Hof Den Haag, 09-04-2013, nr. 22-001779-11
ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ6834
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
09-04-2013
- Zaaknummer
22-001779-11
- LJN
BZ6834
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ6834, Uitspraak, Hof Den Haag, 09‑04‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:2964, Niet ontvankelijk
Uitspraak 09‑04‑2013
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een tweetal mishandelingen, waarvan één de dood van een slachtoffer ten gevolge heeft gehad. De verdachte en zijn mededaders hebben beide slachtoffers met een wapenstok tegen het hoofd geslagen. De slachtoffers zijn daarnaast ook geslagen en geschopt. Ten gevolge van de mishandelingen is één van de slachtoffers drie dagen na het incident komen te overlijden. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zeventien maanden.
Partij(en)
Rolnummer: 22-001779-11
Parketnummer: 09-757802-10
Datum uitspraak: 9 april 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 maart 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 28 juni 2012 en 26 maart 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 04 mei 2010 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer 1]:
- -
(meermalen) (met kracht) met een (wapen)stok, althans een smal en/of langwerpig en/of hard voorwerp, op het hoofd en/of het lichaam geslagen en/of
- -
(meermalen) (met kracht) tegen/op het hoofd en/of het lichaam geschopt en/of
- -
(meermalen) (met kracht) (met gebalde vuist) tegen/op het lichaam geslagen,
tengevolge waarvan voornoemde die [slachtoffer 1] is overleden;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 mei 2010 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (ernstige kneuzingen), heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] opzettelijk
- -
(meermalen) (met kracht) met een (wapen)stok, althans een smal en/of langwerpig en/of hard voorwerp, op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of
- -
(meermalen) (met kracht) tegen/op het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of
- -
(meermalen) (met kracht) (met gebalde vuist) tegen/op het lichaam te slaan,
terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 mei 2010 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 1]),
- -
(meermalen) (met kracht) met een (wapen)stok, althans een smal en/of langwerpig en/of hard voorwerp, op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of
- -
(meermalen) (met kracht) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of
- -
(meermalen) (met kracht) (met gebalde vuist) tegen/op het lichaam heeft geslagen, tengevolge waarvan deze is overleden, althans zwaar lichamelijk letsel (ernstige kneuzingen) heeft bekomen;
meest subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
een ander of anderen
op of omstreeks 04 mei 2010 te Zoetermeer
tezamen en in vereniging, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben voornoemde ander of anderen met dat opzet die [slachtoffer 1]:
- -
(meermalen) (met kracht) met een (wapen)stok, althans een smal en/of
langwerpig en/of hard voorwerp, op het hoofd en/of het lichaam geslagen en/of
- -
(meermalen) (met kracht) tegen/op het hoofd en/of het lichaam geschopt en/of
- -
(meermalen) (met kracht) (met gebalde vuist) tegen/op het lichaam geslagen,
tengevolge waarvan voornoemde die [slachtoffer 1] is overleden;
althans
aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (ernstige
kneuzingen), heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] opzettelijk
- -
(meermalen) (met kracht) met een (wapen)stok, althans een smal en/of
langwerpig en/of hard voorwerp, op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of
- -
(meermalen) (met kracht) tegen/op het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of
- -
(meermalen) (met kracht) (met gebalde vuist) tegen/op het lichaam te slaan,
terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad
althans
opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 1]),
- -
(meermalen) (met kracht) met een (wapen)stok, althans een smal en/of
langwerpig en/of hard voorwerp, op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of
- -
(meermalen) (met kracht) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of
- -
(meermalen) (met kracht) (met gebalde vuist) tegen/op het lichaam heeft geslagen,
ten gevolge waarvan deze is overleden;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij op of omstreeks 04 mei 2010 te Zoetermeer
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam
is geweest, door
- -
met die ander of anderen mee te gaan naar en in de woning van die [slachtoffer 1] en/of
- -
tijdens bovenomschreven feit(en) in de woning aanwezig te blijven, aldus bijdragend tot een
numeriek overwicht ten opzichte van die [slachtoffer 1] en de aldaar aanwezige [slachtoffer 2] en/of
- -
tijdens bovenomschreven feiten niet fysiek of verbaal in te grijpen om die anderen te doen ophouden,
aldus de omstandigheden in het leven roepend die het mogelijk maakten dat die ander(en) dit/deze
feit(en) pleegden;
- 2.
hij op of omstreeks 04 mei 2010 te Zoetermeer, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) (met een hard voorwerp) op het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 mei 2010 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 2]) (meermalen) (met een hard voorwerp) op het hoofd, althans het lichaam heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een ander of anderen
op of omstreeks 04 mei 2010 te Zoetermeer,
ter uitvoering van het door voornoemde ander of anderen voorgenomen misdrijf om,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
ter uitvoering van het door die ander(en) voorgenomen misdrijf om
aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
- (meermalen)
(met een hard voorwerp) op het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft
geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans
opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 2]) (meermalen) (met een hard voorwerp) op het hoofd,
althans het lichaam heeft/hebben geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij op of omstreeks 04 mei 2010 te Zoetermeer tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- -
met die ander of anderen mee te gaan naar en in de woning van die [slachtoffer 2] en/of
- -
tijdens bovenomschreven feit(en) in de woning aanwezig te blijven, aldus bijdragend tot een
numeriek overwicht ten opzichte van die [slachtoffer 2] en de aldaar aanwezige [slachtoffer 1] en/of
- -
tijdens bovenomschreven feiten niet fysiek of verbaal in te grijpen om die anderen te doen ophouden,
aldus de omstandigheden in het leven roepend die het mogelijk maakten dat die ander(en) dit/deze
feit(en) pleegden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
meer subsidiair
hij op 04 mei 2010 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1],
- -
meermalen met kracht met een (wapen)stok op het hoofd en het lichaam heeft geslagen en
- -
meermalen met kracht tegen/op het hoofd heeft geschopt en
- -
meermalen met gebalde vuist tegen/op het lichaam heeft geslagen,
tengevolge waarvan deze is overleden;
- 2.
subsidiair
hij op 04 mei 2010 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 2] meermalen (met een hard voorwerp) op het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging tevens beoordeling van de gevoerde verweren
Alvorens de gevoerde verweren per feit te behandelen zal het hof allereerst ingaan op de betrouwbaarheid van de door het slachtoffer [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen, zowel bij de politie als ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof stelt vast dat [slachtoffer 2] wisselende verklaringen heeft afgelegd ten aanzien van de toedracht van de geweldshandelingen die in de door haar en [slachtoffer 1] bewoonde woning hebben plaatsgevonden en het motief daarvoor. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] geen openheid van zaken gegeven over de inhoud van door haar gevoerde en uitgewerkte telefoongesprekken kort nadat die geweldshandelingen hadden plaatsgevonden. Tenslotte heeft [slachtoffer 2] ontwijkend verklaard over de aard van de lading die [slachtoffer 1] op 2 mei 2010 had opgehaald bij de woning van [medeverdachte]. Tegen die achtergrond acht het hof de verklaringen van [slachtoffer 2] niet betrouwbaar en worden deze niet voor het bewijs gebruikt.
Mishandeling van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, daar er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
DNA-profiel wapenstok
De raadsman heeft aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat
primair het op de wapenstok aangetroffen DNA niet afkomstig is van de verdachte, omdat de partiële "match" bij gebreke van een statistische onderbouwing op toeval kan berusten en subsidiair het aantreffen van het DNA-profiel van de verdachte op de wapenstok niet met zich meebrengt dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft geslagen, nu het om biologische contactsporen zou kunnen gaan die, zoals bekend, ook op indirecte wijze op de handgreep terecht kunnen zijn gekomen. Indien de verdachte de hand heeft geschud van een van de drie Polen en deze vervolgens de wapenstok heeft vastgehad, dan kan op die manier het DNA van de verdachte op de wapenstok zijn terechtgekomen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Blijkens het door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) opgestelde 'DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval en mishandeling met dodelijke afloop gepleegd in Zoetermeer op 4 mei 2010' d.d. 29 juli 2010 is van het DNA in de bemonstering [AACE7545NL]#01 van de handgreep van de wapenstok een complex, onvolledig DNA-mengprofiel verkregen met daarin DNA-kenmerken van ten minste twee personen, waarvan minimaal één man. Het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer 1] [AACC9553NL] matcht met dit onvolledige DNA-mengprofiel.
Tevens blijkt uit voornoemd rapport dat, hoewel in het onvolledige DNA-mengprofiel van DNA in de bemonstering [AACE7545NL]#0l van de handgreep van de wapenstok niet alle DNA-kenmerken van het DNA-profiel van de verdachte [RAAK0587NL] zichtbaar zijn, de verdachte op grond van de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek niet kan worden uitgesloten als één van de mogelijke celdonoren van het celmateriaal in deze bemonstering.
Voor beide conclusies is vanwege de complexiteit en onvolledigheid van het DNA-mengprofiel een statistische berekening voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden match niet mogelijk.
Hoewel de in casu aangetroffen DNA-mengprofielen een lagere bewijswaarde hebben dan volledige DNA-profielen brengt dit niet zonder meer met zich mee, zoals gesteld door de verdediging, dat de conclusies niet veel bewijswaarde hebben. De verdere bewijswaarde hiervan zal mede moeten worden beschouwd in de gehele context van de zaak. In dat verband overweegt het hof het volgende.
Mede gelet op het matchende mengprofiel van [slachtoffer 1] op deze wapenstok staat, naar het oordeel van het hof, buiten redelijke twijfel vast dat deze wapenstok op 4 mei 2010 is gebruikt in de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. In deze woning waren toen, uitgaande van de verklaring van de verdachte, afgezien van [slachtoffer 2] en [medeverdachte], die beiden niet in verband kunnen worden gebracht met dit DNA-mengprofiel, en [slachtoffer 1], (ten hoogste) 4 personen aanwezig. Nu de verdachte, zijnde 1 van deze (hooguit) 4 personen, een mogelijke celdonor is van het celmateriaal in deze bemonstering, acht het hof aannemelijk dat de verdachte de daadwerkelijke donor van dit celmateriaal is.
De - subsidiaire - verklaring van de verdachte dat zijn aangetroffen DNA-profiel op de wapenstok terecht kan zijn gekomen doordat de verdachte de hand heeft geschud van een van de drie onbekende mannen die vervolgens de wapenstok heeft gehanteerd acht het Hof, gelet op de zeer geringe waarschijnlijkheid hiervan, niet aannemelijk. Het hof verwerpt deze verklaring dan ook. De verdachte heeft geen andere verklaring gegeven voor het aanwezig zijn van zijn DNA-profiel op de wapenstok.
Het hof overweegt hierbij dat het aantreffen van de wapenstok in de auto van de verdachte aan de overtuiging bijdraagt dat de wapenstok door de verdachte is gehanteerd, nu het hof het volstrekt onaannemelijk acht dat de onbekende derden, enige tijd nadat de mishandeling door hen zou hebben plaatsgevonden en nadat de verdachte de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] had verlaten, naar de verdachte toe zijn gekomen om de wapenstok af te geven met als kennelijk doel dat de verdachte de wapenstok diende te verbergen.
Mede gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen en de verklaring van [medeverdachte] dat het slachtoffer [slachtoffer 1] met een wapenstok is geslagen, acht het hof het aannemelijk dat de verdachte het slachtoffer met de wapenstok heeft geslagen.
Het hof acht de lezing van de verdachte dat hij enkel aanwezig is geweest in de woning van het slachtoffer [slachtoffer 1] en zelf geen geweld jegens dat slachtoffer heeft toegepast, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en hieronder ten aanzien van de mishandeling van het slachtoffer [slachtoffer 2] is overwogen, ongeloofwaardig en schuift deze dan ook als onaannemelijk terzijde. Het hof overweegt hierbij dat voor zover er sprake is geweest van geweldshandelingen gepleegd door andere personen jegens [slachtoffer 1] waarbij de verdachte aanwezig is geweest, de verdachte een zodanige wezenlijke bedrage aan dit geweld heeft geleverd - immers de verdachte heeft zelf ook geweld toegepast - dat er sprake is van medeplegen.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, tezamen en in vereniging, het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft mishandeld. Aan het verweer van de raadsman dat de verdachte zich niet kon distantiëren gaat het hof daarom voorbij.
De verweren van de raadsman worden verworpen.
Causaal verband
De raadsman heeft aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat er geen causaal verband bestaat tussen het overlijden van het slachtoffer [slachtoffer 1] en het jegens hem toegepaste geweld. Hierbij voert de raadsman aan dat het slachtoffer [slachtoffer 1] zodanige ernstige hart- en vaatafwijkingen had dat hij elk moment, zonder een specifieke aanleiding, zou kunnen te komen overlijden. Daarbij betoogt de raadsman dat gelet op het tijdstip van het telefoongesprek van de vrouw van het slachtoffer naar het 112-alarmnummer, het moment waarop het slachtoffer [slachtoffer 1] kennelijk in een reanimatie behoeftige toestand verkeerde, en het tijdstip waarop de personen uit het huis van het slachtoffer zijn vertrokken, er een periode is geweest, van ongeveer veertig minuten, waarin niet valt vast te stellen wat er is gebeurd en waarin ook mogelijk de oorzaak van het overlijden van het slachtoffer heeft gelegen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 8 mei 2010 heeft dr. B. Kubat, arts-patholoog en verbonden aan het NFI te Den Haag, sectie verricht op het stoffelijk overschot van het slachtoffer [slachtoffer 1]. Voor zover hier van belang houdt het sectierapport in dat de bij [slachtoffer 1] waargenomen letsels, te weten aan de benen, de armen, de voorzijde van de romp, op het behaarde hoofd en het gelaat talrijke, deels streepvormige en parallel verlopende (tramspoor patroon), deels uitgebreide, soms iets bruinige, onderhuidse bloeduitstortingen en oppervlakkige huidbeschadigingen, deels (op de borst en in het gelaat links) met een specifiek patroon, tekenen zijn van multipel en heftig, uitwendig, mechanisch, botsend geweld op het lichaam. De ouderdom van de letsels kan goed passen bij een incident enkele dagen voor het overlijden. Een deel van het letsel was veroorzaakt door botsend geweld met een smal, langwerpig en hard voorwerp, zoals bijvoorbeeld een stok. De letsels waren bij leven ontstaan en op zich niet dodelijk. Zij passen echter wel bij heftig geweld dat (indien bij bewustzijn toegepast) tot een stress toestand bij een slachtoffer leidt door emotionele factoren (angst) en door lichamelijke factoren.
Voorts was een vers hartinfarct opgetreden door een afsluiting in een van de kransslagaders. Het hartinfarct kan tijdens of vlak na het incident zijn ontstaan en kan hebben geleid tot een hartritmestoornis en zodoende tot het reanimatie behoeftig worden. Het is ook mogelijk dat het hartinfarct later is ontstaan. In dat geval kan het optreden van de reanimatie behoefte worden verklaard door een hartritmestoornis ten gevolge van zuurstoftekort door de kritieke conditie van de kransslagaders. De kritieke conditie van deze vaten is af te leiden uit het feit dat er een hartinfarct was opgetreden. Op grond van de verkregen informatie en de bevindingen van de sectie kan volgens de arts-patholoog het volgende worden overwogen danwel gesteld:
- -
het is bekend dat het oplopen van letsels zoals in het voorliggende geval leidt tot psychische en lichamelijke stress, met als een van de negatieve gevolgen hoge stresshormoonspiegels in het lichaam;
- -
het is bekend dat stress kan leiden tot hartklachten en hartbeschadiging en dat dit risico toeneemt indien het hart niet geheel gezond is bijvoorbeeld omdat er sprake is van aderverkalking en kransslagader verkalking (waarop de kans toeneemt met hogere leeftijd);
- -
in het voorliggende geval is uit de medische gegevens gebleken dat het slachtoffer toen hij reanimatie behoeftig was een hartritmestoornis had (ventrikelfibrilleren) en dat er tekenen waren van zuurstoftekort in het hart (hart ischemie);
- -
in het voorliggende geval is onder andere bij de sectie gebleken dat het risico op acute hartproblemen bij dit slachtoffer groot was wegens de preëxistente (tevoren bestaande) ziekelijke afwijkingen aan hart en vaten;
- -
gezien de ontvangen informatie over het tijdsverloop van het inwerken van het botsende geweld en het reanimatie behoeftig worden is het zeer aannemelijk dat het inwerken van het botsende geweld heeft geleid tot een stressituatie die het reanimatie behoeftig worden heeft uitgelokt/veroorzaakt.
De arts-patholoog dr. B. Kubat heeft uiteindelijk geconcludeerd dat het overlijden van het slachtoffer [slachtoffer 1] wordt verklaard door weefselschade en hartfalen, ontstaan door zuurstoftekort ten gevolge van de reanimatie behoeftige toestand.
Dr. B. Kubat heeft haar bevindingen en conclusie ter terechtzitting in hoger beroep van 26 maart 2013 bevestigd.
Uit de deskundigenverklaring van de cardioloog prof. dr. M.J. Schaly, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 26 maart 2013, valt af te leiden dat gelet op de preëxistente ziekelijke hart- en vaatafwijkingen van het slachtoffer er geen specifieke 'trigger' noodzakelijk hoeft te zijn geweest voor het overlijden van het slachtoffer [slachtoffer 1]. Volgens prof. dr. M.J. Schaly kan derhalve niet met absolute zekerheid worden vastgesteld of het ten gevolge van de mishandeling verhoogde stress niveau het slachtoffer uiteindelijk fataal is geworden en in zoverre de directe doodsoorzaak is geweest.
Naar het oordeel van het hof dient de beantwoording van de vraag of er een causaal verband bestaat tussen het jegens het slachtoffer [slachtoffer 1] uitgeoefende geweld en de dood van het slachtoffer te geschieden aan de hand van de maatstaf of die dood redelijkerwijs als gevolg van het toebrengen van dat geweld aan de verdachte kan worden toegerekend. Zodoende dient thans de vraag te worden beantwoord of de dood van het slachtoffer, gegeven diens zorgwekkende lichamelijke conditie, redelijkerwijs veroorzaakt is door het uitgeoefende geweld jegens het slachtoffer en daaraan kan worden toegerekend. Niet vereist is derhalve dat zijn dood uitsluitend het gevolg is geweest van het mishandelen en evenmin is vereist dat andere oorzaken volledig kunnen worden uitgesloten.
Naar het oordeel van het hof dient toepassing van voornoemde maatstaf tot de conclusie te leiden dat er sprake is van een causaal verband tussen de gedragingen van de verdachte en zijn mededaders en de dood van het slachtoffer [slachtoffer 1]. De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer fors mishandeld - [medeverdachte] spreekt onder andere van schoppen en slaan met een wapenstok, al dan niet in het gezicht -, waardoor het slachtoffer, onder meer, verwondingen heeft opgelopen. Een dergelijke heftige mishandeling leidt volgens de deskundige dr. B. Kubat door emotionele factoren (angst) en door lichamelijke factoren zonder meer tot stress, dus tot een verhoogde stresstoestand, van welke stresstoestand het zeer aannemelijk is dat deze het reanimatie behoeftig worden heeft uitgelokt/veroorzaakt met alle gevolgen van dien, namelijk eerst zuurstoftekort en vervolgens hartfalen. De deskundige Schaly heeft die zienswijze wezenlijk niet weersproken.
Het hof is van oordeel dat gelet op het bovenstaande de niet uit te sluiten mogelijkheid dat het slachtoffer ook zonder de handelingen van verdachte en zijn mededaders zou zijn overleden niet aan de toerekening van de dood van het slachtoffer als gevolg van het uitgeoefende geweld jegens het slachtoffer in de weg staat.
De gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachten kunnen derhalve een onmisbare schakel hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot de dood van het slachtoffer hebben geleid, alsmede is ook aannemelijk dat de dood van het slachtoffer met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid, gelet op de bevindingen van deskundige B. Kubat, door die gedraging is veroorzaakt. In de gegeven conditie van het slachtoffer was de gedraging van de verdachte en zijn medeverdachten immers geschikt om de dood van het slachtoffer teweeg te brengen.
De verweren van de raadsman worden verworpen.
Mishandeling van het slachtoffer [slachtoffer 2]
Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, daar er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Bloedsporen jas verdachte
De raadsman heeft aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat het aantreffen van de bloedsporen van het slachtoffer [slachtoffer 2] op de mouw van de jas van de verdachte niet met zich meebrengt dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft geslagen, nu niet duidelijk is om wat voor soort bloedsporen het gaat en het aannemelijk is dat er meer bloedsporen op de persoon van de verdachte zouden moeten zijn aangetroffen, indien de verdachte het slachtoffer daadwerkelijk had geslagen. Daarbij voert de raadsman aan dat de lezing van de verdachte dat de bloedsporen op zijn jas zijn terechtgekomen toen hij het slachtoffer [slachtoffer 2] een theedoek aanreikte om het bloeden op haar hoofd te stelpen, niet uit te sluiten is.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Blijkens het door het NFI opgestelde 'Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval en mishandeling met dodelijke afloop gepleegd in Zoetermeer op 4 mei 2010', d.d. 1 juli 2010, matcht het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer 2] [RAAL7450NL] met het DNA-profiel van het DNA in de bemonstering [AACI8259NL]#01 van bloed op het linkermanchet van de jas van de verdachte. Dit betekent dat het bloed/celmateriaal in deze bemonstering afkomstig kan zijn van het slachtoffer [slachtoffer 2]. De berekende frequentie van het DNA-profiel van het DNA in de bemonstering [AACI8259NL]#01 van bloed op het linkermanchet van de jas van de verdachte is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Tevens blijkt uit voornoemd rapport dat van het DNA in de bemonstering [AACI8259NL]#02 van bloed op het linkermanchet van de jas van de verdachte een DNA-mengprofiel is verkregen met daarin DNA-kenmerken van ten minste twee personen, waarvan minimaal één vrouw. Uit dit DNA-mengprofiel is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van de prominent aanwezige (vrouwelijke) celdonor. Het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer 2] [RAAL7450NL] matcht met het afgeleide DNA-hoofdprofiel. Dit betekent dat het slachtoffer [slachtoffer 2] de prominent aanwezige celdonor van het DNA in deze bemonstering kan zijn. De berekende frequentie van het afgeleide DNA-hoofdprofiel van het DNA in de bemonstering [AACI8259NL]#02 van bloed op het linkermanchet van de jas van de verdachte is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met dit afgeleide DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
Het hof is van oordeel dat het gelet op vorenstaande bevindingen zeer waarschijnlijk is dat de bloedsporen aangetroffen op de jas van de verdachte afkomstig zijn van het slachtoffer [slachtoffer 2] en gaat daar dan ook van uit. [Medeverdachte] heeft verklaard dat hij heeft waargenomen dat het slachtoffer [slachtoffer 2] werd geslagen. In samenhang bezien met de niet aannemelijke verklaring van de verdachte dat het bloed op zijn jas terecht is gekomen toen hij het slachtoffer een doek aanreikte om het bloeden te stelpen, is het hof derhalve van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft geslagen.
Het hof acht de lezing van de verdachte dat hij enkel aanwezig is geweest in de woning van het slachtoffer [slachtoffer 2] en zelf geen geweld jegens het slachtoffer heeft toegepast, gelet op hetgeen hiervoor is overwegen, ongeloofwaardig en schuift deze dan ook als onaannemelijk terzijde. Het hof overweegt hierbij dat voor zover er sprake is geweest van geweldshandelingen gepleegd door andere personen jegens het slachtoffer waarbij de verdachte aanwezig is geweest, de verdachte een zodanig wezenlijke bedrage aan dit geweld heeft geleverd - immers de verdachte heeft zelf ook geweld toegepast - dat er sprake is van medeplegen.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, tezamen en in vereniging, het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
De verweren van de raadsman worden verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken ter zake van het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair ten laste gelegde en ter zake van het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde zal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een tweetal mishandelingen, waarvan één de dood van een slachtoffer ten gevolge heeft gehad. De verdachte en zijn mededaders hebben beide slachtoffers met een wapenstok tegen het hoofd geslagen. De slachtoffers zijn daarnaast ook geslagen en geschopt. Ten gevolge van de mishandelingen is één van de slachtoffers drie dagen na het incident komen te overlijden. De ernst van dit gebeuren spreekt voor zichzelf. Aan het slachtoffer is het leven ontnomen, terwijl aan diens nabestaanden onherstelbaar leed is toegebracht. De verdachte en zijn mededaders hebben met hun handelswijze ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast hebben zij met hun handelen het gevoel van onveiligheid en angst in de samenleving versterkt.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zij het van beperkte duur vanwege het ontbreken van opzet op het gevolg van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde.
Voor wat betreft het verloop van de onderhavige strafzaak overweegt het hof dat het tijdsverloop tussen het instellen van hoger beroep namens de verdachte (30 maart 2011) en de ontvangst van het dossier in hoger beroep (8 mei 2012), te weten meer dan zes maanden, zodanig lang is dat niet meer gezegd kan worden dat de behandeling in hoger beroep, heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het hof zal de overschrijding van bedoelde termijn verdisconteren in de strafmaat.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden een passende en geboden reactie vormt. Evenwel gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, zal het hof de duur van gevangenisstraf matigen en de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 (zeventien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. H. van den Heuvel, in bijzijn van de griffier mr. A. Vasak.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 april 2013.
Mr. A. Vasak is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.