HR, 27-09-2011, nr. S 10/03213
ECLI:NL:HR:2011:BR2053
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27-09-2011
- Zaaknummer
S 10/03213
- LJN
BR2053
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BR2053, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑09‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BR2053
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑09‑2011
Inhoudsindicatie
Art. 359.3 Sv. In het licht van de wetsgeschiedenis moet art. 359.3 Sv aldus worden verstaan dat slechts kan worden volstaan met een opgave van bewijsmiddelen indien de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, tenzij sprake is van de aan het slot van die bepaling genoemde gevallen. Nu de verklaring van de verdachte niet alle onderdelen betreft van het bewezenverklaarde - zij houdt niet in dat de verdachte erkent het feit tezamen en in vereniging met anderen te hebben gepleegd- is het oordeel van het Hof dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend in de zin van art. 359.3 Sv onbegrijpelijk.
27 september 2011
Strafkamer
nr. S 10/03213
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 5 maart 2010, nummer 21/000976-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit andere hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Utrecht, locatie Nieuwersluis" te Nieuwersluis.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het derde middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"zij op 3 december 2007 in de gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid speelgoed toebehorende aan winkelbedrijf Bart Smit."
2.2.2. De aanvulling op het verkorte arrest houdt in:
"Gelet op de bekennende verklaringen van verdachte volstaat het hof, conform artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, genummerd PL0915/07-384364, gesloten en getekend op 26 april 2008 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden aspirant van de politie Utrecht (als bijlage op pagina 22-23 van het hiervoor in het proces-verbaal ter terechtzitting onder 2 vermelde proces-verbaal), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - de bekennende verklaring van verdachte:
Ik was op 3 december 2007 samen met [ medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de winkel Bart Smit te Utrecht. Ik kan u vertellen dat ik weet dat ik niks mag wegnemen, maar als je een klein kind hebt kan het niet anders. Ik heb een speelgoedauto meegenomen. Bij de kassa hebben ze dit niet eens opgemerkt. Ik ben niet langs de kassa gelopen en het alarm is niet afgegaan.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, genummerd PL0915/07-384364, gesloten en getekend op 6 december 2007 door [verbalisant 3], buitengewoon opsporingsambtenaar van de politie Utrecht (als bijlage op pagina 14-15 van het hiervoor in het proces-verbaal ter terechtzitting onder l vermelde proces-verbaal), voor zover inhoudende de verklaring van [getuige 1]."
"De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit."
2.4. In het licht van de wetsgeschiedenis moet art. 359, derde lid, Sv aldus worden verstaan dat slechts kan worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen indien de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, tenzij sprake is van de aan het slot van die bepaling genoemde gevallen. Nu de verklaring van de verdachte, zoals hiervoor onder 2.2.2 weergegeven, niet alle onderdelen betreft van het bewezenverklaarde - zij houdt immers niet in dat de verdachte erkent het feit tezamen en in vereniging met anderen te hebben gepleegd - is 's Hofs oordeel dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend in de zin van art. 359, derde lid, Sv, onbegrijpelijk. Het middel klaagt daarover terecht.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 27 september 2011.