ABRvS, 10-05-2017, nr. 201608189/1/R3
ECLI:NL:RVS:2017:1230
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
10-05-2017
- Zaaknummer
201608189/1/R3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2017:1230, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 10‑05‑2017; (Tussenuitspraak bestuurlijke lus)
- Vindplaatsen
AR 2017/2416
Uitspraak 10‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 26 september 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Roelofarendsveen-Zuid" vastgesteld.
201608189/1/R3.
Datum uitspraak: 10 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Kaag en Braassem,
en
de raad van de gemeente Kaag en Braassem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 september 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Roelofarendsveen-Zuid" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 april 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.T.M. Lagerweij, rechtsbijstandverlener te Leiden, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.O. van der Weide Cezarini, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting [belanghebbende A] en [belanghebbende B], bij monde van [belanghebbende B], bijgestaan door mr. J.E. Hamann, advocaat te Den Haag, gehoord.
Overwegingen
Bestuurlijke lus
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Inleiding
2. Het plangebied ligt aan weerszijden van het Zuideinde te Roelofarendsveen en wordt aan de noordzijde begrensd door de Veilingbrug en de Witte Singel en aan de zuidzijde door de punt bij de Groenewoudskade 8. [appellant] woont aan [adres] te [woonplaats]. Hij kan zich niet verenigen met de bestemmingsregeling voor het naastgelegen perceel aan het [...]. Dit perceel is in eigendom van [belanghebbende A]. [belanghebbende B] huurt de schuur op dit perceel. [appellant] stelt overlast te ondervinden door het bedrijfsmatige gebruik van de schuur op het perceel aan het [...].
Zienswijze
3. [appellant] betoogt dat de wijze waarop de raad de door hem naar voren gebrachte zienswijze heeft behandeld in strijd is met artikel 3:46 van de Awb. Hij voert aan dat nu hij voorafgaand aan de vergadering van de raadscommissie het handhavingsbesluit van de Omgevingsdienst West-Holland van 8 augustus 2016 heeft overgelegd, het voor de hand had gelegen dat de concept-beantwoording van zijn zienswijze zou worden aangepast.
3.1. De raad heeft in het voorafgaand aan de vergadering van de raadscommissie door [appellant] overgelegde handhavingsbesluit van de Omgevingsdienst West-Holland van 8 augustus 2016 geen aanleiding gezien om de beantwoording van de zienswijze van [appellant] in de Nota van beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Roelofarendsveen-Zuid" (hierna: zienswijzennota) aan te passen. Artikel 3:46 van de Awb verzet zich daar niet tegen. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten van [appellant] niet in de overwegingen zijn betrokken.
Het betoog faalt.
Bestaand gebruik
4. [appellant] betoogt dat de raad het bestaande gebruik van de schuur op het perceel aan het [...] ten onrechte als zodanig heeft bestemd. Daartoe voert hij aan dat in de zienswijzennota staat dat het strijdige gebruik niet opnieuw onder het overgangsrecht kan worden gebracht. In dit verband voert [appellant] aan dat de raad gelet op de zienswijzennota het bestaande gebruik van de schuur, te weten de opslag van bollen, bloemen en planten, weliswaar als zodanig heeft willen bestemmen, maar dat op de verbeelding de aanduiding "opslag" ontbreekt voor de schuur op het perceel. Voorts voert [appellant] aan dat een ruimtelijke onderbouwing ontbreekt voor het toestaan van opslag ter plaatse van de bestemming "Wonen".
4.1. Blijkens de verbeelding is aan het perceel aan het [...] te [woonplaats], voor zover hier van belang, de bestemming "Wonen" met de aanduidingen "bouwvlak" en "specifieke bouwaanduiding - vrijstaand en twee aaneen" toegekend.
Artikel 11, lid 11.1, van de planregels luidt:
"Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
c. insteekhavens;
d. ter plaatse van de aanduiding "bed&breakfast": een bed&breakfast;
e. ter plaatse van de aanduiding "opslag": de (gekoelde) opslag van bollen, bloemen en planten zulks met in achtname van het bepaalde in het Activiteitenbesluit;
met daarbij behorende:
f. tuinen en erven;
g. parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
h. wegen, paden en bermen;
i. waterlopen en waterpartijen;
g. groenvoorzieningen.".
4.2. De Afdeling stelt vast dat aan het perceel aan het [...] te [woonplaats] waarop de bedoelde schuur staat de aanduiding "opslag" niet is toegekend, zodat het plan de opslag van bollen, bloemen en planten ter plaatse niet mogelijk maakt. De Afdeling stelt vast dat de aanduiding "opslag" echter wel is toegekend aan de schuur van [appellant] op het naastgelegen perceel. De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij dit niet heeft beoogd, maar uitsluitend heeft beoogd te regelen dat de opslag van bollen, bloemen en planten ter plaatse van de schuur op het perceel aan het [...] is toegestaan. Nu het plan op dit punt anders is vastgesteld dan de raad heeft beoogd, is het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Het bestreden besluit is op dit punt in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
Het betoog slaagt in zoverre.
4.3. Wat betreft de door [appellant] gestelde geluidsoverlast door de koelcellen in de schuur op het perceel aan het [...], overweegt de Afdeling dat niet in geschil is dat het huidige bedrijfsmatige gebruik van de schuur onder het overgangsrecht van het vorige plan "Braassemerland" viel. De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij heeft beoogd het huidige bedrijfsmatige gebruik van de schuur als zodanig te bestemmen in dit plan. De Afdeling overweegt dat de raad echter niet inzichtelijk heeft gemaakt dat het als zodanig bestemmen van het gebruik in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij acht de Afdeling van belang dat niet is gebleken dat bij de voorbereiding van het plan een akoestisch onderzoek is verricht. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Awb genomen.
Het betoog slaagt.
Bestuurlijke lus
5. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb opdragen om binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak de hiervoor onder 4.2. en 4.3. omschreven gebreken te herstellen. De raad dient de gebreken te herstellen door alsnog te onderzoeken en toereikend te motiveren dat het als zodanig bestemmen van het gebruik van de schuur op het perceel aan het [...] in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en daarbij voor de schuur op het perceel aan het [...] te voorzien in de aanduiding "opslag" zodat het ter plaatse aanwezige gebruik ook als zodanig wordt bestemd, dan wel een ander besluit te nemen. Afdeling 3.4 van de Awb behoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd besluit niet opnieuw te worden toegepast. Een eventueel gewijzigd besluit dient op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te worden gemaakt en medegedeeld.
Proceskosten
6. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Kaag en Braassem op om:
1. binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van overweging 5. de daar omschreven gebreken te herstellen, en
2. de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Michiels w.g. Lodeweges
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2017
625.