Zie in dat kader bijvoorbeeld http://www.psproducts.nl/producten/x-marker.aspx enhttp://www.urbansurvival.nl/index.php?action=extra&extra=A_x-marker_faq__informatie_&lang=NL.
HR, 13-12-2011, nr. 10/02995
ECLI:NL:HR:2011:BT2670
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13-12-2011
- Zaaknummer
10/02995
- Conclusie
Mr. Aben
- LJN
BT2670
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2011:BT2670, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑12‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BT2670
ECLI:NL:HR:2011:BT2670, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑12‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BT2670
- Wetingang
art. 359 Wetboek van Strafvordering; Wet wapens en munitie
- Vindplaatsen
NbSr 2012/25
Conclusie 13‑12‑2011
Mr. Aben
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het gerechtshof te Arnhem heeft bij arrest van 13 november 2009 de verdachte ter zake van ‘Overtreding van artikel 27 lid 1 Wet wapens en munitie’, veroordeeld tot een geldboete van € 70,- subsidiair een dag hechtenis. Voorts heeft het hof de onttrekking aan het verkeer bevolen van een zakspuitbus van het merk X-marker.
2.
Namens de verdachte heeft mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht, cassatie ingesteld en een schriftuur ingezonden houdende een middel van cassatie.
3.1.
Het middel behelst de klacht dat het hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan artikel 27 lid 1 Wet wapens en munitie, althans dat de motivering van de bewezenverklaring onbegrijpelijk, althans ontoereikend is gemotiveerd.
3.2.
Ten laste van de verdachte is door het Hof bewezenverklaard dat:
‘hij op 15 november 2007 te Tiel (een) spuitbus, zijnde (een) voorwerp(en) als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen’.’
3.3.
Het Hof heeft daartoe de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
- ‘1.
het hiervoor in het proces-verbaal ter terechtzitting onder 1 vermelde mini-procesverbaal, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik constateerde op 15 november 2007 om 18.00 uur op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Eerste Bleekveldstraat te Tiel, gemeente Tiel, door betrokkene/verdachte de volgende overtreding werd verricht: Wapen dragen.
De betrokkene/verdachte gaf, daarnaar gevraagd, op:
‘Naam : [achternaam verdachte]
Voornamen : [voornamen verdachte]
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Geboortedatum : [geboortedatum]-1968
Overtredinggegevens: art. 2 lid 1 categorie IV onder 7 Wet wapens en munitie.’
- 2.
het als bijlage bij het hiervoor in het proces-verbaal ter terechtzitting onder 1 vermelde proces-verbaal, gevoegde, niet ondertekende proces-verbaal van de regiopolitie Gelderland Zuid, op 11 december 2007 opgemaakt door [verbalisant 1] voornoemd, voorzover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik constateerde dat een persoon een voorwerp, zijnde een wapen in de zin van artikel 2, lid 1 categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie droeg.
Datum : 15 november 2007
Omstreeks : 18.00 uur
Plaats : Tiel
Gemeente : Tiel
Locatie : Eerste Bleekveldstraat, binnen een als zodanig aangeduide bebouwde kom.
Verdachte werd op de Eerste Bleekveldstraat aangehouden terzake een ander feit. Bij visitatie voor insluiting kwam de spuitbus uit zijn jaszak.
Verdachte werd staande gehouden en verstrekte mij, daarnaar gevraagd, de volgende persoonsgegevens:
‘Naam : [achternaam verdachte]
Voornamen: [voornamen verdachte]
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Geboortedatum : [geboortedatum]-1968’
- 3.
het als bijlage bij het hiervoor in het proces-verbaal ter terechtzitting onder 1 vermelde proces-verbaal, gevoegde, niet ondertekende proces-verbaal van de regiopolitie Gelderland Zuid, op 11 december 2007 opgemaakt door [verbalisant 1] voornoemd, voorzover inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming algemeen:
‘De volgende voorwerpen werden in beslaggenomen:
uniek volgnr : 1
soortaantal: spuitbus
aantal: 1
merk: xmarker
kleur: rood
datum aangetr: 16 november 2007
waarde p. stuk: 0.00
bijzonderheden : zakspuitbusje voor persoonlijke beveiliging’
- 4.
de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, voorzover inhoudende als relaas van verdachte, zakelijk weergegeven:
De spuitbus die van mij in beslag is genomen is een doodgewone X-marker. Het is een busje met een vloeistof erin die opschuimt en dan blijft de verf drie dagen op iemands gezicht zitten.’
3.4.
Volgens de steller van het middel heeft het hof ten onrechte geoordeeld dat X-marker een voorwerp betreft dat letsel kan toebrengen dan wel dat het geschikt is voor dreiging aangezien het voorwerp slechts bestanddelen bevat die voor de gezondheid ongevaarlijk zijn.
3.5.
Voor de goede orde een korte schets van het product X-marker, ook wel ‘smurfenspray’ genoemd. Dit betreft een busje spray, waarvan de inhoud een blauwe kleurstof bevat. Zodra de vloeistof in contact komt met de huid — doorgaans het gezicht — vormt zich een met scheerschuim vergelijkbare schuimlaag die (korte tijd) het zicht ontneemt. De blauwe kleurstof in de spray dringt diep in de huid en blijft één tot drie dagen zichtbaar als een blauwe verkleuring van de getroffen huid. Aan dit effect ontleent het middel zijn bijnaam. De vloeistof is naar verluidt ongevaarlijk. Op internet, maar ook in verschillende programma's op televisie wordt de spray aangeprezen als een ‘legale zelfverdedigingsspray’.1.
3.6.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte op 16 november 2007 wegens een ander delict is aangehouden. Op het politiebureau werd bij de insluitingsfouillering in zijn jaszak een spuitbus van het merk X-marker aangetroffen (bewijsmiddelen 2 en 3).
3.7.
Het hof heeft dit spuitbusje met ‘smurfenspray’ aangemerkt als een voorwerp in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM), waarvan het dragen strafbaar is op grond van artikel 27, eerste lid WWM. De kernvraag van deze zaak, die bij mijn weten nog niet eerder door Uw Raad is beantwoord, is de vraag of het betreffende spuitbusje X-marker kan worden geschaard onder de genoemde (sub)categorie van wapens.
3.8.
Artikel 2, eerste lid, van de WWM houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, het volgende in:
‘Wapens in de zin van deze wet zijn de hieronder vermelde of overeenkomstig dit artikellid aangewezen voorwerpen, onderverdeeld in de volgende categorieën.
(…)
Categorie IV
(…)
- 7o.
Voorwerpen waarvan, gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder zij worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij voor geen ander doel zijn bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen en die niet onder een van de andere categorieën vallen.’
3.9.
Uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat categorie IV onder 7 van artikel 2 WWM is bedoeld als een relatief ruime categorie van wapens waaronder — afhankelijk van de omstandigheden — zelfs gebruiksvoorwerpen kunnen worden gerubriceerd. Niet alleen de verschijningsvorm van het voorwerp is beslissend, maar ook — en soms uitsluitend — de omstandigheden waaronder het voorwerp wordt aangetroffen.2. Te denken valt aan een fietsketting die is meegenomen in een voetbalstadion, flessen en tafelpoten die rouleren in het uitgaanscircuit, een (kapotte) bierfles bij een opstootje op straat. Telkens geldt dat op zichzelf onschuldige voorwerpen waarmee immense letsels teweeg kunnen worden gebracht vanwege de omstandigheden waaronder zij zijn aangetroffen moeten worden aangemerkt als wapens waarvan het dragen wordt bestreken door een verbod.3. Sterker nog, juist het feit dat deze voorwerpen (op de betreffende locatie) worden gedragen bewerkstelligt dat het wapens (kunnen) zijn.
3.10.
Een busje X-marker is slechts geëigend voor het tijdelijk hinderen en markeren van een andere persoon, eventueel een belager. Van het voorwerp kan dus alleen al vanwege zijn aard redelijkerwijze worden aangenomen dat het geen ander doel dient dan dit doel. De vraag is daarmee enkel nog of de bezitter ervan met het voorwerp in staat is ‘om letsel toe te brengen of te dreigen’.
3.11.
Het hof heeft zijn gedachtegang hierover niet geëxpliciteerd. Aangezien het cassatiemiddel niet klaagt over het ontbreken van een motivering van 's hofs beslissing, die m.i. afwijkt van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, laat ik het bij de opmerking dat meer tekst en uitleg omtrent dit niet onmiddellijk vanzelfsprekende oordeel niet had misstaan. De verbodsbepaling van artikel 27, eerste lid WWM, voor zover die het dragen van wapens van categorie IV sub 7 bestrijkt, staat immers op gespannen voet met het legaliteitsbeginsel. Over de reikwijdte van een verbod moet voldoende duidelijkheid bestaan, en daaraan schort het als de burger zich het hoofd moet breken over de vraag welke omstandigheden kunnen meebrengen dat een gebruiksvoorwerp als wapen moet worden bestempeld of de vraag wat de strafrechtelijke betekenis is van het begrip ‘letsel’. De daarop te geven antwoorden moeten zich kenmerken door een zekere evidentie, zoals m.i. het geval is bij fietskettingen onder het publiek in een voetbalstadion en honkbalknuppels in het uitgaansleven. Voor extensieve interpretatie van bepalingen die constituerend zijn voor strafbaarheid is weinig ruimte.
3.12.
Vooropgesteld moet worden dat de beantwoording van de vraag of iets als letsel moet worden aangemerkt, in belangrijke mate is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt, en dat zijn oordeel dienaangaande in cassatie slechts in beperkte mate kan worden getoetst.4. Aangenomen mag worden dat het begrip ‘letsel’ in de regel ziet op gevallen van verwonding, breuk en kneuzing. Wat abstracter gesteld: onder ‘letsel’ kan worden verstaan elke, voor degene die het betreft onaangename, verandering van de vroegere vorm van het lichaam of de innerlijke gezondheid. De enkele pijn of pijnlijke gewaarwording valt daarbuiten. Onder het lichamelijk letsel moet niet alleen worden begrepen een kwetsuur die ontstaan is door een buiten de persoon van de gekwetste gelegen oorzaak, maar daaronder kan ook vallen schade aan de gezondheid, bijvoorbeeld een ‘inwendige biochemische ontregeling’ die haar oorsprong vindt in het achterwege laten van het gebruik van voor de gezondheid onontbeerlijke geneesmiddelen.5.Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal (14e druk) definieert letsel als ‘1. (verouderd) belet, verhindering, last’ en 2. ‘verwonding, kwetsuur’.
3.13.
Ik vind het bepaald niet evident om het predikaat ‘letsel’ te verbinden aan een enkele opvallende verkleuring van de huid die binnen één tot drie dagen vanzelf verdwijnt. Toegegeven zij dat ik niet graag gezien zou willen worden in de beschreven toestand.6. Het resultaat levert psychisch ongemak op. Niettemin zou ik zelf niet zo ver willen gaan om die toestand van verkleuring als lichamelijk letsel te bestempelen, en zeker niet met een mate van vanzelfsprekendheid die m.i. geëist mag worden van een zorgvuldig omschreven verbodsbepaling. In deze door mij voorgestane visie is de X-marker dus niet geschikt om letsel teweeg te brengen, en het kan daartoe dan ook niet door de houder worden bestemd.
3.14.
Resteert nog de vraag of het voorwerp geschikt is om daarmee te dreigen. De dreiging die uitgaat van het voorwerp behoeft m.i. niet uitsluitend de dreiging met letsel te betreffen. Dreiging met pijn (zonder enig letsel) is bijvoorbeeld evenzeer een vorm van dreiging waartoe een voorwerp kan worden bestemd. Het dragen van voorwerpen die uitsluitend zijn bestemd voor dreigen met pijn zal m.i. dan ook worden bestreken door het verbod van artikel 27, eerste lid WWM.
3.15.
In cassatie zal evenwel moeten worden aangenomen dat smurfenspray bij degene die door de vloeistof wordt getroffen geen pijn teweeg brengt. Het hof heeft althans niet anderszins vastgesteld en kennisneming van op het internet toegankelijke informatie over X-marker leert mij dat de producenten beweren dat indien de spray in de ogen wordt gespoten een gevoel ontstaat dat vergelijkbaar is met dat van shampoo in de ogen bij het douchen.
3.16.
Ten slotte heb ik mij nog afgevraagd of het busje met X-marker niet kan worden bestemd tot voorwerp voor dreiging vanwege de uiterlijke gelijkenis van dit busje met bijvoorbeeld een busje pepperspray.7. Ofschoon niet uitgesloten meen ik echter dat niet zonder meer ‘redelijkerwijze’ mag worden aangenomen dat het voorwerp voor geen ander doel is bestemd dan voor een dergelijke vorm van dreiging. Het tegendeel lijkt mij namelijk eerder het geval te zijn: het voorwerp zal in de regel zijn bestemd om een (mogelijke) belager blauw te verven.
4.
Een en ander brengt mij ertoe te oordelen dat het middel slaagt. Mocht het dragen van X-marker als bepaald onwenselijk worden beschouwd, dan is het vervolgens aan de wetgever om te voorzien in een verbodsbepaling.
5.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
6.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het hof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑12‑2011
Vgl. De Wet Wapens en Munitie, Een strafrechtelijk commentaar, onder redactie van D.H. de Jong en H.G.M. Krabbe, Alphen aan den Rijn: Samsom H.D. Tjeenk Willink 1989, p. 41–43.
Andere voorbeelden zijn een honkbalknuppel (HR 15 maart 2011, LJN BO9821), een vlindermes (HR 15 maart 2011 LJN BP2342) en een zakmes (HR 26 januari 2010, LJN BK2094). Zie Kamerstukken II 1979/80, 14 413, nr. 5, p. 15.
Vgl. HR 14 februari 2006, LJN AU8055.
Vgl. A.J.M. Machielse in Noyon, Langemeijer & Remmelink (red.), Het Wetboek van Strafrecht (losbl.), artikel 82, aant. 1.
Door het zoekwoord ‘X-marker’ in te voeren op de website ‘YouTube’ zijn enkele demonstraties van dit product te bekijken.
Dat voorwerp valt overigens onder categorie II, sub 6 van artikel 2, eerste lid WWM.
Uitspraak 13‑12‑2011
Inhoudsindicatie
Art. 359.2 tweede volzin Sv. Hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door en namens verdachte is aangevoerd is niet van louter feitelijke aard maar stelt daarnaast de rechtsvraag aan de orde of de onder verdachte inbeslaggenomen spuitbus een voorwerp is a.b.i. categorie IV WWM. Daarmee is een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359.2 tweede volzin Sv ingenomen. Het Hof had nader behoren te motiveren waarom het van oordeel was dat genoemde vraag bevestigend moest worden beantwoord.
13 december 2011
Strafkamer
nr. 10/02995
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 13 november 2009, nummer 21/001580-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 15 november 2007 te Tiel (een) spuitbus, zijnde (een) voorwerp(en) als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie heeft gedragen."
2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. het hiervoor in het proces-verbaal ter terechtzitting onder 1 vermelde mini-proces-verbaal, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik constateerde op 15 november 2007 om 18.00 uur op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Eerste Bleekveldstraat te Tiel, gemeente Tiel, door betrokkene/verdachte de volgende overtreding werd verricht: Wapen dragen.
De betrokkene/verdachte gaf, daarnaar gevraagd, op:
Naam: [achternaam verdachte]
Voornamen: [voornamen verdachte]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboortedatum: [geboortedatum]-1968
Overtredinggegevens: art. 2 lid 1 categorie IV onder 7 Wet wapens en munitie.
2. het als bijlage bij het hiervoor in het proces-verbaal ter terechtzitting onder 1 vermelde proces-verbaal, gevoegde, niet ondertekende proces-verbaal van de regiopolitie Gelderland Zuid, op 11 december 2007 opgemaakt door [verbalisant 1] voornoemd, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik constateerde dat een persoon een voorwerp, zijnde een wapen in de zin van artikel 2, lid 1 categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie droeg.
Datum: 15 november 2007
Omstreeks : 18.00 uur
Plaats: Tiel
Gemeente: Tiel
Locatie: Eerste Bleekveldstraat, binnen een als zodanig aangeduide bebouwde kom.
Verdachte werd op de Eerste Bleekveldstraat aangehouden terzake een ander feit. Bij visitatie voor insluiting kwam de spuitbus uit zijn jaszak.
Verdachte werd staande gehouden en verstrekte mij, daarnaar gevraagd, de volgende persoonsgegevens:
Naam: [achternaam verdachte]
Voornamen: [voornamen verdachte]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboortedatum: [geboortedatum]-1968
3. het als bijlage bij het hiervoor in het proces-verbaal ter terechtzitting onder 1 vermelde proces-verbaal, gevoegde, niet ondertekende proces-verbaal van de regiopolitie Gelderland Zuid, op 11 december 2007 opgemaakt door [verbalisant 1] voornoemd, voor zover inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming algemeen:
De volgende voorwerpen werden in beslaggenomen:
uniek volgnr: 1
soort: spuitbus
aantal: 1
merk: xmarker
kleur: rood
datum aangetr: 16 november 2007
waarde p. stuk: 0.00
bijzonderheden: zakspuitbusje voor persoonlijke beveiliging
4. de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende als relaas van verdachte, zakelijk weergegeven:
De spuitbus die van mij in beslag is genomen is een doodgewone X-marker. Het is een busje met een vloeistof erin die opschuimt en dan blijft de verf drie dagen op iemands gezicht zitten."
3. Beoordeling van het middel
3.1. De Hoge Raad begrijpt het middel aldus dat het klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd in het licht van een in hoger beroep door de verdediging ingenomen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt.
3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in:
"De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
(...)
De spuitbus die van mij in beslag is genomen is een doodgewone X-marker. Het is een busje met een vloeistof erin die opschuimt en dan blijft de verf drie dagen op iemands gezicht zitten. Het busje is rood en de verf is blauw. Men noemt het ook wel eens smurfenspray. Het is volkomen legaal, je kan het gewoon in Nederland kopen.
De raadsheer geeft aan dat het hier gaat om categorie IV, onderdeel 7. Onder deze categorie vallen voorwerpen die niet bedoeld zijn als wapen maar die, gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder ze worden aangetroffen, wel als zodanig gebruikt worden en die niet onder een van de andere categorieën vallen.
De advocaat-generaal voert het woord, leest de vordering voor en legt deze aan het hof over (bijlage I).
De raadsvrouw van verdachte verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
Het verbaast verdachte dat het onder categorie IV wordt geduid en niet onder categorie II sub 6.
De spray komt in veel programma's voor op tv, te denken valt aan Kassa en verschillende programma's op RTL5 en Veronica. Daarnaast wordt de spray aangeboden op internet. Ik overleg een aantal stukken waaruit blijkt dat de spray daadwerkelijk op internet te koop is.
X-marker is legaal en het is het maximale wat je kan gebruiken, dus geen categorie II sub 6. Wel categorie IV? Dat is aan het oordeel van het hof."
3.3. Hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door en namens de verdachte is aangevoerd is niet van louter feitelijke aard maar stelt daarnaast de rechtsvraag aan de orde of de onder de verdachte inbeslaggenomen spuitbus een voorwerp is als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie. Daarmee is een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv ingenomen. Bij niet aanvaarding daarvan dienen in het bijzonder de redenen die daartoe hebben geleid in het arrest te worden opgenomen.
3.4. Het voorgaande brengt mee dat het Hof nader had behoren te motiveren waarom het van oordeel was dat de genoemde vraag bevestigend diende te worden beantwoord. Dat heeft het Hof nagelaten. Het middel is dan ook terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 13 december 2011.