Einde inhoudsopgave
Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000
Artikel 7d Vrijstelling na splitsing
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2004
- Bronpublicatie:
22-07-2004, Stb. 2004, 397 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-07-2004, Stb. 2004, 397 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
zuivere splitsing: een zuivere splitsing als bedoeld in artikel 334a, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
- b.
afsplitsing: een afsplitsing als bedoeld in artikel 334a, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
- c.
oude werkgever: de voor een zuivere splitsing of afsplitsing bestaande werkgever;
- d.
nieuwe werkgever: de na een zuivere splitsing of afsplitsing ontstane werkgever.
2.
In geval van zuivere splitsing blijft op verzoek van de nieuwe werkgevers een aan een oude werkgever verleende verplichte vrijstelling met de daarbij behorende voorschriften, bedoeld in artikel 7, in stand, indien op de nieuwe werkgevers dezelfde verplichtstelling van toepassing blijft. De nieuwe werkgevers delen het bedrijfstakpensioenfonds mee welke werknemers bij hen in dienst zijn.
3.
De vrijstelling wordt vanaf het tijdstip van de splitsing geacht te zijn verleend aan de nieuwe werkgevers en geldt voor de huidige en toekomstige werknemers.
4.
In geval van een afsplitsing blijft een aan een oude werkgever verleende verplichte vrijstelling met de daarbij behorende voorschriften, bedoeld in artikel 7, in stand, indien de voor de afsplitsing bestaande pensioenregeling wordt voortgezet. De oude werkgever deelt dit mede aan het bedrijfstakpensioenfonds.
5.
In geval van een afsplitsing wordt op verzoek van een nieuwe werkgever, die onder dezelfde verplichtstelling valt als de oude werkgever, aan de nieuwe werkgever een vrijstelling verleend voor zijn huidige en toekomstige werknemers onder dezelfde voorwaarden als welke zijn verbonden aan de aan de oude werkgever verleende vrijstelling. Deze vrijstelling wordt vanaf het moment van afsplitsing geacht te zijn verleend aan de nieuwe werkgever.