Uit bijlage 2 bij het schriftelijk commentaar blijkt dat pas op 29 juni 2021 volmacht is verleend tot het instellen van cassatieberoep tegen het vonnis van de rechtbank.
HR, 23-11-2021, nr. 20/01610
ECLI:NL:HR:2021:1709
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23-11-2021
- Zaaknummer
20/01610
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:1709, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑11‑2021; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:923
ECLI:NL:PHR:2021:923, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑10‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:1709
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑11‑2021
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op stoffelijke overschotten van katten en haas onder klager t.z.v. verdenking van overtreding art. 3 Verordening dode gezelschapsdieren gemeente Alkmaar. Ontvankelijkheid cassatieberoep i.v.m. onttrekking aan het verkeer van stoffelijke overschotten in strafzaak tegen klager. Bij stukken van geding bevindt zich een afschrift van uitspraak Rb in strafzaak tegen klager. In die uitspraak is beslist over inbeslaggenomen voorwerpen waarvan klager teruggave heeft verzocht. Deze beslissing over beslag in strafzaak betekent dat klager geen belang meer heeft bij beroep tegen beschikking waarbij klaagschrift ongegrond is verklaard. Door beslissing over beslag in strafzaak kan op klaagschrift geen (andersluidende) beslissing meer volgen. Klager n-o.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/01610 B
Datum 23 november 2021
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 27 januari 2020, nummer RK 19-010982, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de klager.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze hebben J. Kuijper en T.E. Korff, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft bij conclusie van 15 juni 2021 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het cassatieberoep.
De raadslieden van de klager hebben daarop schriftelijk gereageerd.
De advocaat-generaal heeft bij aanvullende conclusie van 5 oktober 2021 gepersisteerd bij haar conclusie van 15 juni 2021.
De raadslieden van de klager hebben daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1
Het cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 27 januari 2020 waarbij een klaagschrift van de klager strekkende tot teruggave van inbeslaggenomen stoffelijke overschotten van meerdere katten en een haas ongegrond is verklaard.
2.2
Bij de stukken van het geding bevindt zich een afschrift van een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 16 maart 2021 in de strafzaak tegen de klager. In die uitspraak is beslist over de inbeslaggenomen voorwerpen waarvan de klager de teruggave heeft verzocht.
2.3
Deze beslissing over het beslag in de strafzaak betekent dat de klager geen belang meer heeft bij het beroep tegen de beschikking waarbij het klaagschrift ongegrond is verklaard. De klager moet daarom in het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. In de beschikking is immers een beslissing gegeven in afwachting van het oordeel van de strafrechter over het beslag. Door diens beslissing over het beslag in de strafzaak tegen de klager kan op het klaagschrift geen (andersluidende) beslissing meer volgen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2021.
Conclusie 05‑10‑2021
Inhoudsindicatie
-
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/01610 B
Zitting 5 oktober 2021
NADERE CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de klager.
1. Op 15 juni 2021 heb ik in deze zaak een conclusie genomen waarin ik heb geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in zijn cassatieberoep omdat het vonnis van de strafrechter van 16 maart 2021 waarin eveneens een beslissing is genomen over de beslagen onherroepelijk is geworden.
2. Aanleiding voor deze nadere conclusie is het schriftelijk commentaar dat op 29 juni 2021 namens de klager is ingediend naar aanleiding van mijn conclusie. Daarin stelt de raadsvrouw van de klager dat het vonnis van de strafrechter nog niet onherroepelijk is geworden, omdat dit vonnis niet aan de klager is toegezonden noch aan hem is betekend.
3. Uit de namens mij ingewonnen inlichtingen bij het openbaar ministerie is gebleken dat de dagvaarding voor de zitting van 16 maart 2021 aan de verdachte in persoon is betekend op 10 februari 2021. Op grond van art. 432 lid 1 Sv moet cassatieberoep in dat geval worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak. Dat is in onderhavige zaak niet tijdig gebeurd.1.Ik blijf daarom bij mijn standpunt dat het vonnis in de strafzaak onherroepelijk is geworden en gelet daarop de klager wegens gebrek aan belang in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4. Ik persisteer bij mijn conclusie.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 05‑10‑2021