HR 26 oktober 1993, NJ 1994/100 r.o. 6.2; D.H. de Jong, ‘De tenlastelegging’, in G. Knigge (red.), Leerstukken van strafprocesrecht, Deventer: Gouda Quint 2001, p. 43 e.v. op p. 49 onder verwijzing naar HR 21 januari 1986, NJ 1987/663 r.o. 6.2 ‘Die opvatting, die niet strijdig is met de bewoordingen van de telastelegging, is niet onbegrijpelijk. Voor verdere toelichting in cassatie is geen plaats.’ D.H. de Jong, De macht van de tenlastelegging in het strafproces, diss. Groningen, Arnhem: Gouda Quint bv 1981, p. 17 met een beroep op ‘vaste rechtspraak’ en met name HR 20 februari 1979, NJ 1979/313 r.o. 8 ‘een met haar bewoordingen niet onverenigbare en in cassatie derhalve te eerbiedigen uitleg’.
HR, 02-07-2013, nr. 12/04721
ECLI:NL:HR:2013:147
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
02-07-2013
- Zaaknummer
12/04721
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:147, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑07‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:104, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:104, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑05‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:147, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0309
Uitspraak 02‑07‑2013
Inhoudsindicatie
OM-cassatie. Het hof is bij zijn beraadslaging en beslissing uitgegaan van een onjuiste uitleg van de tll. t.a.v. de plaats. V.zv. het middel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld.
Partij(en)
2 juli 2013
Strafkamer
nr. 12/04721
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 juli 2011, nummer 22/002884-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte, mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak zodat deze op het bestaande beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel keert zich tegen de gegeven vrijspraak.
2.2.1.
Aan de verdachte is onder 1 en 2 primair en subsidiair tenlastegelegd dat:
"1.
hij op of omstreeks 12 februari 2010 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig, (bedrijfsauto (bestelauto)), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 770 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2010 te Rotterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten alle categorieën, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Rijksweg Al5, als bestuurder een motorrijtuig (bedrijfsauto (bestelauto)), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2010 te Rotterdam als bestuurder van een motortuig (bestelauto) heeft gereden op de weg, de Rijksweg Al5, terwijl het aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 afgegeven rijbewijs voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde zijn geldigheid met meer dan één jaar had verloren."
2.2.2.
Het Hof heeft de verdachte van het tenlastegelegde vrijgesproken. Het heeft daartoe het volgende overwogen:
"In de onder de nummers 2010048809-1 en 210048809-10 opgemaakte processen-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond valt te lezen dat de verbalisanten de verdachte op 12 februari 2010 tegen 01.00 uur binnen de gemeente Rotterdam cq. binnen de gemeente Rotterdam ter hoogte van Rhoon zagen rijden. Noch aan die processen-verbaal, noch aan enig ander processtuk, noch aan het onderzoek ter terechtzitting valt het wettig en overtuigend bewijs te ontlenen dat de verdachte op genoemde datum (ook) te Rotterdam - zoals onder 1 en onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste is gelegd - een auto heeft bestuurd."
2.3.
De tenlastelegging kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan dat daarin met de woorden “te Rotterdam” mede wordt bedoeld “in de gemeente Rotterdam”. Blijkens zijn hiervoor weergegeven overwegingen is het Hof derhalve bij zijn beraadslaging en beslissing uitgegaan van een onjuiste uitleg van de tenlastelegging. Voor zover het middel daarover klaagt is het terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2013.
Conclusie 21‑05‑2013
Inhoudsindicatie
OM-cassatie. Het hof is bij zijn beraadslaging en beslissing uitgegaan van een onjuiste uitleg van de tll. t.a.v. de plaats. V.zv. het middel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld.
nr. 12/04721
Mr. Vegter
zitting 21 mei 2013
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Bij arrest van 1 juli 2011 heeft de Enkelvoudige Kamer van het Hof ’s-Gravenhage, verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde rijden onder invloed alsmede van het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs.
2. Tegen het arrest heeft de Advocaat-Generaal bij het Hof ’s-Gravenhage beroep in cassatie ingesteld. Mr. M. van der Horst, Advocaat-Generaal bij het Hof ’s-Gravenhage, heeft een schriftuur houdende een middel van cassatie ingediend. Namens de verdachte is het cassatieberoep tegengesproken door mr. J.Y. Taekema, advocaat te ‘s-Gravenhage.
3. Het middel richt zich tegen de gegeven vrijspraak in het licht van een feit van algemene bekendheid en tegen de uitleg die het Hof aan de tenlastelegging heeft gegeven. Het Hof zou een onjuiste uitleg hebben gegeven aan de tenlastelegging door een onderscheid te maken tussen ‘te Rotterdam’ en ‘binnen de gemeente Rotterdam’. Als ik het goed begrijp heeft het Hof het begrip ‘te Rotterdam’, zoals dat ten laste is gelegd, te beperkt uitgelegd door daaronder niet te begrijpen ‘binnen de gemeente Rotterdam’. De vrijspraak zou onbegrijpelijk zijn gelet op het feit van algemene bekendheid dat de plaats waar verbalisanten hebben geconstateerd dat de verdachte met een ongeldig rijbewijs heeft gereden – waarna bovendien is gebleken dat de verdachte onder invloed verkeerde – is gelegen ‘in Rotterdam’.
4. Eerst wordt de klacht besproken dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten.
5. Aan de verdachte is onder 1 en onder 2 primair het volgende ten laste gelegd:
‘1.
hij op of omstreeks 12 februari 2010 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig, (bedrijfsauto (bestelauto)), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 770 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2010 te Rotterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten alle categorieën, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Rijksweg A15, als bestuurder een motorrijtuig (bedrijfsauto (bestelauto)), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;subsidiair althans […]’
6. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken en daartoe het volgende overwogen:
‘In de onder de nummers 2010048809-01 en 2010048809-10 opgemaakte processen-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond valt te lezen dat de verbalisanten de verdachte op 12 februari 2010 tegen 01.00 uur binnen de gemeente Rotterdam c.q. binnen de gemeente Rotterdam ter hoogte van Rhoon zagen rijden. Noch aan die processen-verbaal, noch aan enig ander processtuk, noch aan het onderzoek ter terechtzitting valt het wettig en overtuigend bewijs te ontlenen dat de verdachte op genoemde datum (ook) te Rotterdam – zoals onder 1 en onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste is gelegd – een auto heeft bestuurd. De verdachte dient derhalve van het onder 1 en onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.’
7. Aan het Hof is de uitleg van de tenlastelegging voorbehouden met als beperkende voorwaarden slechts dat de uitleg niet onverenigbaar is met haar bewoordingen en evenmin onbegrijpelijk mag zijn.1.In de onderhavige zaak legt het Hof het ten laste gelegde begrip ‘te’ klaarblijkelijk aldus uit dat daaronder niet is begrepen ‘binnen’: beide woorden zijn in het origineel van het arrest cursief weergegeven. Nu er – kort gezegd – geen bewijsmiddelen voor handen zijn dat de verdachte ‘te’ Rotterdam’ onder invloed en/of met een ongeldig rijbewijs heeft gereden maar slechts dat hij ‘binnen’ Rotterdam onder invloed heeft gereden, spreekt het Hof de verdachte vrij van het tenlastegelegde. Met andere woorden: te Rotterdam omvat naar het oordeel van het Hof niet binnen de gemeente Rotterdam. Dit oordeel is taalkundig en juridisch niet zonder meer begrijpelijk.
8. Het Hof maakt een taalkundig onbegrijpelijk onderscheid tussen ‘te’ en ‘binnen’. Zowel het begrip ‘te’ als het begrip ‘binnen’ kunnen in dit verband beide slechts ‘in’ betekenen. Van Dale, Groot woordenboek van de Nederlandse taal, geeft bij het lemma ‘binnen’ als synoniem ‘in’; bij het lemma ‘te’ geeft Van Dale sub 4 ‘in, op’. De andere 19 mogelijke betekenissen zijn evident niet aan de orde. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is de uitleg die het Hof heeft gegeven aan het onderdeel ‘te Rotterdam’ van de tenlastelegging onbegrijpelijk.
9. Voor zover het Hof een onderscheid heeft gemaakt tussen ‘Rotterdam’ en de ‘gemeente Rotterdam’ is het oordeel juridisch niet zonder meer begrijpelijk. Mogelijk is het Hof ervan uitgegaan dat de ‘gemeente Rotterdam’ wordt gevormd door meerdere ‘plaatsen’. Zo vormt Rhoon, om bij de onderhavige zaak aan te sluiten, tezamen met West-IJsselmonde de gemeente Albrandswaard.2.Indien de gemeente Rotterdam ook zo zijn samengesteld3., dan zou zich het volgende probleem kunnen voordoen (waarbij ter verduidelijking wordt gekozen voor de bestaande gemeente Albrandswaard): indien ten laste is gelegd dat feit X is gepleegd in West-IJsselmonde terwijl uit de bewijsmiddelen slechts kan volgen dat het feit is gepleegd in Rhoon, dan zou dat tot vrijspraak moeten c.q. kunnen leiden.4.Indien echter ten laste is gelegd dat het feit in Albrandswaard is gepleegd, dan kan het feit bewezen worden verklaard ongeacht of uit de bewijsmiddelen volgt dat het in Rhoon is gepleegd of in West-IJsselmonde. Met betrekking tot Rotterdam doet zo een complicatie zich echter niet voor. Rotterdam kent wel zogenoemde deelgemeenten waaraan de gemeenteraad van Rotterdam bevoegdheden heeft overgedragen maar de deelgemeenten vormen zelf geen zelfstandige gemeente (of min of meer ‘zelfstandige’ plaats).5.Ook bestaat de zogenoemde stadsregio Rotterdam, die naast de gemeente Rotterdam bestaat uit een vijftiental gemeenten waaronder Albrandswaard.6.Op de stadsregio heeft de tenlastelegging geen betrekking. Het Hof lijkt te veronderstellen dat Rotterdam iets anders is dan de gemeente Rotterdam. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is dat oordeel onbegrijpelijk.
10. Dit onderdeel van het middel is gegrond.
11. In de toelichting op het middel wordt voorts terecht aangevoerd dat het een feit van algemene bekendheid is dat de Autosnelweg 15 ter hoogte van Rhoon c.q. hectometerpaal 561.0 behoort tot de gemeente Rotterdam. Inderdaad kan de plaats van een aldus aangeduid deel van een Autosnelweg worden gerekend tot gegevens die zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen zijn te achterhalen.7.Mr. Taekema spreekt tegen dat de loop der gemeentegrenzen noch het feit dat stukken Autosnelweg deel uitmaken van gemeenten, als een feit van algemene bekendheid kunnen worden aangemerkt, zonder dit te onderbouwen. Ook dit onderdeel van het middel is gegrond.
12. Samengevat heeft het Hof de verdachte vrijgesproken van iets anders dan ten laste was gelegd. Het middel is terecht voorgesteld.
13. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, en tot terugwijzing van de zaak zodat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 21‑05‑2013
Art. 2 lid 2 Wet gemeentelijke herindeling van West-IJsselmonde, Stb. 1984, 331.
Er bestaat voor zover ik heb kunnen nagaan geen min of meer ‘zelfstandige’ plaats “Rotterdam’ binnen de gemeente Rotterdam. Bovendien wordt geen van de 14 deelgemeenten van de gemeente Rotterdam aangeduid als Rotterdam.
D.H. de Jong, De macht van de telastelegging in het strafproces, diss. Groningen, Arnhem: Gouda Quint 1981, p. 93 onder verwijzing naar HR 11 september 1979, NJ 1980/10 (Edam-Volendam) waar het feit in Volendam was begaan terwijl te Edam-Volendam ten laste was gelegd.
Art. 87 e.v. Gemeentewet. De bevoegdheid tot het instellen van deelgemeenten zal worden ingetrokken: Wet van 7 februari 2013 tot wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met het afschaffen van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen, Stb. 2013, 67 (nog niet in werking getreden).
Gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam, 16 december 2009, Stcrt. 2010, nr. 6357. Thans op basis van Hoofdstuk XI Wet gemeenschappelijke regelingen, Stb. 2005, 666; i.w.tr. 1 januari 2006, Stb. 2005, 667. Het kabinet streeft ernaar dit voorjaar een wetsvoorstel tot afschaffing van de zogenoemde plusregio’s, waarvan de stadsregio Rotterdam er één is, bij de Tweede Kamer in te dienen: Bestuur in samenhang. De bestuurlijke samenhang in Nederland, p. 6 bijlage bij Kamerstukken II 2012/13, 33 047, nr. 8.
HR 11 januari 2011, LJN BP0291, NJ 2011/116 r.o. 3.2.1 (maatstaf) m.nt. P.A.M. Mevis. Verkeerswegengerelateerde feiten van algemene bekendheid: HR 6 oktober 1998, NJ 1998/881 r.o. 4.3.1 m.b.t. ‘De afstand van de oprit A9 Beverwijk tot aan de afslag A2 Utrecht West is 56 kilometer.’ HR 13 november 2007, LJN BB6374, NJ 2007/627 r.o. 3.3 ‘de afstand tussen verdachtes woning en de plaats waar de overval heeft plaatsgevonden, alsmede de gemiddelde reisduur voor deze afstand’. Voor een, gelet op de de onderhavige zaak, omgekeerd geval – waarin de bewezenverklaring onverenigbaar was met een feit van algemene bekendheid m.b.t. Rotterdam – zie HR 19 juni 2001, LJN ZD2843, NJ 2001/521 r.o. 3.4 ‘Nu het een feit van algemene bekendheid is dat de gemeente Rotterdam geen Dwarsstraat kent, zijn die bewijsmiddelen echter niet redengevend voor de bewezenverklaring voor zover deze inhoudt dat het feit te Rotterdam is gepleegd.’