Einde inhoudsopgave
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.21 [Aangifte vertrek uit Nederland]
Geldend
Geldend vanaf 06-01-2014
- Bronpublicatie:
03-07-2013, Stb. 2013, 315 (uitgifte: 26-07-2013, kamerstukken: 33219)
- Inwerkingtreding
06-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-11-2013, Stb. 2013, 494 (uitgifte: 09-12-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Privacy / Algemeen
Burgerzaken / Basisregistratie personen
1.
Aan de aangifte van vertrek van de ingezetene die naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten minste twee derde van de tijd buiten Nederland zal verblijven, worden gegevens betreffende het vertrek uit Nederland en het volgende verblijf buiten Nederland ontleend.
2.
Indien de ingezetene in gebreke is met het doen van aangifte, draagt het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente ambtshalve zorg voor opneming van gegevens betreffende het vertrek en het volgende verblijf buiten Nederland. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de gegevens alsnog aan de aangifte van de ingezetene te ontlenen, indien de aangifte na afloop van de aangiftetermijn geschiedt.
3.
Als datum van vertrek uit Nederland en van opheffing van het adres wordt de dag opgenomen waarop de aangifte is ontvangen, dan wel de dag waarop van het voornemen tot ambtshalve opneming van gegevens over het vertrek aan de ingeschrevene schriftelijk mededeling is gedaan.
4.
De gegevens worden niet opgenomen dan nadat de identiteit van de betrokkene deugdelijk is vastgesteld.
5.
Indien de ingezetene in de aangifte van vertrek meldt te gaan verblijven in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een van de openbare lichamen, verstrekt het college van burgemeester en wethouders aan hem kosteloos een verhuisbericht, volgens een door Onze Minister vast te stellen model.