De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten
Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/3.1:3.1 Inleiding
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/3.1
3.1 Inleiding
Documentgegevens:
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS210006:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Dit hoofdstuk gaat over de kredietwaardigheidstoets uit de Richtlijn consumentenkrediet1 en de Richtlijn woningkredietovereenkomsten.2 Per richtlijn wordt eerst een overzicht gegeven van de relevante bepalingen. Daarna wordt onderzocht in hoeverre de drie, in paragraaf 2.4 beschreven, aspecten van de kredietwaardigheidstoets in de richtlijn zijn vormgegeven. In dat laatste verband wordt ten eerste stilgestaan bij de benadering van de kredietwaardigheidstoets. Volgt deze een kredietgevergerichte of een consumentgerichte benadering? Ten tweede wordt ingegaan op het type terugbetaalsituatie dat de kredietwaardigheidstoets beoogt te bereiken of voorkomen. Wordt er gestreefd naar de gewenste terugbetaalsituatie? Of moet voorkomen worden dat de consument in een onaanvaardbare terugbetaalsituatie belandt? Ten derde wordt bezien hoe de drie stappen van de kredietwaardigheidstoets zijn vormgegeven. Deze stappen bestaan uit het onderzoek naar de betaalcapaciteit van de consument, de beoordeling van de kredietwaardigheid en de beslissing op de kredietaanvraag. Tegen de voorgaande achtergrond wordt hierna ingegaan op de Richtlijn consumentenkrediet (par. 3.2) en de Richtlijn woningkredietovereenkomsten (par. 3.3). In de conclusie worden de bevindingen uit deze paragrafen met elkaar vergeleken (par. 3.4).