Einde inhoudsopgave
Successiebelastingverordening 1908 [Sint Maarten]
Artikel 37
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2014
- Bronpublicatie:
09-01-2014, Afkondigingsblad van Sint Maarten 2014, 6 (uitgifte: 14-01-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-04-2014, Afkondigingsblad van Sint Maarten 2014, 33 (uitgifte: 01-04-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Sint Maarten
Zij, die zaken of waarden onder zich hebben met de opdracht om die bij het overlijden van een ingezetene van Sint Maarten niet in den boedel te brengen, zijn verplicht een schriftelijke, onderteekende aangifte in te leveren, behelzende: den naam en de voornamen van de overleden bewaargever of den overleden echtgenoot van den bewaargever, met wie hij in algehele gemeenschap was gehuwd, diens laatste woonplaats, een specifieke omschrijving van de zaken of waarden, den titel waaronder zij de zaken of waarden onder zich hadden en een nauwkeurige aanwijzing van de bestemming der zaken of waarden.
Deze aangifte moet worden ingeleverd ten kantore van de Inspecteur, in wiens ambtsgebied de overledene zijne laatste woonplaats had, binnen den termijn van één maand na aanmaning bij deurwaardersexploot en in ieder geval vóórdat de tot de aangifte verplichten de zaken of waarden uit handen geven of op enige andere wijze aan de opdracht gevolg geven.
De Inspecteur is bevoegd den inhoud dezer aangifte aan de erfgenamen van den overledene en aan de executeur of door de rechter benoemde vereffenaar van de nalatenschap, zo deze aangifte gedaan heeft, mede te deelen; zoomede aan legatarissen en andere verkrijgers, voorzoover zij belanghebbenden daarbij zijn.
Bij niet-inlevering der aangifte binnen den gemelden termijn en bij onvolledigheid of onnauwkeurigheid der aangifte zijn zij, die tot het inleveren verplicht zijn, hoofdelijk aansprakelijk voor de belasting die ter zake van de hiervoor bedoelde zaken of waarden verschuldigd zal zijn.
Zij verbeuren bovendien een boete, gelijkstaande met het bedrag van de verschuldigde belasting, doch van ten minste honderd gulden.
De vordering van belasting waartoe dit artikel aanleiding geeft, wordt ingesteld op de wijze, bepaald bij artikel 42.