Einde inhoudsopgave
Omgevingsverordening Limburg
Artikel 5.1 Wegen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Bronpublicatie:
17-12-2010, Provinciaal blad van Limburg 2010, 86 (uitgifte: 24-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2010, Provinciaal blad van Limburg 2010, 86 (uitgifte: 24-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
In dit artikel wordt verstaan onder wegen: rijbanen, paden, trottoirs, alsmede al hetgeen naar de aard van de weg daartoe behoort, waaronder de tot de weg behorende voorzieningen in, op, onder en boven de weg, voor zover in beheer bij de provincie.
2.
Het is verboden het voor het verkeer noodzakelijke uitzicht op of nabij een weg te belemmeren of de veiligheid of de doorstroming van het verkeer op een weg in gevaar te brengen.
3.
Het is verboden om zonder of in strijd met een vergunning, verleend door gedeputeerde staten:
- a.
een weg te gebruiken in strijd met het doel daarvan;
- b.
veranderingen aan de weg aan te brengen;
- c.
boven, op, in of onder een weg een werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen. Deze verboden gelden niet voor handelingen die worden verricht in opdracht van gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de hier genoemde verboden.
4.
De vergunning kan in elk geval worden gewijzigd of ingetrokken indien:
- a.
de vergunning is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens en de vergunning niet of anders zou zijn verleend als de juiste gegevens bekend waren geweest;
- b.
gehandeld is of wordt in strijd met een aan de vergunning verbonden voorschrift;
- c.
van de vergunning gedurende twee jaren geen gebruik is gemaakt;
- d.
gedeputeerde staten dit nodig achten in het belang van het gebruik of de bescherming van de weg.
5.
De verboden van het derde lid gelden niet voor zover gedeputeerde staten algemene regels voor de daar verboden handelingen hebben vastgesteld en gehandeld wordt in overeenstemming met deze regels.
6.
Voordat burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de weg is gelegen een omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder d, e en h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, vragen burgemeester en wethouders advies aan gedeputeerde staten. Indien burgemeester en wethouders afwijken van het advies doen zij daarvan gelijktijdig met de bekendmaking van het besluit mededeling aan gedeputeerde staten.