Einde inhoudsopgave
Regeling Wet kinderopvang
Artikel 10e
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2012
- Bronpublicatie:
08-12-2011, Stcrt. 2011, 22774 (uitgifte: 16-12-2011, regelingnummer: KO/2011/22350)
- Inwerkingtreding
01-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-12-2011, Stcrt. 2011, 22774 (uitgifte: 16-12-2011, regelingnummer: KO/2011/22350)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Kinderopvang
Sociale zekerheid re-integratie / Algemeen
1.
Aan de Directeur-generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van alle benodigde werkzaamheden, waaronder het vaststellen en ondertekenen van stukken, ter uitvoering van de bevoegdheid van de minister, genoemd in de artikelen 10, tweede lid, 10a, tweede lid en 10b, tweede lid.
2.
Aan de Directeur-generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt mandaat en machtiging verleend met betrekking tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken, die betrekking hebben op de afhandeling van administratieve stukken inzake klacht-, bezwaar- en beroepsprocedures, voor zover deze verband houden met de uitoefening van de bevoegdheden, genoemd in het eerste lid en met dien verstande dat de Directeur-generaal geen besluit op bezwaar neemt met betrekking tot een bezwaarschrift tegen een besluit dat de Directeur-generaal in mandaat heeft genomen.
3.
De Directeur-generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, genoemd in het eerste en tweede lid, ondermandaat, volmacht en machtiging in een door hem te bepalen omvang verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen, met dien verstande dat de Directeur-generaal geen ondermandaat verleent aan de functionaris aan wie door hem ondermandaat tot het nemen van het besluit waartegen het bezwaar zich richt, is verleend.