Proces-verbaal blz. 416: “Een snuff movie is een schokkende, gewelddadige film waarin mensendaadwerkelijk worden mishandeld, verkracht of vermoord omwille van de film”.
Rb. Rotterdam, 19-12-2019, nr. 10/741457-17
ECLI:NL:RBROT:2019:10124
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
19-12-2019
- Zaaknummer
10/741457-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2019:10124, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 19‑12‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 19‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Poging moord op een prostituee door een tie-wrap om haar nek te doen. Zorgvuldige planning door het opstellen van verscheidene stappenplannen en het meenemen van benodigde spullen. Verdachte had bovendien het wurgen met een tie-wrap enkele keren thuis op een paspop geoefend. Verwerping van het alternatieve scenario dat het verdachte niet om verwurging maar om wurgseks te doen was. Anders dan de gedragsdeskundigen, die bij de verdachte geen ziekelijke stoornis van de geestvermogens konden vaststellen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten tijde van het feit leed aan een parafiele stoornis. Gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar en, hoewel niet geëist, tevens oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De TBS wordt opgelegd omdat de rechtbank het, gezien het recidiverisico, de bizarre omstandigheden waaronder de verdachte het feit heeft begaan en het feit dat het volstrekt onduidelijk is hoe hij hiertoe is gekomen, onverantwoord vindt om de verdachte zonder langdurige behandeling terug te laten keren in de maatschappij.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/741457-17
Datum uitspraak: 19 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. R.E. van Zijl, advocaat te Amsterdam.
1. Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 25 november en 19 december 2019.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
- -
bewezenverklaring van het impliciet primair tenlastegelegde (poging tot moord);
- -
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest;
- -
opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de datum van de uitspraak van het vonnis.
4. Waardering van het bewijs
Ten aanzien van het impliciet primair tenlastegelegde
4.1.
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.De verdachte heeft op 15 december 2017 omstreeks 18.30 uur met zijn Motorola werktelefoon gebeld naar de aangeefster. De aangeefster was werkzaam als prostituee onder de naam ‘ [schuilnaam slachtoffer] ’. Zij adverteerde op de website www.kinky.nl. De aangeefster verleende haar diensten in haar woning in Rotterdam. In haar advertentie was vermeld dat zij een bedrag van € 80,- per half uur rekende voor ‘normale’ seksuele handelingen. Zij adverteerde niet met wurgseks.
De verdachte en de aangeefster hebben een afspraak gemaakt voor later die avond, om 22.00 uur bij de aangeefster thuis. Omstreeks 22.00 uur heeft de aangeefster de verdachte haar woning binnengelaten en zij zijn samen naar de slaapkamer gegaan. De man van de aangeefster zat in de woonkamer. De verdachte was niet op de hoogte van diens aanwezigheid in de woning.
De verdachte heeft zijn bovenlichaam ontbloot, zich opgefrist in de badkamer en de aangeefster een bedrag van € 80,- betaald. De aangeefster heeft met haar rug naar de verdachte gekeerd het geld geteld. Op dat moment heeft de verdachte een (vooraf geprepareerde) tie-wrap met een grote lus uit zijn broekzak gehaald en is hij naar de aangeefster toegelopen.
Over hetgeen vervolgens is gebeurd, lopen de verklaringen van de aangeefster en de verdachte uiteen. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte onverwachts de tie-wrap over haar hoofd deed en dat de tie-wrap tot aan het begin van haar hals kwam. Zij kon snel reageren en heeft de tie-wrap met twee handen terug over haar hoofd gedaan en zich omgedraaid. De verdachte heeft haar vervolgens met beide handen bij de keel gegrepen. Zij dacht dat de verdachte haar zou gaan vermoorden, aldus de aangeefster. Volgens de verdachte heeft hij de tie-wrap alleen in de buurt van haar hoofd gehouden en deze niet om haar nek heen gedaan.
Toen de aangeefster hard begon te gillen “help, hij vermoordt me”, is haar man de slaapkamer binnen gekomen en op de rug van de verdachte gesprongen. De aangeefster heeft daarop de politie gebeld. De verdachte is hierna de woning uitgerend.
4.2.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft ontkend dat hij de tie-wrap over het hoofd van de aangeefster heeft gedaan. Er kan niet worden uitgesloten dat de aangeefster, op het moment dat de verdachte met de tie-wrap aan kwam lopen, de situatie onjuist heeft waargenomen of deze zich nadien op een onjuiste wijze heeft herinnerd, omdat zij enorm is geschrokken toen ze de tie-wrap zag. De verdachte heeft een fascinatie voor wurgseks. Hij dacht dat hij een afspraak had gemaakt met een prostituee die aan wurgseks deed, maar hij bleek de advertenties van twee prostituees door elkaar te hebben gehaald en een afspraak te hebben gemaakt met de prostituee die niet adverteerde met wurgseks. De verdachte heeft de tie-wrap uit zijn zak gehaald, omdat hij met de aangeefster wilde bespreken hoe de tie-wrap bij de wurgseks zou kunnen worden gebruikt. Hij hield de tie-wrap voor zich uit, naast het hoofd van de verdachte. Het was niet zijn bedoeling dat de tie-wrap om de nek van de aangeefster zou gaan. Maar toen de aangeefster zich omdraaide en de verdachte vlakbij zich zag staan met een tie-wrap in zijn hand, raakte zij in paniek. De verdachte raakte hierdoor ook in paniek. Om haar te kalmeren heeft de verdachte de aangeefster boven haar borst richting het raam geduwd. Hij heeft haar niet bij haar nek vastgepakt. De verdachte heeft de aangeefster geen kwaad gedaan en hij is ook niet met die intentie naar haar toegegaan. De verdediging heeft geconcludeerd dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde.
4.3.
Beoordeling
Allereerst moet de rechtbank vaststellen wat er precies in de woning van de aangeefster is gebeurd nadat de verdachte de tie-wrap tevoorschijn had gehaald en of de verdachte de tenlastegelegde handelingen heeft verricht. Pas daarna komt de rechtbank toe aan de vraag hoe dit handelen juridisch moet worden geduid.
Wat is er gebeurd?
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de aangeefster dat de verdachte de tie-wrap over haar hoofd en rond haar hals heeft gedaan en dat de verdachte, nadat de aangeefster de tie-wrap had afgedaan, met zijn handen de aangeefster bij haar keel heeft vastgepakt.
De politie was binnen enkele minuten nadat de aangeefster had gebeld ter plaatse. De aangeefster heeft toen al direct verklaard dat de verdachte, terwijl zij met haar rug naar hem toe stond, ineens een tie-wrap om haar nek deed, dat zij de tie-wrap weer over haar hoofd af kon doen en dat de verdachte vervolgens zijn handen om haar nek deed en haar probeerde te wurgen. De aangeefster is ook in latere verklaringen die zij heeft afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris bij deze verklaring gebleven en heeft dus consistent verklaard. De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen voor beïnvloeding van haar waarneming of herinnering beïnvloed door stress of angst.
Voorts vindt haar gehele verklaring steun in andere bewijsmiddelen.
De verklaringen van de aangeefster en de verdachte komen nagenoeg overeen tot het moment waarop de verdachte de tie-wrap tevoorschijn haalde.
Dat de verdachte na het incident met de tie-wrap de aangeefster bij haar nek heeft gegrepen, wordt bevestigd door de verklaring van haar man, die dit heeft waargenomen toen hij de slaapkamer binnenkwam. De rechtbank volgt het verweer dat haar man dit vasthouden van de nek niet heeft kunnen waarnemen niet, nu hij de verdachte op zijn rug is gesprongen en dus van dichtbij heeft kunnen zien wat er gebeurde. Het vasthouden van de nek wordt ook ondersteund door de rode plekken in de nek van de aangeefster, waarvan de politie kort na het incident (ten tijde van de aangifte) foto’s heeft gemaakt. De rechtbank acht daarom de verklaring van de verdachte dat hij haar alleen tegen haar borst heeft geduwd, niet aannemelijk en gaat uit van de juistheid van de verklaring van de aangeefster.
Tot slot vindt de verklaring van de aangeefster steun in het feit dat zij op enig moment heeft geschreeuwd dat ze werd ‘vermoord’. Die woordkeuze is niet te rijmen met de verklaring van de verdachte dat hij enkel een tie-wrap toonde aan de aangeefster, maar past juist wel in de door de aangeefster beschreven situatie dat de verdachte haar met een tie-wrap probeerde te wurgen en toen dat niet lukte, hij zijn handen om haar nek deed. Dat was kennelijk het moment waarop de aangeefster besefte dat de verdachte haar wilde wurgen.
De rechtbank acht gezien het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een tie-wrap over het hoofd en rond de hals van de aangeefster heeft gedaan en met zijn handen de keel van de aangeefster heeft vastgepakt.
De intentie van de verdachte (opzet)
Het hiervoor bewezen verklaarde handelen van de verdachte, namelijk iemand van achteren benaderen en onverwachts een tie-wrap over het hoofd en rond de hals van die persoon doen, is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm al geen begin van wurgseks, maar van handelen gericht op de dood van die persoon. Het is een feit van algemene bekendheid dat een aangetrokken tie-wrap niet kan worden losgemaakt, anders dan door deze door te knippen met een schaar of door te snijden met een scherp voorwerp. Desgevraagd heeft de verdachte ter zitting verklaard dat hij een dergelijk voorwerp niet bij zich had in de woning van de aangeefster. Dat het de verdachte nog niet was gelukt om de tie-wrap daadwerkelijk aan te trekken, komt slechts door de snelle reactie van de aangeefster en doet niet af aan het begin van uitvoering van handelen gericht op de dood.
Ook uit het feit dat de verdachte, nadat de aangeefster kans had gezien om de tie-wrap af te doen, met zijn handen de keel van de aangeefster heeft vastgepakt, leidt de rechtbank af dat de verdachte de aangeefster wilde wurgen, op wat voor manier dan ook. Dat de verdachte daarbij onvoldoende kracht heeft gezet om het vastpakken van de keel op zichzelf beschouwd als poging tot moord (of poging tot doodslag) te kwalificeren, doet daar niet aan af. Het vastpakken van de keel ziet de rechtbank als een onderdeel van de poging van de verdachte om de aangeefster te wurgen.
Dat de verdachte naar de aangeefster is gegaan met de intentie om haar te wurgen, leidt de rechtbank voorts uit de volgende feiten en omstandigheden af.
Op verscheidene gegevensdragers van de verdachte, zoals zijn Samsung en Motorola telefoons, computer en externe harde schijf, zijn vele bestanden en grote aantallen internetbookmarks en verwijzingen naar websites in de internetgeschiedenis aangetroffen, die zien op onderwerpen die veel verder gaan dan wurgseks, namelijk verwurging, moorden op prostituees, moorden, seriemoordenaars en zogenoemde snuff movies.1.Verder was de verdachte in het bezit van drie boeken die over verwurging handelen dan wel een titel dragen die daarop lijkt te duiden.
De verdachte heeft op 15 december 2017 rond 18.30 uur gebeld met de aangeefster met zijn Motorola telefoon. In de Motorola telefoon zat op dat moment een prepaid simkaart die, zo blijkt uit de historische verkeersgegevens, enkel is gebruikt op de avond van 15 december 2017. Deze simkaart is om 17:58 uur in de telefoon geplaatst en was actief tot 22:01 uur.
Uit onderzoek naar de internetgeschiedenis van zijn Samsung telefoon is gebleken dat de verdachte kort vóór het moment dat hij de aangeefster heeft gebeld, tussen 18.12 en 18.29 uur, heeft gezocht op onder meer de termen “vermoord kinky.nl” en “prostituee vermoord internet”, wat opvallend is omdat www.kinky.nl de website is waarop de aangeefster adverteerde met haar prostitutiewerkzaamheden.
Kort na het telefoontje naar de aangeefster heeft de verdachte op zijn Samsung telefoon gezocht op “kan politie prepaid traceren”, “achterhalen wie simkaart traceert” en “vermissing telefoongegevens opvragen”. Mede gelet op de door de verdachte gebruikte simkaart, wilde de verdachte kennelijk niet dat het telefoongesprek met de aangeefster naar hem kon worden getraceerd.
Vlak voordat de verdachte naar zijn afspraak met de aangeefster is gegaan, tussen 19.53 en 21.14 uur, heeft de verdachte ook thuis op zijn computer via Google.nl gezocht op de volgende termen: “wie heeft simkaart opgewaardeerd”, “prostituee vermoord online” en onopgeloste moorden Nederland”.
De verdachte heeft dus in de uren voorafgaand aan zijn afspraak met de aangeefster gezocht naar websites die verband houden met de moord op een prostituee.
Voorts zijn in de woning van de verdachte door hem zelf geschreven briefjes gevonden. Eén van de briefjes bevat een instructie in de vorm van een stappenplan hoe je een moord (op een prostituee) pleegt. De verdachte heeft onder meer geschreven: “betaal, kleed je uit, seks, pak tie-wrap uit zak, kill, bleek schoonm > lijk in tas.” Op een ander briefje heeft de verdachte een instructie geschreven hoe je na een moord, wederom gepleegd door middel van een tie-wrap (“Strike! met zip tie, pak nek v achteren”), van een lichaam afkomt zonder daarbij sporen achter te laten. Zo noemt hij “lijk in plastic > in tas”, “schoonmaken plek”, “dump telefoon” en later “loop bos in, graven, haal lichaam, goed kijken!” Ook heeft hij een lijstje gemaakt met spullen die daarvoor nodig zijn, zoals vuilniszakken, bleek, sponzen, tape, tie-wraps, handschoenen en een zaklamp. Een derde – half Nederlands, half Engelstalig – briefje bevat meer van dergelijke instructies en opmerkingen, zoals “no victim connection, kadaver smell car, heavy tie rips, don’t visit vict. website afterwards, bleach gebruiken”.
De verdachte had twee geprepareerde tie-wraps (met een extra uiteinde voor meer grip op het trekgedeelte, zodat de tie-wrap met grotere kracht kan worden aangetrokken), een muts en handschoenen bij zich in de woning van de aangeefster. De overige in de instructie genoemde goederen zijn aangetroffen in een tas op de bijrijdersstoel van de auto van de verdachte, waarmee hij naar de aangeefster is gereden en die in de directe omgeving van de woning van de aangeefster geparkeerd stond.
Maar bovendien zijn op de camera van de verdachte verscheidene videobestanden aangetroffen, die de verdachte van zichzelf heeft gemaakt en waarin hij met verschillende voorwerpen een paspop wurgt. Op één van de videobestanden is te zien dat de verdachte de door de aangeefster beschreven handelingen die de verdachte bij haar heeft verricht – en die ook in het in de woning van de verdachte aangetroffen stappenplan worden vermeld –, op de paspop verricht: de verdachte benadert, met ontbloot bovenlichaam, met een op dezelfde manier geprepareerde tie-wrap met grote lus de paspop van achteren en doet de tie-wrap over het hoofd en om de nek van de paspop. Daarna is te zien dat de verdachte de tie-wrap in een snelle beweging om de nek van de paspop strak aantrekt.
Het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt voor de alternatieve verklaring van de verdachte dat hij wurgseks wilde hebben met de aangeefster. Integendeel, zoals uit het vorenstaande blijkt, wijst alles erop dat de verdachte naar de aangeefster is gegaan met het doel om haar te wurgen. Hij is die dag begonnen met de uitvoering van de eerder door hem op schrift gestelde stappenplannen om een prostituee met een tie-wrap te wurgen en heeft de voorbereidingen getroffen en de spullen meegenomen die volgens die stappenplannen nodig waren. In de woning van de aangeefster heeft hij tot in detail de handelingen verricht die hij eerder had geoefend op een paspop en die volgens zijn eigen verklaring ter zitting zagen op verwurging en niet van seksuele aard waren. Daar komt bij dat de verdachte ook zelf ter zitting heeft verklaard dat zijn fascinatie voor verwurging groter is dan zijn fascinatie voor wurgseks.
Het verweer van de verdachte dat hij de genoemde bestanden heeft bekeken en de briefjes en videobestanden heeft gemaakt omdat hij een misdaadverhaal of documentaire wilde maken, heeft hij niet met concrete feiten onderbouwd en vindt geen steun in het dossier. De briefjes betreffen bovendien duidelijk stappenplannen en dus een soort instructies en lijken niet op een beschrijvend script. Dat verweer wordt daarom als niet aannemelijk verworpen.
De rechtbank acht gelet op al het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de intentie had om de aangeefster te wurgen en dus opzet had op haar dood.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij het verweer van de verdachte dat hij meende een afspraak te hebben gemaakt met een andere prostituee, die wel aan wurgseks deed, niet aannemelijk acht. Uit het dossier is gebleken dat de verdachte kort vóórdat hij belde met de aangeefster, rond 18.12 uur, haar advertentie “ [schuilnaam slachtoffer] ” op kinky.nl heeft bezocht. Niet gebleken is dat hij toen ook advertenties van andere prostituees heeft bekeken. In de advertentie van [schuilnaam slachtoffer] was haar telefoonnummer te vinden en het bedrag van € 80,- dat zij rekende voor een half uur “normale” seks. De verdachte heeft bij binnenkomst € 80,- aan de aangeefster betaald. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte precies wist met welke prostituee hij had afgesproken.
Voorbedachte raad
Zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt, had de verdachte een vooropgezet plan om de aangeefster van het leven te beroven en is hij met dat doel naar haar toe gegaan.
De verdachte heeft dus niet in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling gehandeld en hij heeft zich gedurende enige tijd kunnen beraden op zijn genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Op grond hiervan worden vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
4.3.1.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, opzettelijk en met voorbedachten rade, geprobeerd heeft de aangeefster te vermoorden.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 15 december 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een afspraak heeft gemaakt met die [naam slachtoffer] en vervolgens in de woning van die [naam slachtoffer] onverhoeds van achteren, terwijl die [naam slachtoffer] met de rug naar verdachte stond, een tie-wrap over het hoofd en rond de hals van die [naam slachtoffer] heeft gedaan enmet zijn handen de keel van die [naam slachtoffer] heeft vastgepakt en vast gehouden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid feit
Het bewezen feit levert op:
poging tot moord.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
6. Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering straf en maatregel
7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op een berekenende wijze geprobeerd de aangeefster van het leven te beroven. Hij heeft haar van achteren beslopen en onverwachts een tie-wrap, geprepareerd met een grote lus, over haar hoofd en om haar nek gedaan. De verdachte heeft zijn daad zorgvuldig gepland. Hij heeft van tevoren verscheidene stappenplannen geschreven om een prostituee door middel van verwurging met een tie-wrap om het leven te brengen en vervolgens het lijk te verbergen zonder sporen achter te laten. Hij had alle benodigde spullen al bij zich. Ook heeft hij het wurgen met een geprepareerde tie-wrap enkele keren thuis op een paspop geoefend. Dat het slachtoffer is blijven leven, is te danken aan haar snelle handelen door de tie-wrap met twee handen beet te pakken en terug over haar hoofd te doen en aan haar man, van wie de verdachte niet wist dat hij zich in de woning bevond, die op haar gegil is afgekomen.
Het handelen van de verdachte moet voor het slachtoffer een zeer bedreigende en traumatische ervaring zijn geweest. Een haar onbekende man wilde haar zonder enige aanleiding het leven ontnemen. De handelswijze van de verdachte getuigt van een stuitende onverschilligheid tegenover het leven van een ander. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan één van de ernstigste inbreuken op de rechtsorde die het Nederlandse strafrecht kent. Een dergelijk feit veroorzaakt voorts gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van5 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportage
De verdachte is van 9 januari 2019 tot 20 februari 2019 voor onderzoek opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum. Psychiater E. Kuiper en psycholoog B.H. Boer, beiden werkzaam bij het Pieter Baan Centrum, hebben een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 3 april 2019.
Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft grotendeels meegewerkt aan het gedragskundig onderzoek in het Pieter Baan Centrum. De verdachte liet naar mening van de deskundigen echter tijdens gesprekken niet het achterste van zijn tong zien. Hij gaf hun relatief weinig zicht op zijn gedachten en gevoelens. Het onderzoek kende daardoor volgens de deskundigen relevante beperkingen. Bij de verdachte kan geen ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens worden vastgesteld, maar een ziekelijke stoornis kan niet volledig worden uitgesloten. Bij de verdachte is sprake van lang bestaande, afwijkende seksuele voorkeuren. Hij bezit op een georganiseerde wijze veel materiaal met wurgseks of wurging als thema, zoals boeken over wurgtechnieken, een samenvatting van wurgingen uit films op een website en wurg(seks)filmpjes. De verdachte heeft jarenlang veelvuldig websites bezocht waarbij hij zoektermen als 'wurgen', 'verkrachting', 'fetisjisme' en 'necrofilie' gebruikte. Vanwege de gerichtheid van deze afwijkende seksuele voorkeuren is de term parafilie of parafiele gerichtheid van toepassing. Om van een parafiele stoornis te kunnen spreken moet het duidelijk zijn dat de parafiele gerichtheid lijden of beperkingen met zich meebrengt, een persoonlijk nadeel of schaderisico voor derden als gevolg heeft. Dit kan op dit moment niet overtuigend vastgesteld worden. De verdachte was in staat zijn werk op succesvolle wijze te verrichten en ondervond in het contact met anderen geen noemenswaardige problemen. Voor zover bekend is er bij anderen – met uitsluiting van het tenlastegelegde – geen sprake geweest van lijden als gevolg van zijn parafilie. Het recidiverisico op een (gewelddadig) zedendelict wordt matig tot hoog geschat.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Ziekelijke stoornis van de geestvermogens
Vooropgesteld wordt dat het aan de rechter die over de feiten oordeelt, is om vast te stellen of bij de verdachte ten tijde van het plegen van een feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarin heeft de rechter een eigen verantwoordelijkheid en is hij niet gebonden aan de door deskundigen uitgebrachte adviezen.
De deskundigen hebben geconcludeerd dat bij de verdachte al langere tijd sprake is van een parafiele gerichtheid, maar dat geen parafiele stoornis kan worden vastgesteld. Van een stoornis kan worden gesproken als de parafiele gerichtheid lijden of beperkingen voor de verdachte met zich brengt of een persoonlijk nadeel of schaderisico voor derden als gevolg heeft en dat kan volgens de deskundigen niet worden vastgesteld.
De rechtbank kan zich met deze laatste conclusie niet verenigen. Gelet op het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft de parafiele gerichtheid van de verdachte schade voor een derde als gevolg gehad. Het schaderisico heeft zich dus verwezenlijkt. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het plegen van het bewezen verklaarde feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, namelijk een parafiele stoornis, bestond.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, is de rechtbank van oordeel dat hij in verband daarmee ten minste in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar moet worden geacht.Van volledige ontoerekeningsvatbaarheid is geen sprake. Gezien het berekenende en planmatige handelen van de verdachte kan niet worden gezegd dat bij hem ieder inzicht in de gevolgen van zijn handelen heeft ontbroken.
De straf en maatregel
Gezien de ernst van het feit is het opleggen van een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar acht en omdat naast een gevangenisstraf tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) zal worden opgelegd.
Hiertoe wordt het volgende overwogen.
De verdachte is een intelligente man met een hoge opleiding, een goede baan en eigen woning en hij onderhoudt een goed contact met zijn familie. Ondanks deze gunstige en beschermende factoren is de verdachte bijna gekomen tot het plegen van een van de ernstigste misdrijven; een moord op een volstrekt willekeurig persoon, waarbij overigens de keuze voor een prostituee als slachtoffer een onderdeel van zijn plan lijkt uit te maken.Hij is minstens een jaar bezig geweest met de voorbereiding hiervan. De voorbereidingshandelingen die hij in die tijd heeft verricht, zijn ronduit bizar te noemen.
De verdachte heeft het feit ontkend. Het is de deskundigen niet duidelijk geworden welke factoren een rol hebben gespeeld bij het feit, omdat de verdachte hierover onvoldoende openheid verschafte. De verdachte liet tijdens gesprekken niet het achterste van zijn tong zien volgens de deskundigen en gaf hun relatief weinig zicht op zijn gedachten en gevoelens. Zijn parafiele interesse was aanwezig op dat moment en kan van invloed zijn geweest op het feit, maar ook andere delictscenario’s zijn denkbaar, zoals zijn interesse in wurgen, los van zijn parafiele gerichtheid. De deskundigen schatten, gezien de feiten en omstandigheden in deze zaak, het recidiverisico op een (gewelddadig) zedendelict als matig tot hoog.
De rechtbank acht het onverantwoord om de verdachte, zonder dat is geprobeerd het gevaar voor recidive weg te nemen of in belangrijke mate te reduceren, terug te laten keren in de maatschappij, met name omdat het volstrekt onduidelijk is hoe de verdachte tot het plegen van zo’n ernstig feit is gekomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging één van de zwaarste en meest ingrijpende maatregelen is die het Nederlandse strafrecht kent. Deze maatregel moet pas worden opgelegd als minder ingrijpende interventies niet passend zijn. Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en de bizarre omstandigheden waaronder dat feit is begaan, is de rechtbank evenwel van oordeel dat behandeling ter reducering van het recidiverisico in het kader van detentiefasering (bij het opleggen van een ‘kale’ gevangenisstraf) of als voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, niet afdoende is. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen zijn in het geding en eisen oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. In dat kader krijgt de verdachte voor een lange periode behandeling, teneinde te voorkomen dat hij wederom zo’n ernstig strafbaar feit zal plegen.
Aan de overige formele vereisten voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. Het bewezen verklaarde feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en tijdens het begaan van dit feit bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging passend en geboden.
8. Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel
Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde] zich in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht het gevorderde bedrag te matigen, omdat het gevorderde bedrag niet in lijn is met de beschikbare jurisprudentie.
8.2.
Beoordeling
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Omdat de benadeelde partij de vordering voldoende heeft onderbouwd en het gevorderde bedrag de rechtbank gezien de omstandigheden van het geval niet onredelijk hoog voorkomt, zal de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,00. De gehele vordering zal dus worden toegewezen, vermeerderd met de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2017.Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
11. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd;
heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte en beveelt de verdere tenuitvoerlegging daarvan;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen een bedrag van € 3.000,00 (zegge: drieduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 3.000,00 (hoofdsom, zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 3.000,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en T.M. Riemens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 december 2017 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en met voorbedachten rade
een persoon genaamd [naam slachtoffer]
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
een afspraak heeft gemaakt met die [naam slachtoffer] en/of (vervolgens) in de woning van
die [naam slachtoffer] (onverhoeds) van achteren, terwijl die [naam slachtoffer] met de rug naar
verdachte stond, een tie-wrap over het hoofd en/of rond de hals van die [naam slachtoffer]
heeft gedaan en/of (vervolgens) heeft geprobeerd om die tie-wrap strak aan te
trekken en/of met zijn handen met kracht de hals/keel van die [naam slachtoffer] heeft
vastgepakt en/of vastgehouden en/of dichtgeknepen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 19‑12‑2019