Rb. Middelburg, 18-01-2006, nr. 48217 HA ZA 2005/306
ECLI:NL:RBMID:2006:AY7116
- Instantie
Rechtbank Middelburg
- Datum
18-01-2006
- Zaaknummer
48217 HA ZA 2005/306
- LJN
AY7116
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMID:2006:AY7116, Uitspraak, Rechtbank Middelburg, 18‑01‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 18‑01‑2006
Inhoudsindicatie
Verzoek tot voeging of tussenkomst.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 18 januari 2006 in de zaak van:
rolnr: 306/05
de commanditaire venootschap [eiseres].,
statutair gevestigd te Middelburg,
eiseres in vrijwaring,
gedaagde in het incident,
procureur: mr. J.P. Quist,
advocaten: mrs. J.R. van Angeren en M.H.J. van Maanen,
tegen:
de besloten vennootschap Dow Benelux B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Hoek, gemeente Terneuzen,
gedaagde in vrijwaring,
eiseres in het incident,
procureur: mr. U.T. Hoekstra,
advocaat: mr. H.D.M. Mulder.
1. Het verloop van de procedure in het incident
De volgende processtukken zijn gewisseld:
- -
dagvaarding tot oproeping in vrijwaring;
- -
incidentele conclusie ex Rv 223;
- -
incidentele conclusie van antwoord;
- -
incidentele akte van de zijde van Dow;
- -
incidentele akte van de zijde van [eiser].
2. De feiten in het incident
In de procedure ten overstaan van deze rechtbank met rolnummer 632/04 (verder: de hoofdzaak) heeft Delta Netwerkbedrijf B.V. gevorderd [eiser] te veroordelen tot betaling van
€ 2.955.820,66, vermeerderd met wettelijk rente en proceskosten. [eiser] heeft in de hoofdzaak gevorderd Dow op te mogen roepen in vrijwaring. Bij vonnis d.d. 27 april 2005 is haar vordering toegewezen. Onderhavige procedure betreft de vrijwaringszaak.
3. Het geschil in het incident
3.1
Dow vordert bij wege van voorlopige voorziening ex art. 223 Rv, althans op de voet van art. 843a Rv [eiser] te bevelen aan Dow kopieën te doen toekomen van alle in de hoofdzaak genomen en nog te nemen conclusies, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het incident.
Dow stelt als gedaagde in vrijwaring een zwaarwegend en dus in rechte te respecteren belang te hebben bij volledige kennis van de inhoud van het debat in de hoofdzaak. Op basis daarvan kan zij voor zichzelf beoordelen of het in haar belang is zich als partij te voegen in de hoofdzaak of daarin tussen te komen. Zij stelt er recht op te hebben dat zij door [eiser], eiseres in vrijwaring, volledig op de hoogte wordt gesteld van de inhoud van alle in de hoofdzaak genomen conclusies. Dow beroept zich verder op art. 843a Rv. Zij stelt dat er sprake is van een processuele rechtsbetrekking, te weten het samenstel van twee procedures, de hoofdzaak en de vrijwaring, waarbij Dow partij is en uit hoofde waarvan Dow er een rechtmatig belang bij heeft kennis te nemen van de essentiële bescheiden betreffen die rechtsverhouding, te weten: de inmiddels genomen en nog te nemen conclusies in de hoofdzaak.
3.2
[eiser] concludeert tot afwijzing van de vordering in het incident met veroordeling van Dow in de proceskosten. Zij stelt dat de positie van gedaagde in vrijwaring niet met zich meebrengt dat deze recht heeft op alle processtukken uit de hoofdzaak. De gedaagde in vrijwaring weet op grond van de dagvaarding in vrijwaring met daarbij de dagvaarding in de hoofdzaak om welke vordering het gaat en op welke gronden deze is ingesteld. Aldus is de gedaagde in vrijwaring in staat inhoudelijk verweer te voeren. De gedaagde in vrijwaring heeft in beginsel geen recht op de stukken uit de hoofdzaak, aangezien het gaat om twee te onderscheiden procedures, de hoofdzaak en de vrijwaringszaak. Van dit beginsel moet slechts worden afgeweken als de gedaagde in vrijwaring een eerlijk proces wordt onthouden, doordat hij niet de beschikking heeft over alle stukken uit de hoofdzaak. Deze situatie doet zich hier niet voor en is door Dow ook niet gesteld. Het staat Dow vrij zich in de hoofdzaak aan de zijde van [eiser] te voegen. Er is geen rechtsregel die [eiser] verplicht om partijen die zich mogelijk willen voegen of willen tussenkomen het procesdossier ter hand te stellen.
[eiser] stelt verder dat art. 843a Rv geen grondslag biedt voor inzage in of afschrift van conclusies in de hoofdzaak. In de hoofdzaak gaat het over de rechtsbetrekking tussen Delta Netwerkbedrijf B.V. en [eiser]. Daarbij is Dow geen partij en heeft dus geen recht op inzage in of afschrift van bescheiden die zien op de rechtsbetrekking tussen Delta en [eiser]. Daar komt bij dat met “bescheiden” in art. 843a Rv niet is gedoeld op processtukken en dat Delta geen rechtmatig belang heeft bij het vorderen van inzage in of kopie van deze stukken.
4. De beoordeling van het geschil in het incident
4.1
In de vrijwaringsprocedure is geen plicht voorzien voor de eiser in vrijwaring om de gedaagde in vrijwaring (inzage in) de processtukken in de hoofdzaak te verstrekken, anders dan de dagvaarding in de hoofdzaak. Er bestaat derhalve geen recht van Dow op kopieën van alle in de hoofdzaak genomen en nog te nemen conclusies. De dagvaarding in de hoofdzaak is bij de dagvaarding in de vrijwaringszaak aan Dow meebetekend.
4.2
Het belang van Dow te kunnen beoordelen of zij zich in de hoofdzaak zal voegen dan wel hierin zal tussenkomen, of dit nu op grond van art. 217 of 214 Rv is, roept evenmin een plicht voor [eiser] tot verstrekking van een kopie van de processtukken aan Dow in het leven. Het is aan Dow de goede en kwade kansen van voeging c.q. tussenkomst af te wegen op grond van de haar beschikbare informatie. [eiser] staat hier in onderhavige procedure buiten.
4.3
Dow is in de hoofdzaak geen partij. De processtukken in de hoofdzaak zijn derhalve geen bescheiden in de zin van art. 843a Rv, dat wil zeggen geen bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin zij partij is, nog daargelaten de vraag of processtukken wel bescheiden aangaande een rechtsbetrekking kunnen zijn. Reeds om die reden is voor toewijzing van de incidentele vordering op grond van dit artikel geen plaats. Daarbij komt dat redelijkerwijs aangenomen kan worden dat voor Dow een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd, daar zij zich, zoals hierboven reeds is overwogen, kan voegen in de hoofdzaak en aldus uit eigen hoofde kennis kan verkrijgen van de inhoud van het aldaar gevoerde debat en haar belangen kan behartigen.
4.4
Dow zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident worden veroordeeld.
5. De beslissing
De rechtbank:
wijst de vordering in het incident af;
veroordeelt Dow in de kosten van het incident aan de zijde van [eiser] gevallen, tot dusver begroot op € 452,-- aan salaris van haar procureur en op nihil aan verschotten;
verwijst de zaak in vrijwaring naar de rol van 1 maart 2006 voor conclusie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 18 januari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.