Einde inhoudsopgave
Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 2 [Benoeming]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
02-12-2015, Stb. 2015, 456 (uitgifte: 10-12-2015, kamerstukken: 34162)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2016, Stb. 2016, 503 (uitgifte: 16-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De benoeming in het ambt van president van, vice-president van, raadsheer in of raadsheer in buitengewone dienst bij de Hoge Raad, senior raadsheer, raadsheer of raadsheer-plaatsvervanger in een gerechtshof, senior rechter A, senior rechter, rechter of rechter-plaatsvervanger in een rechtbank, of procureur-generaal, plaatsvervangend procureur-generaal, advocaat-generaal of advocaat-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad, geschiedt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister voor het leven.
2.
De benoeming in het ambt van procureur-generaal, deel uitmakend van het College van procureurs-generaal, landelijk hoofdadvocaat-generaal bij het ressortsparket, hoofdadvocaat-generaal, senior advocaat-generaal of advocaat-generaal bij het ressortsparket of het parket-generaal, dan wel hoofdofficier van justitie, plaatsvervangend hoofdofficier van justitie, senior officier van justitie A, senior officier van justitie, officier van justitie of substituut-officier van justitie bij een arrondissementsparket, het landelijk parket, het functioneel parket, het parket centrale verwerking openbaar ministerie of het parket-generaal geschiedt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister.
3.
De benoeming in het ambt van plaatsvervangend advocaat-generaal bij het ressortsparket of het parket-generaal, plaatsvervangend officier van justitie, officier enkelvoudige zittingen dan wel plaatsvervangend officier enkelvoudige zittingen geschiedt bij besluit van Onze Minister.
4.
In afwijking van het derde lid kan het College van procureurs-generaal de landelijk hoofdadvocaat-generaal of een hoofdadvocaat-generaal, senior advocaat-generaal, advocaat-generaal of plaatsvervangend advocaat-generaal bij het ressortsparket of het parket-generaal benoemen tot plaatsvervangend officier van justitie bij een arrondissementsparket, het landelijk parket, het functioneel parket, het parket centrale verwerking openbaar ministerie of het parket-generaal.
5.
In afwijking van het derde lid kan het College van procureurs-generaal een hoofdofficier van justitie, plaatsvervangend hoofdofficier van justitie, senior officier van justitie A, senior officier van justitie, officier van justitie, substituut-officieren van justitie of plaatsvervangend officier van justitie bij een arrondissementsparket, het landelijk parket, het functioneel parket, het parket centrale verwerking openbaar ministerie of het parket-generaal benoemen tot plaatsvervangend advocaat-generaal bij het ressortsparket of het parket-generaal.
6.
De benoeming in het ambt van senior-gerechtsauditeur of gerechtsauditeur geschiedt bij besluit van Onze Minister, indien het een benoeming in tijdelijke dienst betreft, onderscheidenlijk bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister, indien het een benoeming in vaste dienst betreft. Onze Minister benoemt niet onderscheidenlijk doet geen voordracht voor benoeming dan op voorstel van de betrokken functionele autoriteit.
7.
De benoeming in het ambt van griffier dan wel substituut-griffier van de Hoge Raad geschiedt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister.
8.
De benoeming in het ambt van rechter in opleiding en officier in opleiding geschiedt bij besluit van Onze Minister.