze uitleg neemt het hof het volgende in aanmerking.
- exclusiviteit over aanverwante producten?
4.11.
Uit de tekst van de overeenkomst (offerte voor levering icbis online/offline irdc terminal) van 27 juli 2017 blijkt dat door Login “de ontwikkeling & levering van een IRDC controller” wordt geoffreerd. In de overeenkomst zet Login uiteen aan welke eigenschappen de te ontwikkelen controller zal voldoen. Daarbij wordt toegelicht welke onderdelen zullen worden “ontworpen” en er wordt een stappenplan voor de realisatie van de proefmodellen (“100 stuks nulserie”) beschreven. Uit de beschrijving van die onderdelen (hardware, firmware, behuizing en middelware) blijkt dat de offerte is gericht op de ontwikkeling, productie en levering van de SRTC en niet op de aanverwante producten. Dat was ook niet nodig want deze (bestaande) producten konden worden gecombineerd met de SRTC. Met de zinsnede onder de titel “Exclusiviteit” dat “het product” exclusief voor de opdrachtgever wordt geproduceerd, wordt in deze offerte derhalve enkel de Smart Real Time Controller aangeduid, inclusief de daarbij te ontwikkelen spuitgietmal.
4.12.
Uit de daaropvolgende tekst “alle leveringen aan Bwaste gaan via WP. De prijs zal door Waste Products B.V. worden bepaald” onder de titel “Overeenkomst leveringen aan de firma Bwaste” kan – anders dan WP c.s. betoogt – niet worden afgeleid dat Login zich in deze offerte verplichtte, ook de reeds bestaande niet real time controllers en de (bestaande) aanverwante producten per direct alleen nog via WP aan Bwaste te verkopen. De overeenkomst richt zich immers uitsluitend op de SRTC. Ook het samenwerkingsvoorstel biedt daarvoor geen aanknoping: onder “voorgestelde oplossing” wordt juist uitdrukkelijk een onderscheid gemaakt tussen de verkoop van “new products” (levering door Login aan WP en doorlevering aan DBI en Bwaste) en de verkoop van “older products” (levering door Login rechtstreeks aan Bwaste). Doel is daarbij:
“Het ligt in de bedoeling om een nieuwe generatie toegangscontroller te ontwerpen welke is te combineren met motorsloten, magneetsloten en ultrasoon sensoren zoals hierboven beschreven. Deze nieuwe toegangscontroller heeft de werknaam SmartBox-RealTime gekregen en is ontworpen om bestaande SmartBoxen 07/12 en concurrerende controllers te vervangen in bestaande inwerpzuilen.”
Daarbij wordt de levering van aanverwante producten niet onderscheiden. Wel wordt in dit document gesproken over een “overgang van Bwaste naar DBI” en omvat dat kennelijk ook de overgang van bestaande producten. Nu [geïntimeerde2] daarenboven ter zitting in hoger beroep onweersproken heeft verklaard dat op termijn de aanverwante producten wellicht wel via WP zouden zijn verkocht en geleverd, namelijk wanneer de SRTC’s de bestaande niet real time werkende controllers zouden gaan vervangen, concludeert het hof dat partijen kennelijk de bedoeling hadden om exclusiviteit af te spreken over de (gehele) productielijn, inhoudend de SRTC met toebehoren. Daartegenover staat dat de bestaande productielijn, inhoudend de niet real time controllers met toebehoren, nog rechtstreeks door Login zouden worden verkocht en geleverd, waarbij de verwachting was dat op termijn de niet real time controllers niet meer verkocht zouden worden en alle nieuwe controllers en vervolgens ook alle aanverwante producten door WP verkocht en geleverd zouden worden. Grief V faalt.
- uitzondering proefserie 50 stuks
4.13.
Voorts blijkt uit de titel in samenhang met de overige tekst (met toevoegingen door het hof, zie ook rov. 4.9): “er is momenteel een prijs afgegeven door Login BV [aan Bwaste] van 350,- per stuk voor de proefserie via Login” die zal worden “gerespecteerd” en zal worden belast aan Login door WP, dat partijen niet meer hebben bedoeld dan om een beperkte uitzondering te formuleren op de exclusieve levering van de nieuwe controller, kennelijk vanwege de omstandigheid dat Login aan Bwaste al had toegezegd om een proefserie SRTC-controller rechtstreeks aan Bwaste te leveren voor € 350,- per stuk, zoals onder meer blijkt uit de factuur van 14 juli 2017.
4.14.
Login heeft op de zitting naar voren gebracht dat (als compensatie voor de reeds door Login aan BWaste in rekening gebrachte 100 stuks ad € 17.500 waarvan 50%, derhalve € 8.750, zou zijn betaald naar aanleiding van de factuur van 14 juli 2017) zij BWaste uiteindelijk een proefserie van 50 stuks SRTC’s toezegde en dat WP c.s. daarmee heeft ingestemd. Of tussen BWaste en Login de afspraak daadwerkelijk is bijgesteld van 100 stuks naar 50 stuks volgt hieruit niet. Volgens WP c.s. is dat niet zo en heeft Login op 28 augustus 2017 het bedrag van € 17.500 van BWaste ontvangen. Wel kan uit de factuur van WP aan Login van 26 september 2017, waarin WP 50 stuks ICBIS-controllers bestemd voor BWaste in rekening brengt bij Login, worden afgeleid dat WP c.s. instemde met directe levering door Login van 50 proef-ICBIS controllers aan BWaste tegen een bedrag van
€ 8.750. Op zitting heeft WP c.s. dit ook bevestigd.
4.15.
Het voorgaande brengt mee dat als vaststaand moet worden aangenomen dat tussen Login en WP de afspraak gold dat 50 proef-SRTC’s aan BWaste geleverd mochten worden. Dat de overeengekomen uitzondering tot levering van een proefserie van 50 stuks aan BWaste enkel om het onderdeel behuizing (naar het hof begrijpt: de spuitgietmal) zou gaan, zoals WP c.s. in hoger beroep betoogt, en niet om de controller, is onvoldoende onderbouwd. Het standpunt dat dit uit de tekst van de overeenkomst zou blijken, volgt het hof niet nu het stappenplan niet (enkel) de levering van een proefmodel behuizing op het oog heeft, maar de realisatie van proefmodellen SRTC’s. Dat voor de SRTC-controller een aparte behuizing ten behoeve van BWaste moest worden gemaakt is evident: BWaste zou in de toekomst een grote klant worden van WP en de SRTC-controller diende in de bestaande containers van BWaste te kunnen worden geplaatst. Grief III stuit hier op af.
Wie is wanneer tekort geschoten, waarom en wat zijn de gevolgen?
I. De periode tot de opheffing van het beslag op 22 december 2017
4.16.
Op 14 september 2017 komen partijen bijeen vanwege een perceptieverschil over de gemaakte afspraken. Een oplossing wordt echter niet gevonden en de verschillen culmineren uiteindelijk in een ingebrekestelling door WP c.s. van Login op 2 oktober 2017 en conservatoire beslaglegging(en) door WP c.s. ten laste van Login en [geïntimeerde2] op 20 november 2017. Kern van het geschil betreft de inhoud en reikwijdte van de exclusiviteitsafspraak. Partijen verwijten elkaar over en weer deze afspraak geschonden te hebben. In het onderhavige reconventionele geschil stelt Login dat WP is tekort geschoten in de overeenkomst doordat WP met haar beslag de levering van aanverwante producten aan BWaste heeft stilgelegd, wat volgens Login in strijd is met de overeenkomst. Login verbindt daaraan de conclusie dat het beslag onrechtmatig is gelegd. WP heeft verweer gevoerd en daarbij naar voren gebracht dat het niet alleen gaat om de vraag of de levering van aanverwante producten aan BWaste mocht worden voortgezet, maar dat het ook (en vooral) om de (dreigende) schending van de exclusieve ontwikkeling en productie van de SRTC’s door Login voor WP ging. Daartegen verweert Login zich met de stelling dat zij een proeflevering aan BWaste mocht doen en buiten dat geen real time controller voor BWaste heeft ontwikkeld. Het hof overweegt als volgt.
- Was voortzetting door Login van de verkoop en levering van bestaande controllers met toebehoren aan BWaste toegestaan?
4.17.
Uit de stukken komt naar voren dat partijen in september (zie de e-mailberichten van Login van 18 en 26 september 2017 en de brieven van WP c.s. en Login van 2 en 3 oktober 2017) onenigheid kregen over de vraag of Login onder de exclusiviteitsafspraak de bestaande producten (de oude controllers met aanverwante producten) rechtstreeks mocht verkopen en leveren aan BWaste. Zoals hiervoor uiteengezet is het hof van oordeel dat de zienswijze van WP c.s. over de reikwijdte van de exclusiviteitsafspraak op dit punt onjuist was. Verkoop en levering door Login van bestaande controllers met toebehoren en de verkoop en levering van aanverwante producten ten behoeve van reeds in gebruik zijnde bestaande controllers was toegestaan. Uit de mededeling van [geïntimeerde2] dat Login haar andere leveringen (van de bestaande controllers en aanverwante producten) aan BWaste (rechtstreeks) wilde voortzetten, mocht WP dus niet afleiden dat Login in de nakoming van haar verbintenis uit de overeenkomst van juli 2017 zou tekortschieten. Immers: dit was niet in strijd met de exclusiviteitsafspraak. Voor zover Login deze producten ook daadwerkelijk heeft verkocht, is zij niet tekort geschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst.
- Was de ontwikkeling, productie en levering door Login van een controller met real time eigenschappen voor BWaste toegestaan?
4.18.
Uit de hiervoor genoemde correspondentie komt ook naar voren dat Login de mening lijkt te zijn toegedaan dat de exclusiviteitsafspraak enkel betrekking had op de ontwikkeling van een controller met real time eigenschappen specifiek voor WP en dat het contract ruimte liet voor de ontwikkeling van een controller met real time eigenschappen specifiek voor BWaste (voor de gemeente Rotterdam). Op 26 september 2017 bericht Login: “Login is van plan om de leveringen van materialen aan Bwaste te continueren en ook om een controller voor hun te ontwerpen maar dient een duidelijke uitspraak van geen bezwaar van DBI/Waste Products te hebben om dit te doen zonder onverhoopte juridische gevolgen”. Zoals hiervoor geoordeeld viel de ontwikkeling, productie en levering door Login van een controller met real time eigenschappen onder de exclusiviteitsafspraak en zou dit nieuwe product uitsluitend via WP aan BWaste geleverd worden.
4.19.
Login heeft het standpunt ingenomen dat zij – omdat er geen verklaring van geen bezwaar door WP werd afgegeven – geen SRTC voor BWaste heeft ontwikkeld en van een tekortkoming op dat punt derhalve geen sprake is. WP c.s. heeft dat bestreden en ter onderbouwing van haar stellingen het navolgende naar voren gebracht:
- Op 11 september 2017 schreef [geïntimeerde2] (namens Login) aan BWaste: “Wij hebben afgelopen week een aantal malen contact gehad over de hernieuwde samenwerking in de komende jaren. Om misverstanden te voorkomen heb ik de volgende punten opgeschreven:(a) Bwaste wil de ontwikkelingskosten van een nieuwe Bwaste controller financieren
geschikt voor Rotterdam en andere Bwaste projecten mits deze exclusief wordt
geleverd aan Bwaste. De begroting gaat uit van een investering van 150.000 euro.
(b) Na een succesvolle technische integratie van de proefserie van 100 stuks zal Bwaste een bestelling plaatsen van 1.000 units. Het evaluatie traject zal per direct gaan starten en wordt waarschijnlijk in de periode oktober/november afgerond.
(c) LOGIN zal de verdere leveringen van de controller of andere producten aan DBI staken, buiten de overeengekomen proefserie van 100 stuks. DBI zal de Bwaste controller en benodigde accessoires zoals sloten en panelen in een voor haar geschikt uitvoering van Bwaste kunnen afnemen. Ontwikkelingen of leveringen aan DBI zullen niet verder plaatsvinden.
- In oktober maakte een medewerker WP c.s. op het kantoor van Login een foto van een document met het opschrift ”Overeenkomst tot exclusieve afname en distributie van producten” waarbij Login en BWaste overeenkomen dat Login aan BWaste exclusief zal leveren: “SmartBox 07, 12 en RT, Motorslot, Zonnepaneel systeem met lader” en daarnaast “reparatiediensten, magneet sloten, batterijproducten, speciale producten, ontwerpbijstellingen of service diensten zoals gebruikelijk op exclusieve basis afgenomen.(…).” Verder staat vermeld: “(6) Afnemer DBI wordt in staat gesteld controllers te verwerven bij Bwaste, in een voor haar geschikte uitvoering, tegen een marge van 20%. Leveringen aan DBI worden uitgevoerd door Bwaste.”
- Op 23 oktober 2017 schreef [geïntimeerde2] (namens Login) aan BWaste: “Hallo Mensen,
De nieuwe SmartBox is in productie gegaan in een eerste oplage van 100 stuks. Belangrijk doel van het product is het installeren, support en diagnoses stellen te vereenvoudigen zodat er vaker gebruik kan worden gemaakt van third party installatie& service bedrijven. Hiernaast is een belangrijk doel het aantal loze ritjes tot een minimum te beperken. Tenslotte hebben we ons best gedaan om de behuizingen robuuster te maken en voor een betere afdichting te zorgen (…)”.
4.20.
Volgens Login betreft de ‘overeenkomst’ die een medewerker van WP c.s. heeft gefotografeerd en waarin naast de bestaande SmartBox 07 en 12 ook een SmartBox RT wordt aangeboden, een conceptovereenkomst van de zijde van BWaste die door Login niet is aanvaard. Het hof overweegt dat de inhoud van de overeenkomst aansluit bij de tekst in de mail van Login aan BWaste van 11 september 2017 en ook bij de stukken die tussen Login en BWaste werden gewisseld voordat eind juli 2017 definitief de keuze werd gemaakt om niet met BWaste, maar met WP c.s. in zee te gaan. Gewezen wordt op bijvoorbeeld de e-mail van 7 maart 2017 en 23 mei 2017 tussen Login en BWaste waarin wordt gesproken over de ontwikkeling van een nieuwe controller “SmartBox RT” met real time eigenschappen. Bij de mail van 23 mei 2017 zit een stappenplan waarin de fases van de ontwikkeling van de nieuwe controller worden geschetst. Daarin wordt ook gesproken over de levering van een nulserie van 100 stuks, waarvoor uiteindelijk op 14 juli 2017 een factuur aan BWaste werd gestuurd door Login: 100 stuks Smartbox RT nulserie. Volgens Login (zie hiervoor onder 4.14-4.15) is die afspraak als gevolg van de overeenkomst met WP c.s. omgezet in een levering van 50 stuks ICBIS controllers door Login aan BWaste, maar tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde documenten kan naar het oordeel van het hof de opmerking van [geïntimeerde2] in zijn mail van 23 oktober 2017 met als bijlage het genoemde stappenplan aan BWaste niet anders worden geduid dan dat de Smartbox RT toen in productie is gegaan. Uit (onder meer) de mail van 11 september 2017 onder (c), waarin onder meer wordt gesproken over het staken van het leveren van de controller aan DBI leidt het hof ook af dat ondanks het verschil in benaming het bij de Smartbox RT en de ICBIS controller telkens om hetzelfde product gaat. Naar het oordeel van het hof heeft WP c.s. met de hiervoor vermelde stukken voldoende onderbouwd dat Login in weerwil van de in juli 2017 met haar gemaakte exclusiviteitsafspraak vanaf september 2017 doende was om een SRTC ten behoeve van BWaste te ontwikkelen en te produceren. Daarmee schoot zij tekort in de nakoming van de overeenkomst met WP. Voor zover in de grieven VI en VII over het andersluidende oordeel van de rechtbank wordt geklaagd, slagen deze grieven.
4.21.
Voor zover Login in dit verband zich erop beroept dat het haar was toegestaan om een proefserie van 50 stuks aan BWaste rechtstreeks te leveren en zij in zoverre niet handelde in strijd met de overeenkomst van 27 juli 2017, faalt dat. Dat het Login wel was toegestaan om de 50 proef-SRTC’s aan BWaste te leveren en er in die zin geen sprake was van een schending van de overeenkomst door Login (vergelijk hiervoor rechtsoverweging 4.15) maakt het voorgaande niet anders. In die uitzondering was in de overeenkomst voorzien. Dat geldt niet voor de door Login ingezette parallelle ontwikkeling van de Smartbox RT, zoals hiervoor beschreven. Dat strookt immers niet met de gerechtvaardigde belangen van WP c.s. om nog voordat er een proefserie ten behoeve van WP c.s. gereed was, buiten medeweten van WP c.s., zich toe te leggen op de ontwikkeling en levering van de Smart RT Box ten behoeve van haar grote concurrent BWaste
- Was Login te laat met de levering van de controller met real time eigenschappen aan WP?
4.22.
WP c.s. heeft aan haar beslaglegging in november 2017 ook ten grondslag gelegd dat Login de SRTC’s niet tijdig heeft geleverd. Volgens WP c.s. was het van belang dat de SRTC’s voor 1 oktober 2017 getest en gereed zouden zijn, omdat veel gemeentes dan hun bestaande contracten konden opzeggen en zij daarom de SRTC’s rond die tijd wilden aanbieden. Om die reden was in de overeenkomst bepaald dat de SRTC’s in augustus 2017 zouden worden geleverd. Die termijn is niet gehaald en vervolgens heeft WP c.s. bij brieven van 2 en 4 oktober 2017 Login in gebreke gesteld. Login heeft de stellingen van WP c.s. betwist.
4.23.
Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat de afspraak in de overeenkomst van 27 juli 2017 dat de eerste 100 eenheden waren gepland voor levering in augustus 2017 niet kan worden aangemerkt als een fatale termijn in de zin van artikel 6:83 sub a BW. Uit de letterlijke tekst (“en de eerste leveringen zijn gepland voor levering in Augustus 2017”) blijkt dat het om een planning gaat en niet om een vervaldatum. Daarbij heeft Login toegelicht dat de ontwikkeling van de SRTC en oplevering afhankelijk was van een derde partij Innovadis die verantwoordelijk was voor de software. De door Login te ontwikkelen hardware, firmware en middelware diende met de software van Innovadis te worden afgestemd en op onderdelen, zoals de behuizing, was ook goedkeuring vereist van WP als opdrachtgever. WP c.s. heeft deze feiten en stellingen niet, dan wel onvoldoende bestreden. Uit de overeenkomst volgt derhalve dat deze in de eerste plaats was gericht op het in gezamenlijk overleg ontwikkelen van een proef-SRTC die vervolgens zou worden gecommercialiseerd en in de markt gezet. De in de overeenkomst opgenomen verplichting van Login om een proef-SRTC te ontwikkelen, kwalificeert daarom als een inspanningsverbintenis.
4.24.
De vaststelling dat sprake was van een inspanningsverbintenis is relevant voor de vraag of en zo ja, wanneer Login is tekort geschoten. Bij een inspanningsverbintenis is sprake van een tekortkoming wanneer de schuldenaar is tekortgeschoten in de inspanning die onder de gegeven omstandigheden op grond van de overeenkomst van hem kan worden verlangd.
4.25.
Naar het oordeel van het hof heeft WP c.s. onvoldoende onderbouwd dat op het moment dat zij haar brieven op 2/4 oktober 2017 verstuurde, Login in gebreke was met de nakoming van haar uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting tot levering. In genoemde brieven verwijt WP c.s. Login dat zij structureel de overeengekomen milestones voor oplevering van de systeemonderdelen en de matrijs voor de behuizing heeft gemist, maar een feitelijke onderbouwing daarvan ontbreekt. Het had op de weg van WP c.s., mede gezien de gemotiveerde betwisting daarvan door Login, gelegen om haar stelling dat sprake was van een aanzienlijke en uitsluitend aan Login te verwijten vertraging in de oplevering van de SRTC’s concreet (met stukken) te onderbouwen. Geen steun voor haar standpunt kan worden gehaald uit de door WP c.s. als productie overgelegde planning van Login aan DBICS, gedateerd 11 mei 2017. Wel kan uit deze planning worden afgeleid dat Login verwachtte dat de ontwikkeling vijf maanden in beslag zou nemen, waarbij in de vierde maand (volgens deze planning in augustus en september) zou worden gestart met de productie van een nulserie en eind september een “go/no go” besluit zou worden genomen. Wanneer in aanmerking wordt genomen dat de overeenkomst pas in juli werd gesloten en dat uit het eveneens door WP c.s. ingebrachte rapport van Innovadis van 17 oktober 2017 blijkt dat de nieuwe controller en middleware op dat moment door Innovadis werden getest, is zonder nadere toelichting niet begrijpelijk dat en waarom een aanzienlijke vertraging zou zijn opgetreden. Dat partijen, kennelijk in lijn met de door Login op 11 mei 2017 toegezonden planning, 1 oktober 2017 als concrete leveringsdatum zouden hebben bepaald, blijkt niet. Uit het oktober-rapport van Innovadis blijkt ook niet dat hetgeen door Login bij Innovadis is aangeleverd onder de maat zou zijn. De opmerking in het rapport: “Zoals verwacht zitten er in de eerste versie van de controller nog een aantal bugs,” met een opsomming van de punten waaraan gewerkt moet worden, duidt daar niet op. Bij gebreke van een voldoende onderbouwing dat Login in september 2017 ten achter bleef bij hetgeen van haar met betrekking tot de levering op grond van de overeenkomst kon worden verlangd, hebben de brieven van 2/4 oktober 2017 geen effect gesorteerd en is Login door deze brieven niet in verzuim geraakt. Grief II faalt.
- Was de beslaglegging in november 2017 onrechtmatig?
4.26.
Aan het verzoek tot conservatoir beslag, waarvoor op 16 november 2017 verlof werd verleend, heeft WP c.s. ten grondslag gelegd dat Login de exclusiviteitsafspraak schond en dat zij te laat leverde. Naast derdenbeslag ter verzekering van verhaal van haar vordering tot schadevergoeding verzocht WP c.s. ook beslag tot levering/afgifte te mogen leggen op de bij Login aan te treffen SRTC’s en andere controlesystemen en aanverwante producten, met de kanttekening dat het Login wel werd toegestaan om haar werkzaamheden met betrekking tot het completeren van de SRTC en de levering daarvan en van andere waste-producten aan WP voort te zetten.
4.27.
Zoals hiervoor is vastgesteld, was Login op het moment van beslaglegging op 20 november 2017 niet in verzuim met haar verplichting tot levering van de SRTC aan WP en was het haar contractueel toegestaan de verkoop en levering aan BWaste van bestaande controllers met toebehoren en de verkoop en levering van toebehoren van reeds in gebruik zijnde bestaande controllers voort te zetten. Login was wel in verzuim met betrekking tot haar verplichting om exclusief een SRTC voor WP te ontwikkelen, produceren en (met toebehoren) te leveren. Zoals hiervoor geoordeeld was Login in strijd met de exclusiviteitsafspraak van partijen doende om een SRTC ten behoeve van de grootste concurrent van WP te ontwikkelen en te produceren, waardoor WP haar voorsprong in de markt dreigde te verliezen met een forse schade (verlies winstmarge) tot gevolg. Nu het beslag van WP, bestaande uit een derdenbeslag (waaronder onder BWaste) en beslag roerende zaken, ertoe strekte om (verdere) schending van de exclusiviteitsafspraak te voorkomen en tot verhaal vanwege het ontstaan van schade aan de zijde van WP, acht het hof de beslaglegging door WP niet onrechtmatig. De vorderingen van WP waarvoor beslag werd gelegd, zijn niet ongegrond gebleken. Dat een deel van de voor het verlof tot beslaglegging aangevoerde grondslagen door het hof niet juist worden bevonden, doet er niet aan af dat voor de beslaglegging nog altijd voldoende grond was.
4.28.
Het voorgaande brengt mee dat de grieven VIII en XI op dit punt slagen. Anders dan de rechtbank, oordeelt het hof dat Login vanaf september/oktober 2017 in verzuim was jegens WP ter zake de tussen partijen overeengekomen exclusiviteitsafspraak en dat de beslaglegging niet onrechtmatig was.
II. De periode na de opheffing van het beslag op 22 december 2017
4.29.
Op 22 december 2017 heeft de voorzieningenrechter (kenbaar uit het eindvonnis in kort geding van 12 januari 2018) de beslagen opgeheven. De beslagen zijn dus ongeveer een maand van kracht geweest. Tijdens de beslaglegging en ook na opheffing van de beslagen waren er geen beletselen voor Login om de SRTC voor WP verder te ontwikkelen.
4.30.
Voor de stelling van Login (op zitting in hoger beroep) dat zij ook na opheffing van de beslagen werd belemmerd in haar bedrijfsvoering, omdat zij gehinderd zou worden om producten aan BWaste te leveren, ziet het hof – mede in het licht van de gemotiveerde betwisting hiervan door WP c.s. – onvoldoende (concrete) onderbouwing. Zowel in het kort geding vonnis van de voorzieningenrechter, als in de correspondentie van partijen in het voorjaar van 2018 over de verdere ontwikkeling van de SRTC’s en in het kader van de onderhandelingen is telkens tot uitgangspunt genomen dat de beperking voor Login betrekking had op de levering van SRTC’s (met toebehoren) aan BWaste en niet op de oude boxes (met toebehoren) die al in gebruik waren bij BWaste.
- Was Login bevoegd de overeenkomst partieel te ontbinden?
4.31.
Login heeft op 27 maart 2018 de overeenkomst met WP gedeeltelijk ontbonden, in die zin dat zij zich bevrijdt van de passage “Overeenkomst leveringen aan de firma Bwaste” waarin staat dat alle leveringen aan BWaste via WP zullen lopen (zie onder 4.9). Daarmee beoogde zij de exclusiviteitsafspraak van partijen ongedaan te maken. In de brief voert Login als grond aan dat WP haar verbiedt om bestaande controllers aan BWaste te leveren en om de controllers uit de proefserie rechtstreeks aan Bwaste te leveren, als ook dat WP vijf facturen onbetaald zou laten.
4.32.
WP heeft gesteld dat de partiële ontbinding op 27 maart 2018 niet rechtsgeldig was, omdat zij niet in verzuim was. WP voert aan dat er na de opheffing van de beslagen geen beletselen voor Login waren om de ontwikkeling en productie van de SRTC exclusief voor WP voort te zetten zoals overeengekomen en dat zij nadien Login niet heeft gehinderd in de verkoop en levering van andere Waste-producten aan BWaste of derden. Daarnaast voert zij aan dat zij door Login ook niet in gebreke is gesteld. Het betoog van WP slaagt. Niet valt in te zien waarom Login, nadat de beslagen ongeveer een maand later werden opgeheven, in de uitvoering van de overeenkomst werd belemmerd. Zoals [geïntimeerde2] namens Login tijdens de zitting in hoger beroep heeft verklaard, zochten partijen nadien naar overeenstemming over een andere vorm van samenwerking, maar feitelijk bestond er geen belemmering om uitvoering te geven aan de overeenkomst: “Uiteindelijk is er in februari een voorstel gekomen, waarin ik ICBIS moest leveren en ik gedurende drie jaar geen real time controller mocht ontwikkelen. Dat heb ik afgewezen. In maart of april (2018) deed ik nogmaals een voorstel, maar DBICS was niet geïnteresseerd in het aanbod om haar geld terug zou krijgen. Uiteindelijk was het voorstel dat we controllers zouden leveren. Dat vond ik geen slecht voorstel, want de onderhandelingen met BWaste verliepen inmiddels moeizaam. Ik dacht: ‘Dan ontbinden we de samenwerking en krijgen we een klant-leverancierverhouding.’ Ik meende een schikking met DBICS overeengekomen te zijn. Vanaf dat moment kreeg Innovadis ook de ruimte om het product af te maken. We hadden uiteindelijk, in juli 2018, een goed werkend product. Er zijn ook producten geleverd aan DBICS.” Dat Innovadis van WP c.s. geen toestemming kreeg om bij te dragen aan de ontwikkeling van het product, is op zitting door WP c.s. betwist – net als het punt dat Login aan WP c.s. het bedrag van de investering zou hebben aangeboden – en overigens niet door Login onderbouwd. Als dat het geval was geweest, had het op de weg van Login gelegen om WP c.s. daarvoor in gebreke te stellen, hetgeen zij heeft nagelaten. Het moet voor Login duidelijk zijn geweest dat WP nog altijd belang zag in de ontwikkeling van een SRTC en vast hield aan nakoming van de overeenkomst. Pas nadat Login is gefailleerd, heeft zij bij de curator een omzettingsverklaring ingediend tot vervangende schadevergoeding van de niet geleverde 100 SRTC’s.
4.33.
Uit het voorgaande blijkt derhalve dat Login ook na opheffing van het beslag gehouden was uitvoering te geven aan de overeenkomst van partijen en exclusief voor WP een SRTC diende te ontwikkelen. Dat er op dat moment nog een discussie liep over de vraag of Login 50 proef-SRTC’s direct aan BWaste mocht leveren of dat via WP moest doen, rechtvaardigt de partiële ontbinding niet, reeds omdat deze proef-SRTC’s nog niet gereed waren. Daarbij ligt het gezien de exclusiviteitsafspraak niet erg voor de hand dat Login nog voordat WP zelf een proefserie ontving een proefserie SRTC’s aan BWaste zou kunnen leveren waarmee de door WP gewenste voorsprong op de markt zou worden prijsgegeven.
4.34.
De stelling dat WP in verzuim bleef met de betaling van facturen heeft Login onvoldoende onderbouwd. Niet duidelijk is of deze facturen betrekking hadden op reguliere leveringen van bestaande controllers met toebehoren of verband hielden met kosten voor de ontwikkeling van de SRTC’s. Alleen in het laatste geval zou het niet betalen daarvan door WP een grond kunnen vormen voor ontbinding. Ook is niet duidelijk wanneer deze facturen betaald hadden moeten worden, zodat het hof niet kan beoordelen of de vervaldatum was gelegen in een periode dat Login zelf in verzuim was met haar prestatie. Dat is met name relevant omdat uit de correspondentie tussen Login en BWaste blijkt dat Login ondanks de exclusiviteitsafspraak met WP c.s. door ging met het ontwikkelen van een SRTC en zij daarmee (opnieuw) in strijd met de bestaande exclusiviteitsafspraak met WP handelde. Zo schrijft Login op 27 februari 2018 onder het opschrift “nieuwe controller”: “We gaan vol gas door!” en op bericht een medewerker van BWaste: “Ik ben momenteel bezig een plan van aanpak te maken om de Smartbox 2018 van de grond te krijgen (…) Zo liggen er hier nu twee versie, eentje met rood/groene leds onder het display en eentje zonder.”
4.35.
Het voorgaande brengt mee dat de partiële ontbinding van Login op 27 maart 2018 niet rechtsgeldig is geweest. De grieven VIII (slot), IX en in het verlengde daarvan X slagen.
- Was het laten herleven van de beslagen en aanzeggen van het verbod op directe levering aan Bwaste door WP c.s. in augustus 2018 onrechtmatig?
4.36.
Op 31 juli 2018 wees dit hof een verstekarrest in het hoger beroep dat was ingesteld tegen het vonnis in kort geding van 22 december 2017. Op 16 augustus 2018, een week nadat dit arrest door WP c.s. aan Login en [geïntimeerde2] werd betekend (datum betekening: 9 augustus 2018) herleefden de op 20 november 2017 gelegde beslagen (voor zover door WP gelegd) en gold een verbod tot het, direct of indirect, (door)leveren van de nieuwe controller en/of aanverwante waste-producten (zoals opgenomen in randnummer 3.80 van de – in de bodemprocedure niet overgelegde en daardoor voor het hof niet kenbare – conclusie van antwoord) buiten WP om aan BWaste. Aan het verbod werd een dwangsom verbonden van € 20.000 voor iedere levering van elk afzonderlijk product in strijd daarmee. Daardoor kwam volgens Login de bedrijfsvoering volledig stil te liggen.
4.37.
Zoals het hof hiervoor heeft overwogen, was de overeenkomst tussen Login en WP niet rechtsgeldig (partieel) ontbonden en was het Login derhalve niet toegestaan om nieuwe controllers aan BWaste te leveren. Uit correspondentie tussen Login en BWaste na de buitengerechtelijke ontbindingsverklaring van 27 maart 2018 (het hof verwijst naar e-mailcorrespondentie van 11 april, 18 mei en 5 juni 2018) blijkt dat Login de ontwikkeling van de Smartbox 2018 voor BWaste heeft voortgezet. Daarmee bleef zij in verzuim jegens WP om de tussen hen bestaande exclusiviteitsafspraak na te komen. Grief IV kan verder onbesproken blijven.
Tussenconclusie in de zaak 200.267.282 (WP c.s. tegen curator/Login):
4.38.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat niet WP maar Login vanaf september/oktober 2017 is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst jegens WP en dat Login als gevolg van de ingebrekestelling van 2 oktober 2017 in verzuim is in de nakoming van de overeengekomen exclusiviteitsverplichting en daarin is nadien geen wijziging gekomen. De grieven slagen grotendeels. Dat brengt mee dat het in reconventie gewezen vonnis van de rechtbank zal worden vernietigd en dat (ook) de subsidiaire vordering onder c t/m f (zoals weergegeven in rov. 3.3.1 van het vonnis) zal worden afgewezen. Nu de rechtbank de subsidiaire vordering onder g reeds heeft afgewezen en Login daartegen niet incidenteel heeft geappelleerd, ligt deze vordering in hoger beroep niet meer voor.
.
4.39.
Ook de meer subsidiaire vordering waarin Login een verklaring voor recht vraagt dat de overeenkomst van 27 juli 2017 onder invloed van dwaling is tot stand gekomen en om de overeenkomst om die reden te vernietigen (vorderingen h en i), acht het hof niet toewijsbaar. Naar het oordeel van het hof heeft Login deze vordering onvoldoende toegelicht en met feiten en omstandigheden onderbouwd.
in de zaak 200.269.189 (WP c.s. tegen [geïntimeerde2] ):
in het principaal appel
4.40.
WP c.s. is met elf grieven opgekomen tegen het vonnis van de rechtbank van 10 juli 2019. Op grief I is reeds beslist in het incidenteel arrest van dit hof van 1 juni 2021. De grieven II tot en met X richten zich tegen de oordelen van de rechtbank in de hiervoor besproken zaak tussen WP en de curator (Login) in conventie en reconventie, omdat de rechtbank in de onderhavige zaak tussen WP c.s. en [geïntimeerde2] daarop voortbouwt. De grieven (die inhoudelijk overeenkomen met de grieven in de zaak van WP c.s. tegen de curator van Login) richten zich in de kern tegen het oordeel van de rechtbank dat Login de exclusiviteitsafspraak niet heeft geschonden, dat WP jegens Login is tekortgeschoten en de door haar en DBICS gelegde beslagen, alsook het laten herleven van die beslagen onrechtmatig is geweest, en dat Login gerechtigd was tot (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst van 27 juli 2017 en schadevergoeding. Grief XI is gericht tegen het oordeel van de rechtbank in de zaak tussen WP c.s. en [geïntimeerde2] dat WP c.s. onrechtmatig jegens [geïntimeerde2] heeft gehandeld door ten laste van hem conservatoire beslagen te leggen op 20 november 2017, deze beslagen later te doen herleven en het leveringsverbod aan BWaste te doen aanzeggen.
het geschil in conventie
4.41.
Zoals hiervoor in de zaak tussen WP c.s. en de curator (Login) is overwogen, is het niet WP maar Login die vanaf september/oktober 2017 is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst jegens WP. Login is naar het oordeel van het hof dan ook vanaf de ingebrekestelling van 2 oktober 2017 in verzuim en die situatie heeft zich tot aan het faillissement van Login niet gewijzigd. Net als in de zaak tussen WP c.s. en de curator (Login) slagen de grieven van WP c.s. die daartegen zijn gericht grotendeels. Het hof zal hierna beoordelen in hoeverre dat leidt tot toewijzing van hetgeen door WP c.s. in conventie is gevorderd.
4.42.
Met betrekking tot de vorderingen van WP c.s. in conventie tegen [geïntimeerde2] overweegt het hof dat DBICS in de memorie van grieven onder 48 (vierde liggend streepje) meldt dat zij zich neerlegt bij de beslissing van dit hof in het verstekarrest van 31 juli 2018 dat haar geen directe vordering op [geïntimeerde2] toekomt. Voor zover de vorderingen tegen [geïntimeerde2] door DBICS zijn ingesteld, zijn deze derhalve niet toewijsbaar.
4.43.
Nu in hoger beroep (met het grotendeels slagen van de grieven van WP c.s.) vast is komen te staan dat Login de exclusiviteitsverplichting heeft geschonden en daarmee is tekortgeschoten jegens WP, zal het hof de stellingen van WP (c.s.) in hoger beroep in haar memorie onder 44 en 48 (derde liggend streepje) en in de procedure bij de rechtbank over de persoonlijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde2] op grond van de devolutieve werking opnieuw beoordelen.
4.44.
Wanneer een vennootschap ten opzichte van een derde wanprestatie pleegt of onrechtmatig handelt kan onder omstandigheden ook de bestuurder van die vennootschap aansprakelijk zijn voor de schade van die derde. Vereist is daarvoor dat de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het antwoord op de vraag of dit zo is, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. Voor het kunnen aannemen van een ernstig verwijt geldt in het algemeen de voorwaarde dat de bestuurder wist of behoorde te begrijpen dat de schuldeiser van de vennootschap door zijn handelen schade zou lijden.
4.45.
Omdat [geïntimeerde2] geen toestemming verkreeg van WP c.s. om een SRTC voor BWaste te ontwikkelen en hij – buiten medeweten van WP c.s. om – toch een samenwerking met BWaste is aangegaan en een SRTC ten behoeve van haar is gaan ontwikkelen, heeft [geïntimeerde2] WP rechtstreeks beconcurreerd. Als bestuurder van Login en deelnemer aan de joint venture (WP) kan [geïntimeerde2] – die alle correspondentie en gesprekken met BWaste overwegend zelf heeft gevoerd – daarvan persoonlijk een ernstig verwijt worden gemaakt. Dat WP daardoor schade zou leiden was voor [geïntimeerde2] voorzienbaar, omdat deze daarmee haar voorsprong op de ontwikkeling van deze nieuwe tool verloor en haar marktpositie werd aangetast. [geïntimeerde2] is daarom aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade van WP. Nu het aannemelijk is dat WP schade heeft geleden, zal het hof [geïntimeerde2] veroordelen tot vergoeding van de door WP geleden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde2] , met verwijzing naar de schadestaatprocedure.
het geschil in reconventie
4.46.
Het principaal appel van WP c.s. richt zich in de zaak tegen [geïntimeerde2] (wat het geschil in reconventie betreft) tegen de toegewezen verklaringen voor recht dat WP c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door ten laste van [geïntimeerde2] beslag te laten leggen, dit beslag te laten herleven en het leveringsverbod aan Bwaste aan te zeggen, en dat WP c.s. aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door [geïntimeerde2] geleden schade (grief XI). Hoewel het hof, anders dan de rechtbank, heeft geoordeeld dat Login wel is tekortgeschoten en in verzuim is, brengt dat niet zonder meer mee dat het destijds ten laste van [geïntimeerde2] gelegde beslag rechtmatig was. Aan een oordeel daarover komt het hof echter bij gebrek aan belang niet toe. Nu [geïntimeerde2] in zijn memorie heeft erkend dat de ten laste van hem gelegde beslagen geen doel hebben getroffen (ook niet bij het herleven van het beslag), zodat hij geen schade door het beslag heeft geleden, heeft hij bij de gevorderde verklaringen voor recht hierover geen belang. De vraag of beslaglegging ten laste van hem (on)rechtmatig was, kan daarom in het midden blijven. Het aanzeggen van het leveringsverbod raakte voorts niet hem, maar Login en was zoals hiervoor geoordeeld niet onrechtmatig. Dat betekent dat de desbetreffende vorderingen van [geïntimeerde2] alsnog moeten worden afgewezen. In zoverre slaagt het principaal beroep van WP c.s.
in het incidenteel appel
4.47.
[geïntimeerde2] heeft in incidenteel appel twee inhoudelijke grieven gericht tegen het vonnis van de rechtbank. Met zijn eerste grief betoogt [geïntimeerde2] dat WP en DBICS Holding allebei onrechtmatig jegens [geïntimeerde2] hebben gehandeld door ten laste van Login beslag te laten leggen, door dit beslag te laten herleven en door het leveringsverbod aan te zeggen, omdat zij wisten dat het lot van [geïntimeerde2] was verbonden aan het lot van Login, zij doelbewust het faillissement van Login hebben uitgelokt, de beslagleggingen ondeugdelijk waren, zij het belang van DBICS Holding lieten prevaleren, wisten dat WP de schade van Login en [geïntimeerde2] niet zou kunnen vergoeden, de schikkingsonderhandelingen op onrechtmatige wijze staakten, en tot slot: DBICS Holding de rol van Login als aandeelhouder van WP negeerde. Zijn tweede grief richt zich tegen het oordeel van de rechter tot kostencompensatie.
4.48.
[geïntimeerde2] heeft zijn grieven in incidenteel appel doen uitmonden in een gewijzigde vordering. Samengevat vordert hij thans het vonnis te bekrachtigen en (ter verbetering of in aanvulling daarop) te verklaren voor recht dat WP c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door ten laste van Login en [geïntimeerde2] conservatoire beslagen te laten leggen en deze te laten herleven, als ook door het leveringsverbod aan BWaste te doen aanzeggen en dat zij mitsdien aansprakelijk zijn voor de als gevolg daarvan door [geïntimeerde2] geleden schade. Daarnaast heeft [geïntimeerde2] gevorderd WP c.s. te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde2] van een schadevergoeding van € 446.325 voor wat betreft de onwaarde van de aandelen en € 951.426,60 voor wat betreft inkomensverlies, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het faillissement van Login, als ook de buitengerechtelijke kosten ter vaststelling van schade van € 6.500 ex btw en ter verkrijging van voldoening buiten rechte van € 6.775, met veroordeling van WP c.s. in de proceskosten.
4.49.
De grieven, met inbegrip van de eiswijziging, falen. Nu het hof de door WP c.s. ten laste van Login gelegde beslagen, het laten herleven daarvan en het leveringsverbod niet onrechtmatig heeft geoordeeld vanwege het verzuim van Login om de exclusiviteitsafspraak na te komen, kan reeds daarom geen steun worden gevonden voor de stelling van [geïntimeerde2] dat het treffen van deze executiemaatregelen mede onrechtmatig jegens hem zouden zijn. Daarnaast staat, zoals hiervoor is overwogen, vast dat [geïntimeerde2] erkent dat de ten laste van hem gelegde beslagen geen doel hebben getroffen, zodat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde2] als gevolg daarvan schade heeft ondervonden.
5. De slotsom
in zaak 200.267.282 (WP c.s. tegen curator/Login):
5.1.
De grieven slagen grotendeels. Het bestreden vonnis in reconventie wat betreft de curator (Login) zal worden vernietigd en het hof zal, opnieuw rechtdoende ook de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen van de curator afwijzen
5.2.
Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal het hof de curator in de kosten van beide instanties veroordelen, vermeerderd met 1 punt extra voor salaris advocaat als vergoeding voor de kosten van het incident ex artikel 843a Rv.
De kosten voor de procedure (in reconventie) in eerste aanleg aan de zijde van WP c.s. zullen worden vastgesteld op € 543 (1 punt x tarief II).
De kosten voor de procedure in hoger beroep (inclusief het incident) aan de zijde van WP c.s. zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 81,83
- griffierecht € 741,00
- totaal verschotten € 822,83
- salaris advocaat € 3.899,00 (3,5 punten x appeltarief II)
5.3.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
in zaak 200.269.189 (WP c.s. tegen [geïntimeerde2] ):
5.4.
De grieven in het principaal hoger beroep slagen, terwijl de grieven in het incidenteel hoger beroep falen. Het bestreden vonnis gewezen tussen WP c.s. en [geïntimeerde2] in conventie zal worden vernietigd en in reconventie wat betreft [geïntimeerde2] eveneens.
en voorts in principaal appel
5.5.
De vordering van WP in conventie om [geïntimeerde2] te veroordelen tot vergoeding van de door WP geleden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde2] , met verwijzing naar de schadestaatprocedure, vermeerderd met wettelijke rente, wordt toegewezen.
5.6.
Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal het hof [geïntimeerde2] in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure (in conventie) in eerste aanleg aan de zijde van WP c.s. zullen worden vastgesteld op:- explootkosten € 86,78
- griffierecht € 8,00
- totaal verschotten € 94,78
- salaris advocaat € 1.086 (2 punten x tarief II)
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van WP c.s. zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 81,83
- griffierecht € 741,00
- totaal verschotten € 822,83
- salaris advocaat € 2.785,00 (2,5 punten x appeltarief II)
5.7.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
en voorts in incidenteel appel
5.8.
De vorderingen van [geïntimeerde2] in reconventie worden afgewezen, met veroordeling van [geïntimeerde2] in de proceskosten.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van WP c.s. zullen worden vastgesteld op € 1.114 (0,5 x 2 punten x appeltarief II) voor salaris advocaat.
5.9.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
in zaak 200.267.282 (WP c.s. tegen curator/Login):
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 10 juli 2019, voor zover tussen WP c.s. en de curator (Login) in reconventie gewezen, en doet opnieuw recht;
wijst de vorderingen af;
veroordeelt de curator in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van WP c.s. wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 543 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 822,83 voor verschotten en op € 3.899 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt de curator in de nakosten, begroot op € 163 met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval [geïntimeerde2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in zaak 200.269.189 (WP c.s. tegen [geïntimeerde2] ):
in principaal appel
in conventie
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 10 juli 2019, voor zover tussen WP c.s. en [geïntimeerde2] in conventie gewezen, en doet opnieuw recht;
veroordeelt [geïntimeerde2] tot vergoeding van de door WP als gevolg van het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde2] geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na 10 juli 2019 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde2] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van WP c.s. wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 94,78 voor verschotten en € 1.086 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 822,83 voor verschotten en op € 2.785 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde2] in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval [geïntimeerde2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in incidenteel appel
in reconventie
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 10 juli 2019, voor zover tussen WP c.s. en [geïntimeerde2] in reconventie gewezen, en doet opnieuw recht;
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [geïntimeerde2] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van WP c.s. vastgesteld op € 1.114 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde2] in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval [geïntimeerde2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, S.M. Evers en I. Brand en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. I. Brand en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2022.