Einde inhoudsopgave
Alcoholwet
Artikel 10 [Slijtlokaliteit en neringruimte niet rechtstreeks verbonden]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-12-2020, Stb. 2020, 172 jo Stb. 2021, 26 (uitgifte: 28-01-2021, kamerstukken: 35337)
12-02-2020, Stb. 2020, 172 jo Stb. 2021, 26 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-2023, Stb. 2023, 89 (uitgifte: 22-03-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met art. 4.3 van de Omgevingswet (26-04-2016, Stb. 156).
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Horecarecht / Algemeen
Horecarecht / Horeca-inrichting
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Een slijtlokaliteit staat niet rechtstreeks in verbinding met een neringruimte.
2.
Een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, heeft ten minste één horecalokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 35 m2. De burgemeester kan besluiten af te wijken van de eerste zin, indien er sprake is van een lokaliteit die is gevestigd in een rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet.
3.
Een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend heeft ten minste één slijtlokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 15 m2.
4.
Bij ministeriële regeling worden eisen gesteld aan de minimale verbindingsruimte tussen een slijtlokaliteit en een neringruimte.
5.
De bij of krachtens artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet.