Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0649 2011164078, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team Aalten, gesloten en ondertekend op 4 februari 2012.
Rb. Gelderland, 24-12-2013, nr. 06/850180-12, 06/235493-12 (gev. ttz) en 06/850046-13 (gev. ttz)
ECLI:NL:RBGEL:2013:6181
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
24-12-2013
- Zaaknummer
06/850180-12, 06/235493-12 (gev. ttz) en 06/850046-13 (gev. ttz)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2013:6181, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 24‑12‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 24‑12‑2013
Inhoudsindicatie
Verdachte is veroordeeld voor meerdere feiten. De rechtbank legt op een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Daarnaast wordt een werkstraf voor de duur van 240 uren opgelegd. Verdachte moet ook een schadevergoeding betalen.
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/850180-12, 06/235493-12 (gev. ttz) en 06/850046-13 (gev. ttz)
Uitspraak d.d. 24 december 2013
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Raadsman: mr. M.H. Hogeman, advocaat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 maart 2013 en 10 december 2013.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 06/850180-12
hij op of omstreeks 21 november 2011 te Groenlo, althans in de gemeente Oost Gelre,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), meermalen in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen (terwijl deze [slachtoffer 1] in bed lag), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 06/235493-12
1
hij op of omstreeks 17 november 2012, in de gemeente Winterswijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] meermalen in elk geval eenmaal met kracht (met een zogenaamde karatetrap) in de buikstreek heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 november 2012, in de gemeente Winterswijk, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), meermalen, in elk geval eenmaal, in de buikstreek en/althans tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 17 november 2012, in de gemeente Winterswijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 3] meermalen, in elk geval eenmaal met kracht in het gezicht en/althans tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer 3] met dat opzet meermalen, in elk
geval eenmaal met kracht tegen het hood en/althans tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 november 2012, in de gemeente Winterswijk, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), meermalen, in elk geval eenmaal in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 17 november 2012, in de gemeente Winterswijk,
opzettelijk en wederrechtelijk een muur en/of een ruit en/of een deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen daar opzettelijk wederrechtelijk die muur omver te trekken of te duwen en/of door die ruit stuk
te gooien of te slaan en/of door meermalen, in elk geval eenmaal tegen die deur te schoppen en/of te trappen;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 17 november 2012, in de gemeente Winterswijk, een persoon genaamd [slachtoffer 4] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:"Kankertemeijer, Als ik jou in burger tegen kom stomp ik je voor je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 17 november 2012, in de gemeente Winterswijk, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 4], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Stelletje Mongolen" en/of "Kankerleijers" en/of "Kankertemeijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 06/850046-13
1
hij op of omstreeks 9 maart 2013, te Groenlo, in de gemeente Oost Gelre, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 5], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte
bestuurde auto, meermalen, in elk geval eenmaal met hoge snelheid, althans met enige snelheid is ingereden op, en/althans is toegereden op die [slachtoffer 5] die zich toen daar in de onmiddellijke nabijheid van hem verdachte bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden;
hij op of omstreeks 9 maart 2013,te Groenlo, in de gemeente Oost Gelre, een persoon genaamd [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend meermalen, in elk geval eenmaal met een door hem, verdachte bestuurde auto met hoge snelheid, in elk geval met enige snelheid ingereden en/of toegereden op die [slachtoffer 5] die zich toen daar in de onmiddellijke nabijheid van hem verdachte bevond;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 9 maart 2013, te Groenlo, in de gemeente Oost Gelre, opzettelijk en wederrechtelijk een scooter/bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen daar opzettelijk en wederrechtelijk met een door hem, verdachte, bestuurde auto meermalen, in elk geval eenmaal tegen/over die scooter/bromfiets en/of die fiets te botsen en/of te rijden;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegelicht dat de na de feiten 1 en 2 opgenomen tekst op de dagvaarding met parketnummer 06/850046-13 een tekstverwerkingsfout is. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Parketnummer 06/850180-12
Op zondag 20 november 2011 omstreeks 08:30 uur vond een mishandeling plaats in de woning aan de [adres 2] te Groenlo. [slachtoffer 1] heeft op 21 november 2011 aangifte tegen verdachte gedaan.
Parketnummer 06/235493-12
Op zaterdag 17 november 2012 zijn verbalisanten naar het adres [adres 3] in Winterswijk gegaan naar aanleiding van een melding. Ter plaatse gekomen troffen zij
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aan, die verklaarden dat zij waren geschopt en geslagen door verdachte. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben aangifte tegen verdachte gedaan.
Parketnummer 06/850046-13
Op 9 maart 2013 omstreeks 05:11 uur heeft zich een incident voorgedaan op de [adres 4] in Groenlo. Daar zou een aanrijding hebben plaatsgevonden, waarna de bestuurder van de auto zou zijn doorgereden. Het voertuig betrof een blauwe Renault Twingo met het kenteken [kenteken] die op naam stond van verdachte. Op 9 maart 2013 heeft [slachtoffer 5] aangifte tegen verdachte gedaan.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 06/850180-12 en het onder parketnummer 06/235493-12 onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 en het onder parketnummer 06/850046-13 onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft zij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 06/235493-12 onder 1 primair, onder 2 primair en subsidiair en het onder parketnummer 06/850046-13 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder parketnummer 06/235493-12 onder 1 subsidiair, 3, 4 en 5, het onder parketnummer 06/850180-12 en het onder parketnummer 06/850046-13 onder 2 tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 06/850180-121.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het onder parketnummer 06/850180-12 ten laste gelegde feit op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1]2.;
- een geneeskundige verklaring3.;
- een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1]4.;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie5., welke hij ter terechtzitting heeft bevestigd6..
Gelet op verdachtes bekennende verklaring wordt met deze opsomming volstaan.
Parketnummer 06/235493-127.
Feit 1
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van de onder parketnummer 06/235493-12 onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard zich te kunnen herinneren [slachtoffer 2] een schop te hebben gegeven. Echter, niet kan worden vastgesteld hoe verdachte heeft getrapt/geschopt. Alleen trappen is onvoldoende om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van de onder parketnummer 06/235493-12 onder 1 subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft in haar aangifte verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij woonachtig is op het adres [adres 3] te Winterswijk. Op 17 november 2012 omstreeks 17:30 uur werd bij de buren aangebeld. Zij zag dat er een jongen (hierna: verdachte), voor de voordeur van de buren stond. Hij trapte tegen de voordeur.8.De echtgenote van aangeefster, [slachtoffer 3], deed de voordeur van hun woning open en vroeg of dit nu allemaal moest. De jongen kwam agressief/verwilderd naar [slachtoffer 3] toelopen. Zij stond naast [slachtoffer 3] en zij zag en voelde dat verdachte haar tweemaal met zijn voet met grote kracht een karatetrap vol in haar buik gaf. Dit veroorzaakte erge pijn. Vanwege de pijn in de buik had zij de nacht na het incident nauwelijks geslapen.9.Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij op 17 november 2012 op bezoek was bij zijn moeder aan de [adres 3] in Winterswijk en dat hij bij de voordeur van de buren op nummer [huisnummer] een man (hierna: verdachte) zag staan schreeuwen. Hij zag dat verdachte een aanloop in de richting van de voordeur nam en een karatetrap uitdeelde. Volgens [getuige 2] raakte verdachte met zijn karatetrap de buurvrouw. Hij zag dat de buurvrouw na de karatetrap naar achteren vloog. Daarna liep verdachte een stukje terug en stormde hij weer naar de voordeur.10.
Verdachte heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij 17 november 2012 aan de [adres 3] in Winterswijk is geweest.11.Hij kan zich herinneren dat hij [slachtoffer 2] een trap heeft gegeven.12.
De rechtbank dient te beoordelen of sprake is van een poging om aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster heeft geschopt, maar dat hij zich het incident niet meer precies kan herinneren. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk (met kwaad opzet) heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk toe te brengen. Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad. Bij beantwoording van die vraag is van belang of verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden en verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Of sprake is van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Op grond van de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 2] en het bij [slachtoffer 2] geconstateerde letsel is de rechtbank van oordeel dat vast staat dat verdachte [slachtoffer 2] tweemaal een karatetrap in haar buik heeft gegeven, met zoveel kracht dat [slachtoffer 2] naar achteren “vloog”. De vraag is of dit handelen een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert. Daarbij komt naar het oordeel van de rechtbank betekenis toe aan het feit dat [slachtoffer 2] ten tijde van het voorval 74 jaar oud was. Personen van die leeftijd kunnen naar het oordeel van de rechtbank als fysiek kwetsbaar(der) worden aangemerkt. Die kwetsbaarheid brengt mee dat de kans op letsel bij incidenten toeneemt en de hersteltermijn nadien langer is dan bij personen die niet op leeftijd zijn. Voorts komt betekenis toe aan het feit dat met (veel) kracht in de buik is getrapt. In de buik liggen kwetsbare lichaamsdelen zoals organen en de kans dat buikletsel blijvend is of zeer langzaam heelt is onder deze omstandigheden aanmerkelijk te noemen.
Gelet op de kracht van de schoppen, de plek waar is geschopt in relatie tot de fysieke kwetsbaarheid van het slachtoffer, dient naar het oordeel van de rechtbank de vraag of sprake geweest van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel dan ook bevestigend te worden beantwoord.
Vervolgens is de vraag of verdachte zich bewust is geweest van dit risico en dit risico heeft aanvaard. Verdachte heeft ter terechtzitting op de vraag of hij wist dat het om oudere, bejaarde mensen ging, bevestigend geantwoord.13.De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat het met (veel) kracht geven van twee karaktetrappen in de buik van een 74-jarige vrouw een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert. Verdachte kende derhalve dit risico en heeft desondanks het slachtoffer met (veel) kracht twee karatetrappen in de buik gegeven. Verdachte heeft zich daarmee willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het risico van zwaar lichamelijk letsel zou intreden. Dit betekent dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet op het trachtten toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad. De rechtbank concludeert dan ook dat de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er voor de onder parketnummer 06/253493-12 onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling onvoldoende bewijs voorhanden is. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet is vast te stellen of en zo ja, hoe verdachte [slachtoffer 3] zou hebben geschopt, getrapt, gestompt of geslagen. Voorts is niet uitgesloten dat het letsel door [slachtoffer 3] zelf is veroorzaakt in de schermutseling met de stok. Verdachte moet derhalve ook van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling worden vrijgesproken nu dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangever [slachtoffer 3] heeft in zijn aangifte verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij woonachtig is op het adres [adres 3] te Winterswijk.14.Op 17 november 2012 stond een jongen (hierna: verdachte) bij de voordeur van de buren. Hij belde aan en trapte tegen de voordeur. Hierop heeft [slachtoffer 3] zijn voordeur geopend en bleef bij de voordeur aan. Hij sprak verdachte aan. Hierop liep verdachte verwilderd naar [slachtoffer 3] toe. Verdachte liep agressief in de richting van [slachtoffer 3]. [slachtoffer 3] zag dat verdachte in een karatehouding naar hem toe kwam lopen en zijn beide handen tot vuisten had gebald. Verdachte stond op korte afstand van [slachtoffer 3] toen hij begon te trappen en te slaan. [slachtoffer 3] kan zich niet meer herinneren of hij toen al werd geraakt. Gezien de verwondingen dan wel letsel kan het volgens [slachtoffer 3] niet anders dan dat verdachte hem heeft geraakt. [slachtoffer 3] pakte een (wandel)stok uit de paraplubak omdat hij bang was dat verdachte hem in elkaar zou slaan/trappen. In eerste instantie gebruikte [slachtoffer 3] de stok om zich tegen verdachte te verdedigen. Verdachte wilde de stok afpakken en trok hard aan de stok.15.[slachtoffer 3] kon de stok losrukken en hij zag dat verdachte hem opnieuw een klap wilde geven. [slachtoffer 3] heeft verdachte een klap met de stok gegeven, waarna verdachte wegliep.
[slachtoffer 3] heeft het volgende letsel aan het incident overgehouden, te weten meerdere schaafwonden, blauwe plekken, kneuzingen, een blauw verkleurde linkerhand, een pijnlijke en beurse rechterhand, een pijnlijke linkerarm, een grote rode plek op zijn linker bovenbeen en een gezwollen linker jukbeen en rood verkleurd.16.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij zag dat de jongen (verdachte) erg verwilderd/agressief naar aangever kwam toelopen. Zij heeft toen meteen de telefoon gepakt en 112 gebeld. Zij zag dat deze jongen en aangever aan het vechten waren. Zij wilde aangever naar binnen trekken. Zij heeft hem bij een arm gepakt om hem zo naar binnen te krijgen, en heeft heel hard “help” geroepen.17.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij de buurvrouw hoorde roepen “[naam] help” en naar buiten is gegaan om te gaan kijken. Hij hoorde dat buurman [naam] (aangever) nog zei dat die jongen van zijn erf moest afgaan. Hij zag dat een onbekende jongen (verdachte) de buurman aanviel. Het leek wel of hij de buurman wilde ‘ompakken’ en of hij de buurman naar de strot wilde vliegen. Toen zag ik dat de buurman zich verweerde door de jongen tot twee keer toe te slaan met naar later bleek een stok.18.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet blijkt waar [slachtoffer 3] is geschopt of geslagen door de verdachte en met welke kracht door verdachte is geschopt of geslagen. Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde dient allereerst te worden vastgesteld dat het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft opgeleverd. Op grond van het bij [slachtoffer 3] geconstateerde letsel concludeert de rechtbank dat [slachtoffer 3] in ieder geval is geraakt aan zijn handen, op zijn linkerarm, op zijn linker bovenbeen en in het gezicht. Echter, geweld toegepast op handen, armen, benen en hoofd levert niet altijd een kans op zwaar lichamelijk letsel op, ook niet bij een ouder en daarmee kwetsbaarder persoon. Om vast te kunnen stellen of een dergelijke kans aanwezig is geweest, is nadere informatie, over bijvoorbeeld de kracht waarmee is geschopt of geslagen, noodzakelijk. Nu niemand precies heeft waargenomen hoe het geweld op [slachtoffer 3] is uitgeoefend en [slachtoffer 3] zich dit niet kan herinneren, ontbreekt de genoemde noodzakelijke informatie. Hierdoor kan de rechtbank niet vaststellen of er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is geweest. Verdachte dient dan ook van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Dat verdachte meer dan één keer tegen het lichaam van [slachtoffer 3] heeft geslagen en geschopt acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaring van aangever en de letselbeschrijving. Het verweer dat het letsel is ontstaan tijdens het duwen en trekken om de stok verwerpt de rechtbank, omdat de aard en de omvang van het geconstateerde letsel (bijvoorbeeld de kneuzingen en het letsel aan het jukbeen) niet past bij duw- en trekwerk.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte slaan en schoppen van [slachtoffer 3], als gevolg waarvan [slachtoffer 3] enig letsel heeft opgelopen, wel is aan te merken als mishandeling.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het onder parketnummer 06/235493-12 onder 3 ten laste gelegde feit op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3]19.;
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2]20.;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie21., welke hij ter terechtzitting heeft bevestigd22..
Gelet op verdachtes bekennende verklaring wordt met deze opsomming volstaan.
Feiten 4 en 5
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het onder parketnummer 06/235493-12 onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen, waarvan de inhoud het feit betreft waarop het kennelijk betrekking heeft:
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4]23.;
- een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4]24.;
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting25..
Gelet op verdachtes verklaring wordt met deze opsomming volstaan.
Parketnummer 06/850046-1326.
Feit 1 primair
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel nu verdachte niet is ingereden op aangever [slachtoffer 5]. De aangifte en de verklaring van [slachtoffer 5] met betrekking tot het in-/toerijden op [slachtoffer 5] zijn ongeloofwaardig, althans onbetrouwbaar aangezien verdachte dan ook op zijn vriend [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) moet zijn ingereden. De aangifte en verklaring van aangever [benadeelde 1] zijn eveneens onbetrouwbaar daar waar zij verklaren dat de auto maximaal, tot het uiterste van zijn kunnen, zou zijn opgetrokken; met gillende motor, maar zonder dat de autobanden slipten. Er zou een noodstop zijn gevolgd, maar hier: zonder piepende of slippende banden.
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De lezingen van verdachte en getuige [betrokkene] over de feiten zijn als volgt:
Getuige [betrokkene] heeft als getuige ter terechtzitting van 10 december 2013 verklaard, zakelijk weergegeven, dat verdachte niet is ingereden op de jongens ([slachtoffer 5] en [benadeelde 1]). [betrokkene] had een confrontatie met [slachtoffer 5] en [benadeelde 1]. Vóór het vechten kwam verdachte uit de auto. Op een gegeven moment ging verdachte weer in de auto zitten. De auto bevond zich op een afstand van ongeveer 10 á 15 meter van de jongens. Verdachte speelde met de koppeling van de auto, maar de auto maakte niet extreem veel lawaai. De auto kwam een beetje naar voren en de auto raakte eerst de scooter van [slachtoffer 5] en vervolgens de fiets van [benadeelde 1]. Als verdachte op [slachtoffer 5] had ingereden dan had hij ook op [betrokkene] moeten inrijden en dat is niet gebeurd. [betrokkene] heeft verklaard dat verdachte niet voor hem heeft geremd.27.
Verdachte heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij op 9 maart 2013 samen met [betrokkene] naar Groenlo is gereden. Onderweg zagen zij twee jongens lopen. [betrokkene] vroeg verdachte om naar de jongens toe te rijden.28.Hij heeft de auto stilgezet en [betrokkene] stapte uit. Verdachte bevond zich op een afstand van zo’n tien meter van de jongens. [betrokkene] liep naar de jongens toe en er ontstond een woordenwisseling. Verdachte liep terug naar de auto. Hij heeft de auto in de achteruit gezet en heeft de auto met de voorzijde in de richting van de jongens gezet. Hij wilde dat [betrokkene] in de auto zou stappen. Verdachte liet de koppeling van de auto een paar maal opkomen. Hij kan zich achteraf voorstellen dat de jongen dacht dat ik op hem in wilde rijden, ik snap dat het dreigend overkwam.29.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 december 2013 verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij met de koppeling heeft gespeeld en gas heeft gegeven, maar dat hij niet met de auto naar voren is gereden. De afstand tussen de auto en de jongens bedroeg ongeveer 12 á 15 meter. Door zijn actie wilde hij bevorderen dat [betrokkene] in de auto zou stappen.30.
De lezingen van aangever en getuige [benadeelde 1] over de feiten zijn een geheel andere, als volgt:
Aangever [slachtoffer 5] heeft in zijn aangifte verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij op 9 maart 2013 omstreeks 00:30 uur naar het café [café] in Groenlo is gegaan. Zijn stiefbroer, [benadeelde 1], was daar ook. Tussen 04:00 uur en 04:30 uur verlieten [slachtoffer 5] en [benadeelde 1] het café. Zij liepen met een scooter en een fiets aan de hand in de richting van de [adres 4]. Ter hoogte van de brug stopte een lichtblauwe Renault Twingo en [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) stapte uit de auto aan de passagierszijde. [betrokkene] deed agressief en vloog [slachtoffer 5] aan. Er werd geslagen. De bestuurder van de Renault Twingo, verdachte, was ondertussen ook uitgestapt.31.Verdachte begon te schelden en te tieren en begon te duwen en te trekken. Verdachte stapte weer in zijn auto aan de bestuurderszijde. [betrokkene] en [slachtoffer 5] stonden samen op de drempel van de weg. [slachtoffer 5] zag en hoorde dat de auto naar achteren reed en vervolgens op hem af kwam rijden met een best harde snelheid. [slachtoffer 5] wist zeker dat verdachte op hem wilde inrijden en hij pakte toen [betrokkene] hard en snel vast. Omdat [slachtoffer 5] [betrokkene] vastpakte, remde verdachte een meter voor hem af. Vervolgens reed de auto weer naar achteren en gaf verdachte weer gas en reed op [slachtoffer 5] in. [slachtoffer 5] had [betrokkene] nog steeds vast, waardoor verdachte weer moest remmen. Verdachte reed weer naar achteren. Vervolgens gaf verdachte weer gas en reed in op de scooter van [slachtoffer 5].32.[slachtoffer 5] heeft verder verklaard dat de auto op een afstand van ongeveer tien meter op hem afreed. De auto reed niet met piepende banden maar [slachtoffer 5] hoorde dat de auto met gillende motor en snel optrekkend in zijn richting kwam. De noodstop ging niet gepaard met piepende banden.33.
Getuige [benadeelde 1] heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij op 9 maart 2013 met aangever [slachtoffer 5] uit het café [café] in Groenlo kwam. Zij liepen richting de Winterwijkse weg. Ter hoogte van de gracht hoorde hij een auto komen aanrijden. De auto stopte en twee mannen stapten uit. De Marokkaanse jongen (hierna: [betrokkene]) was de passagier. De Nederlandse jongen (hierna: verdachte) was de bestuurder. [betrokkene] liep naar [slachtoffer 5] en begon te duwen en te trekken.34.Verdachte liep weer naar de auto en ging achter het stuur zitten. [benadeelde 1] hoorde dat de auto toeren maakte en hij zag dat de auto hard richting [slachtoffer 5] en [betrokkene] reed. De afstand tussen de auto en [slachtoffer 5] was ongeveer tien meter. De auto trok toen maximaal op. [slachtoffer 5] zag de auto op hem afkomen rijden en het lukte hem om [betrokkene] richting de auto te duwen, waardoor de auto remde. [benadeelde 1] zag dat de auto ongeveer drie meter achteruit reed. Hij zag dat de auto wederom richting [slachtoffer 5] reed. De auto trok maximaal op. [slachtoffer 5] deed wederom hetzelfde met [betrokkene], waardoor de auto weer stopte.35.
Uit het voorgaande volgt dat de lezingen van verdachte en aangever haaks op elkaar staan. In de lezing van verdachte heeft hij met de koppeling van de auto gespeeld en de motor lichte toeren laten maken om getuige [betrokkene] duidelijk te maken dat hij in de auto moest stappen. Verdachte heeft niet geprobeerd in te rijden op aangever.
In de lezing van aangever heeft verdachte geprobeerd op hem in te rijden, wat aangever slechts heeft weten te voorkomen door [betrokkene] voor zich te houden.
De vraag is welke lezing als de juiste moet worden aangemerkt.
De rechtbank stelt vast dat aangever en getuige [benadeelde 1] ongeveer een uur na het incident verklaringen hebben afgelegd, die onderling in grote lijnen én op details met elkaar overeenkomen.
Zo verklaren zij er beiden over dat de auto op een afstand van tien meter van hun afstond en twee keer in de richting van aangever reed en vervolgens ook twee keer in de richting van de scooter en de fiets. Ook met betrekking tot de reden dat verdachte niet op [slachtoffer 5] doorreed, namelijk dat [slachtoffer 5] [betrokkene] voor de auto wist te trekken, komen beide verklaringen van aangever en getuige [benadeelde 1] met elkaar overeen.
De verklaringen van verdachte en [betrokkene] komen met elkaar overeen waar beiden verklaren dat verdachte niet op [slachtoffer 5] in is gereden en dat verdachte [betrokkene] heeft willen aanmanen in de auto te stappen door gas te geven en de koppeling te laten opkomen. Hun verklaringen lopen uiteen voor zover verdachte heeft verklaard dat hij zich kan voorstellen dat [slachtoffer 5] met deze handeling best de indruk kan hebben gekregen dat op hem ingereden werd, waar [betrokkene] heeft verklaard dat hij nauwelijks iets heeft gehoord. Dat kan de rechtbank niet met elkaar rijmen.
Gelet op voorgaande omstandigheden kent de rechtbank doorslaggevende waarde toe aan de verklaringen van aangevers.
Naar het oordeel van de rechtbank staat daarom vast dat verdachte op aangever is ingereden en pas heeft geremd op het moment dat hij (ook) [betrokkene] dreigde aan te rijden. Dat deze lezing van aangever ongeloofwaardig is, omdat verdachte nooit zijn vriend zou hebben aangereden en dus ook nooit op aangever zou zijn afgereden, zoals is aangevoerd door de raadsman, gaat eraan voorbij dat aangever pas [betrokkene] tussen hem en de auto heeft getrokken toen de auto al op aangever af kwam. Dit verweer wordt daarom verworpen.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat de verklaring van aangever over de noodstop van de auto niet geloofwaardig is nu remsporen op de weg ontbreken. De verklaring van aangever dat verdachte remde toen hij getuige [betrokkene] voor zich hield, acht de rechtbank echter niet onaannemelijk nu volgens de verklaringen van aangever en verdachte zelf de afstand tussen de auto en aangever ongeveer tussen de tien en vijftien meter bedroeg. Uit het dossier - de aangifte van [slachtoffer 5] en de daarbij gevoegde foto’s ter plaatse van scooter en fiets, en het proces-verbaal van technisch onderzoek van 19 maart 2013 - volgt niet dat er remsporen zijn aangetroffen. Voorts heeft de verdediging evenmin aannemelijk gemaakt dat die remsporen er hadden moeten zijn als de verklaringen van aangevers gevolgd moet worden. Dit verweer van de raadsman verwerpt de rechtbank dan ook.
Op grond van de aangifte en de getuigenverklaring van [benadeelde 1] acht de rechtbank het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen. Gelet op het feit dat aangever het heeft over een noodstop acht de rechtbank bewezen dat verdachte met een aanzienlijke snelheid op aangever is ingereden. Naar het oordeel van de rechtbank levert het met een personenauto met aanzienlijke snelheid inrijden op een persoon naar algemene maatstaven een aanzienlijke kans op dat die persoon bij een aanrijden zwaar lichamelijk letsel oploopt. De rechtbank acht dit een feit van algemene bekendheid. Ondanks die wetenschap heeft verdachte met een auto op aangever ingereden en daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er bij aangever zwaar lichamelijk letsel zou kunnen optreden.
De rechtbank acht de onder parketnummer 06/850046-13 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het onder parketnummer 06/850046-13 onder 2 ten laste gelegde feit op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5]36.;
- een proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 1]37.;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie38., welke hij ter terechtzitting heeft bevestigd39..
Gelet op verdachtes bekennende verklaring wordt met deze opsomming volstaan.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 06/850180-12
hij omstreeks 21 november 2011 te Groenlo, althans in de gemeente Oost Gelre,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), meermalen in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen (terwijl deze [slachtoffer 1] in bed lag), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 06/235493-12
1
primair
hij op 17 november 2012, in de gemeente Winterswijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] meermalen met kracht (met een zogenaamde karatetrap) in de buikstreek heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
subsidiair
hij op 17 november 2012, in de gemeente Winterswijk, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), meermalen, in elk geval eenmaal in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3
hij op 17 november 2012, in de gemeente Winterswijk, opzettelijk en wederrechtelijk een muur en een ruit en een deur, toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen daar opzettelijk wederrechtelijk die muur omver te trekken of te duwen en door die ruit stuk te gooien of te slaan en door tegen die deur te schoppen en/of te trappen;
4
hij op 17 november 2012, in de gemeente Winterswijk, een persoon genaamd [slachtoffer 4] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:"Kankertemeijer, Als ik jou in burger tegen kom stomp ik je voor je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5
hij op 17 november 2012, in de gemeente Winterswijk, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 4], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Stelletje Mongolen" en "Kankerleijers" en "Kankertemeijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Parketnummer 06/850046-13
1
primair
hij op 9 maart 2013, te Groenlo, in de gemeente Oost Gelre, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 5], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte
bestuurde auto, meermalen, met enige snelheid is toegereden op die [slachtoffer 5] die zich toen daar in de onmiddellijke nabijheid van hem verdachte bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 9 maart 2013, te Groenlo, in de gemeente Oost Gelre, opzettelijk en wederrechtelijk een scooter/bromfiets, toebehorende aan [slachtoffer 5] en een fiets, toebehorende aan [benadeelde 1], heeft vernield door toen daar opzettelijk en wederrechtelijk met een door hem, verdachte, bestuurde auto meermalen, in elk geval eenmaal tegen die scooter/bromfiets en die fiets te rijden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Parketnummer 06/850180-12
Mishandeling;
Parketnummer 06/235493-12
Feit 1 primair: Poging tot zware mishandeling;
Feit 2 subsidiair:Mishandeling;
Feit 3: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en beschadigen en onbruikbaar maken;
Feit 4:Bedreiging met zware mishandeling;
Feit 5: Belediging, terwijl de belediging werd aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Parketnummer 06/850046-13
Feit 1 primair:Poging tot zware mishandeling;
Feit 2: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van parketnummer 06/235493-12 en 06/850046-13 is door drs. [psycholoog], GZ-psycholoog, op 11 november 2013 een rapport over verdachte opgemaakt. In dit rapport wordt – onder meer – het volgende geconstateerd/geconcludeerd.
Bij betrokkene is er sprake van ADHD, misbruik van alcohol en cannabisafhankelijkheid.
Qua persoonlijkheidsopmaak kan betrokkene omschreven worden als beïnvloedbaar, onvoorspelbaar, enigszins manipulatief, impulsief en bij oplopende druk kan er sprake zijn van een slechte impulscontrole. De ziekelijke stoornissen bestonden ook ten tijde van het tenlastegelegde. Ten aanzien van het parketnummer 06/235493-12 is het niet mogelijk om op een betrouwbare en valide wijze verbanden te leggen tussen de ziekelijke stoornissen van betrokkene en het tenlastegelegde, aangezien betrokkene het tenlastegelegde zich zo slecht herinnert. Er kunnen geen uitspraken worden gedaan over de toerekenbaarheid. Wel dient er rekening te worden gehouden dat, mogelijke factoren vanuit de ADHD, de wilsvrijheid van betrokkene op het moment van de inname van middelen heeft beperkt.
Ten aanzien van parketnummer 06/850046-13 wordt geadviseerd om betrokkene enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Betrokkene was ten tijde van het tenlastegelegde onder invloed van alcohol en hij had een jointje gerookt. Zijn alcoholgebruik heeft mogelijk een luxerend effect gehad.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de psychiater over en komt, gezien de persoonlijkheidsproblematiek en de context waarin de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd tot het oordeel dat verdachte ten aanzien van het onder parketnummer06/235493-12 bewezen verklaarde feiten volledig toerekeningsvatbaar is en ten aanzien van het onder parketnummer 06/850046-13 bewezen verklaarde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
Verdachte is derhalve strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft de volgende bijzondere voorwaarden gevorderd, te weten reclasseringstoezicht, een ambulante behandeling bij Iriszorg en een Alcohol en Geweld training. Daarnaast heeft zij gevorderd een werkstraf voor de duur van 220 uur, subsidiair 110 dagen vervangende hechtenis.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft bijna een jaar contact met [kliniek] reclassering en hij komt zijn afspraken nauwgezet na en heeft een gedragsinterventie training ”geweld” afgerond. Verdachte is gemotiveerd om zijn problemen aan te pakken en hij staat open voor behandeling. Verdachte heeft zijn leven op de rit en heeft een vaste baan en een eigen huis. Daarnaast heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn excuses heeft aangeboden. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat het onder parketnummer 06/850180-12 een oud feit betreft van meer dan twee jaar geleden en de schade door verdachte is vergoed.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks van strafbare feiten.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan mishandeling. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van aangeefster [slachtoffer 2] door haar twee maal een karatetrap in haar buik te geven. Verdachte heeft aangever [slachtoffer 3] mishandeld door hem te schoppen en te slaan. De wijze waarop verdachte zich ten aanzien van dit oudere echtpaar heeft gedragen is als zeer agressief aan te merken. Door aldus te handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangevers. Daarnaast heeft hij ook de voordeur, de ruit en een tuinmuurtje van aangevers vernield. De schade die verdachte heeft aangericht heeft overlast veroorzaakt. Het spreekt vanzelf dat dit hele gebeuren beangstigend is geweest voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Zij voelden zich niet meer veilig in hun huis. Bovendien veroorzaakt een feit als het onderhavige ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met zijn personenauto op aangever [slachtoffer 5] toe te rijden en aan vernieling door vervolgens een scooter en een fiets aan te rijden. Aldus heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Misdrijven als de onderhavige veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. Uit de zich in het dossier bevindende verklaringen van [slachtoffer 5] blijkt dat hij heeft geleden onder de psychische gevolgen van deze gebeurtenissen. De vernieling heeft bovendien financiële schade opgeleverd.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een belediging en een bedreiging van een opsporingsambtenaar die in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening werkzaam was.
De rechtbank is van oordeel dat het aantal feiten, de ernst daarvan en het relatieve gemak waarmee verdachte de delicten heeft gepleegd in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 13 november 2013 niet eerder voor geweldsfeiten met Justitie in aanraking is geweest. De rechtbank houdt tevens rekening met het eerder vermelde rapport van [psycholoog], GZ-psycholoog, en met het reclasseringsadvies van 24 juli 2013.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat de kans op recidive ten aanzien van parketnummer 06/850046-13 als matig wordt ingeschat. Factoren voortkomend uit de stoornissen die de kans op een recidive vergroten zijn zijn alcoholmisbruik, zijn zucht naar prikkels, zijn beïnvloedbaarheid, impulsiviteit, onvoldoende interne remmingen op zijn gedrag en zijn minimaliserende houding ten aanzien van eerdere delicten. Andere factoren die de kans op een recidive vergroten zijn de instabiele relatie die betrokkene met [getuige 1] kende, zijn cannabisafhankelijkheid en de problemen in de kindertijd.
Het hebben van een woning evenals een vast contract is een beschermende factor. Dat betrokkene wederom vader wordt en dat hij zich, naar zijn zeggen, weer gaat richten
op zijn gezinsleven is een beschermende factor daar het betrokkene regelmaat en structuur
geeft. Andere beschermende factoren zijn; nooit eerdere onttrekking aan toezicht bij reclassering, periode van zijn 18-jarige leeftijd tot aan zijn 23-jarige leeftijd dat hij niet in contact kwam met justitie, het tot nu toe meewerken aan behandelmogelijkheden en het nut daarvan inzien en de beschikbaarheid van een opvangnet, te weten zijn moeder.
Om het recidiverisico te verminderen is het van belang dat betrokkene zich laat behandelen
voor zijn middelenproblematiek (alcoholmisbruik en cannabisafhankelijkheid). Deze
behandeling heeft weinig kans van slagen als betrokkene ook niet tegelijkertijd wordt
behandeld voor het deels onderliggende probleem namelijk zijn ADHD.
In het reclasseringsrapport is vermeld dat het recidiverisico wordt ingeschat als matig. Er lijkt een duidelijke link tussen alcoholgebruik en delictgedrag. Betrokkene wil leren omgaan met zijn emoties, om deze op een juiste manier te reguleren en te verwerken. Het leven van betrokkene is verder goed op orde; hij heeft een koophuis, heeft zijn financiën redelijk op orde, heeft een vast contract bij zijn werkgever en ontvangt steun van zijn familie. Hij is gemotiveerd voor verandering en accepteert het reclasseringstoezicht, welke al is ingezet, net als de ambulante behandeling bij Iriszorg.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd, te weten een meldplicht, een gedragsinterventie
en een behandelverplichting. Door middel van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf kan betrokkene begeleid worden en heeft hij een stok achter de deur. Een reclasseringstoezicht met daarbij een ambulante behandeling bij Iriszorg en een Alcohol en Geweld training (GI-GGZ Alcohol en Geweld) zijn wenselijk en geïndiceerd. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij nu in behandeling is bij Iriszorg. Hij heeft als medicatie Ritalin voor zijn ADHD. Hij is minder alcohol gaan drinken. Zijn zucht naar blowen is minder geworden.
De rechtbank ziet zich de vraag gesteld of verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou moeten worden opgelegd, een straf die, zoals hiervoor overwogen, de feiten rechtvaardigt. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou echter tot gevolg hebben dat verdachte zijn baan en zijn woning kwijtraakt en dat de door hem ingezette behandeling zou worden afgebroken. Gelet op het feit dat de factoren van woning en werk nu juist zijn aan te merken als beschermende factoren, dus factoren die ervoor moeten zorgen dat de kans op herhaling kleiner wordt, acht de rechtbank het niet in het belang van verdachte én de maatschappij dat verdachte zijn werk en woning verliest. Voorts hecht de rechtbank waarde aan het feit dat verdachte reeds zelf, dus zonder inmenging of dwang van Justitie, met een behandeling is gestart en deze gedurende een langere periode al op vrijwillige basis heeft volgehouden. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte er kennelijk zelf ook van is doordrongen dat het gaat om ernstige feiten en dat het op zijn weg ligt te doen wat nodig is om herhaling in de toekomst te voorkomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen.
Wel acht zij het noodzakelijk dat de door verdachte ingezette behandeling wordt voortgezet in een gedwongen kader. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, gelet op de duidelijke conclusie van de psycholoog en de reclassering voor verdachte, gelet op zijn problematiek, een voorwaardelijk strafdeel dient te worden opgelegd met de bijzondere voorwaarden van onder meer toezicht en begeleiding door de reclassering, een meldplicht, een gedragsinterventie en een behandelverplichting, één en ander zoals beschreven in het voormelde rapport van de reclassering.
De rechtbank heeft bij het opleggen van na te melden straf op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met de veroordelingen van 9 augustus 2013 bij de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem en 31 oktober 2012 bij de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen.
Alles in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden is. De werkstraf zal van maximale duur zijn, omdat een lagere werkstraf naar het oordeel van de rechtbank geen recht doet aan de ernst van de feiten. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de voorwaarden verbinden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport van 24 juli 2013. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het recidiverisico, de omstandigheid dat verdachte een kortdurend behandeltraject zal volgen en de omstandigheid dat het deels gaat om feiten uit 2011 en 2012, wordt aan de voorwaardelijke gevangenisstraf – anders dan door de officier van justitie is geëist – een proeftijd van twee jaren gekoppeld.
Bij de werkstraf zal de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht in mindering worden gebracht.
Vordering tot schadevergoeding
Parketnummer 06/850180-12
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 331,22 (€ 131,- voor een behandeling in het ziekenhuis en € 200,- ter zake van het wegnemen van een telefoon) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 06/850180-12 tenlastegelegde.
Ten aanzien van de vergoeding voor een telefoon, overweegt de rechtbank dat dit deel van de vordering niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu diefstal van een telefoon niet aan verdachte is ten laste gelegd. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] zal voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard nu de verdere behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de vergoeding voor de ziekenhuiskosten
niet-ontvankelijk verklaren nu uit de brief van 5 oktober 2012 van slachtofferzorg van het Openbaar Ministerie aan het DVOM/F blijkt dat verdachte op 27 augustus 2012 een bedrag van € 131,- heeft overgemaakt op de bankrekening van [slachtoffer 1].
Ten aanzien van immateriële schadevergoeding is de rechtbank is van oordeel dat van een vordering in civielrechtelijke zin geen sprake is. Immers, de benadeelde partij heeft weliswaar een voegingsformulier ingediend met vermelding van “smartengeld naar verhouding?” maar geen schadebedrag vermeld. Nu de vordering op dit punt ook maar enige nadere onderbouwing ontbeert, ziet de rechtbank geen aanleiding gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
Parketnummer 06/235493-12
Feit 1
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 350,- (aan immateriële schadevergoeding) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 06/235493-12 onder 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij te matigen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 06/235493-12 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. De vordering is, vermeerderd met de wettelijke rente, voor toewijzing vatbaar. De rechtbank overweegt dat verdachte de benadeelde partij twee maal een karatetrap in haar buik heeft gegeven. Dit handelen heeft zoals hiervoor reeds is beschreven een grote impact op de benadeelde partij gehad zowel in fysieke als in psychische zin. Dit blijkt genoegzaam uit het schadeonderbouwingsformulier van de benadeelde partij.
De vordering wordt derhalve toegewezen voor een bedrag van € 350,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2012.
Feiten 2 en 3
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 436,60 (€ 350,- aan immateriële schadevergoeding en € 84,60 aan materiële schadevergoeding), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 06/235493-12 onder 2 en 3 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft primair de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij [slachtoffer 3] bepleit gelet op de door hem bepleite vrijspraak ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van de materiële schade ter zake de vernieling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 06/235493-12 onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk. De vordering is, vermeerderd met de wettelijke rente, voor toewijzing vatbaar. De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij door verdachte is mishandeld. Dit handelen heeft zoals hiervoor reeds is beschreven een grote impact op de benadeelde partij gehad zowel in fysieke als in psychische zin. Dit blijkt genoegzaam uit het schadeonderbouwingsformulier van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding (feit 3) acht het gevorderde schadebedrag van € 84,60 aannemelijk geworden als vergoeding voor de voordeur en tuinmuur.
De vordering wordt derhalve toegewezen voor een bedrag van € 436,60 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2012.
Parketnummer 06/850046-13
Feiten 1 en 2
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.955,- (€1.630,- aan materiële schadevergoeding en € 325,- aan immateriële schadevergoeding), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 06/235493-12 onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 385,- (€ 325,- aan immateriële schadevergoeding en reiskosten 2 x € 30,-), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vergoeding van de scooter nu deze post niet nader is onderbouwd.
De raadsman heeft ten aanzien van de immateriële schadevergoeding primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering te verklaren nu vrijspraak is bepleit voor dit feit. De raadsman heeft subsidiair verzocht de immateriële schadevergoeding te matigen en het gevorderde schadebedrag voor de reiskosten en de scooter af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk. Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij door verdachte angstige momenten heeft beleefd toen verdachte heeft gepoogd met zijn auto op de benadeelde partij in te rijden. Dit handelen heeft zoals hiervoor reeds is beschreven een grote impact op de benadeelde partij gehad in psychische zin. Dit blijkt genoegzaam uit het schadeonderbouwingsformulier van de benadeelde partij. De rechtbank acht het verzochte bedrag van € 325,- aannemelijk geworden als vergoeding voor immateriële schade. Daarbij heeft de rechtbank mede gelet op min of meer soortgelijke gevallen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partij gevorderde reiskosten ten bedrage van € 30,- niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu deze kosten niet zijn onderbouwd. De benadeelde partij zal voor dit deel niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard.
Ten aanzien van gevorderde bedrag voor de scooter overweegt de rechtbank het volgende. Bewezen is verklaard dat de scooter van benadeelde is vernield doordat er met een personenauto tegenaan/overheen is gereden. Blijkens de aangifte is sprake van aanzienlijke schade aan de scooter, hetgeen wordt bevestigd door de foto’s in het dossier.
De rechtbank acht een bedrag van € 250,- in ieder geval aannemelijk als
vergoeding voor de schade aan de scooter.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdere behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De vordering wordt derhalve toegewezen voor een bedrag van € 575,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2013.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 06/235493-12 onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/850180-12 en het onder parketnummer 06/235493-12 onder 1 primair, 2 subsidiair, onder 3, 4 en 5 en het onder parketnummer 06/850046-13 onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Parketnummer 06/850180-12
Mishandeling;
Parketnummer 06/235493-12
Feit 1 primair: Poging tot zware mishandeling;
Feit 2 subsidiair:Mishandeling;
Feit 3: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en beschadigen en onbruikbaar maken;
Feit 4:Bedreiging met zware mishandeling;
Feit 5: Belediging, terwijl de belediging werd aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Parketnummer 06/850046-13
Feit 1 primair:Poging tot zware mishandeling;
Feit 2: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd.
verklaart verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren de navolgende algemene- dan wel bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
- -
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- -
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
legt als bijzondere voorwaarden op dat de veroordeelde:
- -
zich op uitnodiging meldt bij [kliniek] reclassering, op het adres [adres 5] en zich blijft melden zo frequent en zolang [kliniek] reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
- -
zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen die hem door [kliniek] reclassering worden gegeven;
- -
deelneemt aan de gedragsinterventie ‘GI-GGZ Alcohol en geweld’;
- -
zich ambulant laat behandelen voor zijn middelengebruik en emotieregulatie bij Iriszorg of bij een soortgelijke ambulante forensische verslavingszorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling zullen worden gegeven door of namens de instelling/behandelaar;
veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 06/850180-12) niet-ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 06/235493-12 feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van € 350,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2012, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 350,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2012, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 7 (zeven) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 06/235493-12 feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], van een bedrag van € 434,60, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2012, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van € 434,60 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2012, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 8 (acht) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 06/850046-13 feiten 1 en 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 5], van een bedrag van € 575,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2013, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], een bedrag te betalen van € 575,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2013, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 11 (elf) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Aldus gewezen door mr. Welbergen, voorzitter, mr. Van der Mei en mr. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2013.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 24‑12‑2013
Proces-verbaal van aangifte door aangever [slachtoffer 1], p. 10-11.
Een geneeskundige verklaring van 29 november 2011, p. 16.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 19-20.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 22-23.
Proces-verbaal van de terechtzitting van 10 december 2013.
Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0646 2012156771, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team Winterswijk, gesloten en ondertekend op 18 november 2012.
Proces-verbaal van aangifte door aangeefster [slachtoffer 2], p. 59.
Proces-verbaal van aangifte door aangeefster [slachtoffer 2], p. 60.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 63.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 54-55.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 56.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 december 2013.
Proces-verbaal van aangifte door aangever [slachtoffer 3], p. 23.
Proces-verbaal van aangifte door aangever [slachtoffer 3], p. 24.
Proces-verbaal van aangifte door aangever [slachtoffer 3], p. 25.
Proces-verbaal van aangifte door aangeefster [slachtoffer 2], p. 60.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 71.
Proces-verbaal van aangifte door aangever [slachtoffer 3], p. 24-25.
Proces-verbaal van aangifte door aangeefster [slachtoffer 2], p. 59-60.
Processen-verbaal van verhoor van verdachte, p. 54 en p. 56.
Proces-verbaal van de terechtzitting van 10 december 2013.
Proces-verbaal van aangifte door aangeefster [slachtoffer 4], p. 85-87.
Proces-verbaal van aangifte door aangever [getuige 4], p. 89-90.
Proces-verbaal van de terechtzitting van 10 december 2013.
Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2013031327, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 11 maart 2013.
Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 december 2013.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 maart 2013 te 10:00 uur, blad 2, ongenummerde dossierpagina, bijlage bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2013031327.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 maart 2013 te 10:00 uur, blad 3, ongenummerde dossierpagina, bijlage bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2013031327.
Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 december 2013.
Proces-verbaal van aangifte door aangever [slachtoffer 5] van 9 maart 2013 te 06:22 uur, blad 2, ongenummerde dossierpagina, bijlage bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2013031327.
Proces-verbaal van aangifte door aangever [slachtoffer 5] van 9 maart 2013 te 06:22 uur, blad 3, ongenummerde dossierpagina, bijlage bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2013031327.
Proces-verbaal van aangifte door aangever [slachtoffer 5] van 9 maart 2013 te 13:50 uur, blad 1, ongenummerde dossierpagina, bijlage bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2013031327.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 2] van 9 maart 2013, blad 1, ongenummerde dossierpagina, bijlage bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2013031327.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 2] van 9 maart 2013, blad 2, ongenummerde dossierpagina, bijlage bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2013031327.
Proces-verbaal van aangifte door aangever [slachtoffer 5] van 9 maart 2013 te 06:22 uur, blad 3-4, ongenummerde dossierpagina, bijlage bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2013031327.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 2] van 9 maart 2013, blad 2, ongenummerde dossierpagina, bijlage bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2013031327.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 maart 2013 te 10:00 uur, blad 2-3, ongenummerde dossierpagina, bijlage bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2013031327.
Proces-verbaal van de terechtzitting van 10 december 2013.