Einde inhoudsopgave
Zorgverzekeringswet
Artikel 118 [Identificatieplicht]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2017
- Redactionele toelichting
Lid 3, voor zover het betreft de verplichting het sociaal-fiscaalnummer van de verzekerde in de administratie op te nemen, is nog niet in werking getreden. Lid 4 is nooit in werking getreden.
- Bronpublicatie:
22-03-2017, Stb. 2017, 146 (uitgifte: 10-04-2017, kamerstukken: 34575)
05-10-2016, Stb. 2016, 373 (uitgifte: 19-10-2016, kamerstukken: 33509)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2017, Stb. 2017, 244 (uitgifte: 16-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
13-06-2017, Stb. 2017, 279 (uitgifte: 27-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Sociale zekerheid ziektekosten / Zorgverzekering
Premieheffing / Algemeen
Gezondheidsrecht / Zorg en ziektekosten
1.
Een verzekerde die voor rekening van zijn zorgverzekering bij ministeriële regeling aan te wijzen zorg of andere diensten als bedoeld in artikel 11 wenst te genieten, verstrekt aan de persoon of instelling die die zorg of dienst verleent ter inzage een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht, of een ander bij ministeriële regeling aan te wijzen document waarmee zijn identiteit kan worden vastgesteld.
2.
Indien het identiteitsbewijs niet onmiddellijk ter inzage kan worden verstrekt, kan de persoon of instelling toestaan dat uiterlijk binnen een termijn van veertien dagen aan deze verplichting wordt voldaan.
3.
De persoon of instelling stelt aan de hand van het ter inzage verstrekte document de identiteit vast van degene aan wie de in het eerste lid bedoelde zorg of dienst wordt verleend, en neemt het met inachtneming van artikel 7 van de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg vastgestelde burgerservicenummer van de verzekerde in zijn administratie op.