Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen
Einde inhoudsopgave
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.1:4.1 Inleiding
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.1
4.1 Inleiding
Documentgegevens:
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk, datum 01-09-2013
- Datum
01-09-2013
- Auteur
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk
- JCDI
JCDI:ADS345475:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In dit hoofdstuk komt aan de orde welke bedrijfsopvolgingsfaciliteiten de overheid voor aan de inkomstenbelasting onderworpen ondernemers in het leven heeft geroepen (deelvraag 9); het begrip ‘ondernemer’ wordt hier materieel benaderd doordat daar zowel ondernemers/natuurlijke personen onder vallen, als degenen die via een eigen kapitaalvennootschap ondernemen. Tevens wordt in dit hoofdstuk het eerste deel van de probleemstelling aangaande de IB-claim over ondernemingsvermogen beantwoord. Dit betreft de vraag of fiscale regelingen die bedrijfsopvolgingen faciliteren aanvaardbaar zijn. De toetsing aan legitimiteit vormt het uitgangspunt. Indien een faciliteit niet legitiem is, is deze ook niet aanvaardbaar. Als een faciliteit wel legitiem is, is het nog niet gezegd dat een faciliteit aanvaardbaar is. Daarvoor zijn ook de andere criteria van belang. Naast legitimiteit wordt daartoe getoetst op gelijkheid, neutraliteit, doeltreffendheid en doelmatigheid (zie paragraaf 1.4). In hoofdstuk 2 is als basis voor de toetsing aan legitimiteit eerst het welvaartseconomisch kader geschetst. Op grond van deze welvaartseconomische analyse is onderzocht of de overheid valide redenen heeft fiscale faciliteiten te hanteren met betrekking tot bedrijfsoverdrachten. Zo is onderzocht of de markt faalt bij de overdracht van ondernemingen indien geen faciliteiten worden toegepast. Hieruit is gebleken dat dit (alleen) het geval is indien sprake is van een gebrekkig werkende kapitaalmarkt. Ook is in hoofdstuk 2 voor de beoordeling van de legitimiteit van faciliteiten geanalyseerd welke elementen in de belastingwetgeving mogelijk verstoringen veroorzaken waar het betreft bedrijfsoverdrachten. Vervolgens is in hoofdstuk 3 voor Nederland geanalyseerd hoe de belastingclaim zich ontwikkelt van de start van de onderneming tot het moment van bedrijfsoverdracht. Zo is inzicht verkregen in de vraag waaruit in de regel de belastingclaim bestaat als een onderneming wordt overgedragen. Ook zijn in hoofdstuk 3 berekeningen gemaakt hoe de belastingheffing over de daaraan voorafgaande periode zou zijn geweest onder een theoretisch gewenst systeem (vermogensaanwasbelasting). Onder het theoretisch gewenste systeem zijn de verstoringen die optreden als gevolg van elementen in de belastingwetgeving weggenomen. Dezelfde berekeningen zijn gemaakt uitgaande van de huidige wetgeving. De resultaten geven een antwoord op de vraag of fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten op grond van de uit de berekeningen voortvloeiende uitkomsten kunnen worden gelegitimeerd. Conclusie uit deze analyse in de voorafgaande hoofdstukken is dat het antwoord daarop ontkennend luidt.
In dit hoofdstuk worden de op de IB-claim gerichte faciliteiten per type faciliteit geanalyseerd. Het gaat daarbij om:
doorschuiffaciliteiten (paragraaf 4.2);
invorderingsfaciliteiten (paragraaf 4.3).
Het hoofdstuk wordt in paragraaf 4.4 afgesloten met een samenvatting en conclusies.