Rb. Maastricht, 20-01-2010, nr. 349564 CV EXPL 09-4555
ECLI:NL:RBMAA:2010:BL1966
- Instantie
Rechtbank Maastricht
- Datum
20-01-2010
- Zaaknummer
349564 CV EXPL 09-4555
- LJN
BL1966
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2010:BL1966, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 20‑01‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 20‑01‑2010
Inhoudsindicatie
Ten tijde van levering hadden partijen geen overeenkomst. Een vordering gebaseerd op "ongerechtvaardigde verrijking" of "onverschuldigde betaling" wordt eveneens niet aangenomen.
Partij(en)
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 349564 CV EXPL 09-4555
typ: MO
vonnis van 20 januari 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid OXXIO NEDERLAND B.V., gevestigd en kantoorhoudend te Hilversum,
eisende partij,
hierna te noemen: Oxxio,
gemachtigden: J.H.L. Sinkiewicz, deurwaarder te Maastricht en mr. P.L.J.M. Guineé, adviseur te Den Haag (ten kantore van Intrum Justitia Nederland B.V.)
tegen
[gedaagde],
wonend te [adres],
verder te noemen: [gedaagde],
gedaagde partij,
in persoon procederend.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Oxxio heeft bij dagvaarding van 14 september 2009 een vordering ingesteld tegen [gedaagde]. Zij heeft aan het exploot van dagvaarding vijf producties gehecht en doen meebetekenen.
[gedaagde] heeft na gevraagd en verkregen uitstel schriftelijk geantwoord, onder overlegging van een aantal ongenummerde bijlagen.
Oxxio heeft voor repliek geconcludeerd onder verwijzing naar drie extra producties, waarbij zij een “subsidiaire” grondslag heeft toegevoegd aan het gevorderde.
[gedaagde] heeft hierop schriftelijk gereageerd. Deze brief zal als conclusie van dupliek worden aangemerkt.
Hierna is uitspraak bepaald.
MOTIVERING
- a.
de vordering
Bij voormeld exploot van dagvaarding vordert Oxxio de veroordeling van [gedaagde], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 1.371,67, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2009 tot de dag van algehele voldoening, onder verwijzing van [gedaagde] in de kosten van het geding.
De vordering is als volgt opgebouwd:
€ 1.072,76 hoofdsom (niet-betaalde energienota’s)
€ 148,91 vervallen wettelijke rente tot 14 september 2009
€ 150,00 vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
- b.
het geschil
Ter onderbouwing van haar vordering voert Oxxio aan dat zij met [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten omtrent de levering van gas en/of elektriciteit aan het adres [adres] tegen betaling van de op het moment van levering geldende tarieven. Op deze overeenkomst acht Oxxio ‘voorwaarden’ (bedoeld zal zijn: de in kopie in het geding gebrachte “Oxxio - Algemene Voorwaarden Consumenten”) van toepassing. Hoewel [gedaagde] “herhaaldelijke malen” is herinnerd en/of aangemaand, heeft hij nagelaten “de factuur/facturen” te voldoen, zodat hij een achterstand van € 1.072,76 heeft laten ontstaan. Oxxio vordert naast de hoofdsom wettelijke rente vanaf 30 dagen na (de verder niet geconcretiseerde) factuurdatum en vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
[gedaagde] betoogt tot zijn verweer dat hij verhuurder is van de woning aan de [adres] en dat “contractueel is vastgelegd dat de aansprakelijkheid voor betalingen t.a.v. gas, water en elektriciteit volledig ten laste komt van de huurder”. [gedaagde] acht zich op grond van deze afspraak niet aansprakelijk voor betaling van de eindafrekening. Verder voert [gedaagde] aan dat de leveringsovereenkomst met Oxxio per 1 september 2005 is beëindigd. Hij legt ter onderbouwing een brief d.d. 17 oktober 2005 over waarin Oxxio bevestigt dat het contract tussen Oxxio en [gedaagde] is beëindigd en dat de levering van gas aan het onderhavige adres per 1 september 2005 is overgenomen door een andere leverancier. Ook stelt [gedaagde] dat er geen levering en afname van gas meer hebben plaatsgevonden vanaf 1 september 2009.
In voortgezet debat betoogt Oxxio dat [gedaagde] het bestaan van de onderhavige overeenkomst niet heeft betwist. Oxxio stelt zich op het standpunt dat nooit met [gedaagde] is overeengekomen dat niet hij, maar zijn huurder gehouden was om de kosten voor het door haar geleverde gas te betalen. Verder voert Oxxio aan dat zij van 1 september 2005 tot 24 juli 2006 ononderbroken gas heeft geleverd aan het onderhavige adres en verwijst zij ter onderbouwing van deze stelling naar het landelijke register Energie Data Service Nederland. Oxxio vult de grondslag van haar vordering (“subsidiair” en “mede”) aan met ongerechtvaardigde verrijking althans onverschuldigde betaling.
[gedaagde] acht het betoog van Oxxio ter zake de afwenteling van aansprakelijkheid voor de betaling “irrelevant”, nu [gedaagde] met zijn huurder heeft afgesproken dat de laatste volledig verantwoordelijk en aansprakelijk is voor de betaling van de energienota’s. [gedaagde] erkent dat Oxxio van 1 september 2005 tot 24 juli 2006 ononderbroken gas heeft geleverd aan het onderhavige adres, maar is de mening toegedaan dat het gasverbruik voor rekening van Oxxio dient te komen, nu de leveringsovereenkomst tussen partijen per 1 september 2005 is beëindigd. Ten aanzien van de aanvulling van de grondslag van de vordering stelt [gedaagde] dat Oxxio “zonder een rechtsgeldige contractovereenkomst, derhalve volstrekt onrechtmatig en volledig op eigen verantwoording” gas heeft geleverd en dat de vordering van Oxxio op “geen enkele juridische rechtsgrond” gebaseerd is.
- c.
de beoordeling
[gedaagde] heeft zich niet verzet tegen de bij repliek ingebrachte aanvulling van de grondslag van de vordering op grond dat de wijziging in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Ook de kantonrechter ziet geen aanleiding om Oxxio het recht te ontzeggen haar vordering aldus van extra (subsidiaire) grondslagen te voorzien.
Vaststaat dat tussen partijen een overeenkomst tot het leveren van energie en bijkomende diensten tegen betaling aan het adres [adres] heeft bestaan. Oxxio heeft echter niet betwist dat deze overeenkomst op 1 september 2005 is beëindigd, zodat van dit gegeven in rechte moet worden uitgegaan. Daarnaast is tussen partijen niet in geschil dat Oxxio in de periode 1 september 2005 tot 24 juli 2006 ononderbroken gas is blijven leveren aan het onderhavige adres, waar blijkens de stukken een door vier personen bewoonde, aan [gedaagde] in eigendom toebehorende huurwoning gevestigd is.
Nu vast is komen te staan dat Oxxio gedurende voormelde periode gas heeft geleverd, moet worden beoordeeld of [gedaagde] gehouden is de op het gasverbruik gebaseerde eindafrekening te betalen.
Op basis van de oorspronkelijke contractuele grondslag kan de primaire vordering niet worden toegewezen, nu Oxxio niet heeft betwist dat de overeenkomst tussen de in rechte verschenen partijen reeds op 1 september 2005 is beëindigd.
Een op de subsidiaire grondslag gebaseerde vordering wordt als volgt beoordeeld. Anders dan [gedaagde] meent, kan Oxxio wel degelijk een vordering als de onderhavige op “ongerechtvaardigde verrijking” baseren. Voor het bestaan van een vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking is echter vereist dat [gedaagde] is verrijkt en Oxxio daardoor is verarmd. Bovendien dient die verrijking ongerechtvaardigd te zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Oxxio om twee redenen onvoldoende gesteld om aan te nemen dat [gedaagde] door de levering van gas en elektriciteit ongerechtvaardigd is verrijkt. Ten eerste heeft Oxxio niet onderbouwd voor welk bedrag zij is verarmd althans schade heeft geleden. Oxxio heeft slechts door het in het geding brengen van de eindafrekening inzicht gegeven in het door haar gehanteerde tarief waarop het te betalen bedrag is gebaseerd. Dat tarief kent echter een component kosten en een component winst. Aangezien tijdens de onderhavige leveringsperiode geen overeenkomst tot energielevering tussen partijen heeft bestaan, is de winst die Oxxio op de levering van energie maakt, niet te beschouwen als verarming en/of schade. Oxxio heeft nagelaten inzichtelijk te maken welke schade zij daadwerkelijk geleden heeft, in die zin dat zij heeft nagelaten haar werkelijke kosten/verlies te specificeren. Ten tweede heeft Oxxio onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat er sprake is van verrijking van [gedaagde], laat staan dat deze verrijking ongerechtvaardigd zou zijn. Hoewel onderlinge afspraken, gemaakt tussen huurder en verhuurder, geen gelding hebben ten opzichte van derde partijen zoals Oxxio, speelt de huurder-verhuurderverhouding wel degelijk een rol bij een vordering die gebaseerd is op ongerechtvaardigde verrijking. Uit de stellingen van [gedaagde] blijkt immers dat niet hij, maar een derde partij (de huurder [naam]) woonachtig was of is op het onderhavige adres. Omdat na 1 september 2005 geen contractuele relatie meer tussen Oxxio en [gedaagde] bestond, had het op de weg van Oxxio gelegen om nadere feiten en omstandigheden te stellen waaruit eventueel is af te leiden dat [gedaagde] in plaats van diens huurder was verrijkt door de gaslevering. Nu Oxxio dit heeft nagelaten, ziet de kantonrechter geen reden om aan te nemen dat [gedaagde] in welk opzicht en in welke omvang dan ook ongerechtvaardigd is verrijkt. De subsidiaire vordering zal om die reden eveneens worden afgewezen.
Een op de meer subsidiaire grondslag gebaseerde vordering wordt als volgt beoordeeld. Ook op “onverschuldigde betaling” zou Oxxio in theorie haar vordering in hoofdsom kunnen baseren. Deze rechtsgrond ziet op terugvordering van een prestatie, namelijk in dit geval het leveren van gas, althans de op geld waardeerbare vergoeding van deze levering, voor het geval deze prestatie (achteraf) een rechtsgrond blijkt te ontberen. De vraag of een bepaalde prestatie is verricht en of die prestatie door een bepaalde andere persoon is ontvangen, wordt beantwoord aan de hand van objectieve maatstaven. Vaststaat dat Oxxio gedurende de periode 1 september 2005 tot 24 juli 2006 gas heeft geleverd aan het onderhavige adres. Omdat [gedaagde] ten tijde van de bewuste gaslevering niet woonachtig was in de onderhavige woning, is in rechte niet komen vast te staan dat de prestatie door [gedaagde] is ontvangen en baat ook de meer subsidiair gekozen grondslag Oxxio niet: er is in geen enkel opzicht aangetoond of zelfs maar aannemelijk gemaakt dat aan [gedaagde] een prestatie is geleverd die zich (als “onverschuldigd”) voor restitutie of vergoeding leent. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de beoordeling van de vraag hoe hoog het (door Oxxio niet geëxpliciteerde, laat staan onderbouwde) bedrag is dat onverschuldigd “betaald” zou zijn.
Na het antwoord en de daarbij aangedragen aanwijzingen voor het gegeven dat niet [gedaagde], maar Van Campenhout vanaf (in ieder geval) 12 september 2005 zich had aangemeld bij NV Nutsbedrijven Maastricht voor het ontvangen van nutsvoorzieningen en bijkomende diensten, had het wellicht op de weg van Oxxio gelegen actie te ondernemen jegens de gasverbruiker, namelijk Van Campenhout, in plaats van de eigenaar van de woning of om te verklaren waarom dergelijke actie overbodig zou zijn. Niet uit te sluiten valt dat zij Van Campenhout wel heeft aangesproken, misschien zelfs wel met succes. In dat laatste geval is het een raadsel waarom zij thans nog haar pijlen op [gedaagde] heeft gericht.
Nu de vordering in hoofdsom zowel op de primaire als op de subsidiaire en/of meer subsidiaire grond wordt afgewezen, komt de kantonrechter niet toe aan een beoordeling van de gevorderde rente en vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
Oxxio zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.
BESLISSING
Wijst de vordering af.
Veroordeelt Oxxio tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot de datum van dit vonnis begroot op € 25,00 aan kosten van verlet en correspondentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.