Rb. Rotterdam, 25-09-2014, nr. C/10/458830 / KG ZA 14-841
ECLI:NL:RBROT:2014:7826
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
25-09-2014
- Zaaknummer
C/10/458830 / KG ZA 14-841
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Internationaal publiekrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2014:7826, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam (Voorzieningenrechter), 25‑09‑2014
Uitspraak 25‑09‑2014
Inhoudsindicatie
Misbruik van recht jegens gemeente duurt voort ondanks eerder bij vonnis in kort geding gegeven verbod op straffe van verbeurte van een dwangsom. Thans verbod om zich meer dan 2 keer per kalendermaand met brieven e.d. tot de gemeente te wenden – met enkele uitzonderingen – en verbod om als gemachtigde op te treden of bijstand te verlenen bij aanvragen en het instellen van procedures waarbij de gemeente is betrokken, beide voor de duur van twee jaar en uitvoerbaar bij lijfsdwang.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/458830 / KG ZA 14-841
Vonnis in kort geding van 25 september 2014
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DORDRECHT,
zetelend te Dordrecht,
eiseres,
advocaat mr. A.C.G. Kaijen,
tegen
[Gedaagde],
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de gemeente Dordrecht en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding d.d. 2 september 2014, met producties,
- -
de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 10 september 2014,
- -
de pleitnota van de gemeente Dordrecht,
- -
de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
De gemeente Dordrecht heeft haar beleid om illegale kamerverhuur tegen te gaan sinds 2008 geïntensiveerd.
2.2.
[gedaagde] was eigenaar van circa 42 panden in Dordrecht, die hij geheel of gedeeltelijk kamergewijs verhuurt, of verhuurde. De gemeente Dordrecht heeft aan [gedaagde] dwangsommen opgelegd en bestuursdwang toegepast (sluiting panden) wegens illegale kamerverhuur. De gemeente Dordrecht heeft in 2012 twee panden van [gedaagde] executoriaal doen verkopen wegens niet betaalde dwangsommen.
2.3.
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 21 maart 2013 is [gedaagde] op vordering van de gemeente Dordrecht op grond van –samengevat – misbruik van bevoegdheid verboden om zich gedurende twee jaar vaker dan 10 keer per maand met brieven, faxen of e-mails tot de gemeente Dordrecht te richten, behalve voor zover deze brieven, faxen of e-mails betrekking hebben op vergunningaanvragen door of namens [gedaagde] ingediend, dan wel betrekking hebben op bezwaar- en beroepschriften van [gedaagde] tegen de gemeente Dordrecht tegen beschikkingen die de gemeente Dordrecht aan [gedaagde] heeft gericht. Dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 300,- per overtreding, met een maximum van € 100.000,-.
2.4.
In een artikel in het NRC Handelsblad van 14 april 2013 wordt [gedaagde] onder meer als volgt geciteerd: “De Gemeente veilde twee van mijn panden. Om ze terug te pakken ben ik extra veel WOB-verzoeken gaan sturen. De rechter heeft dat nu beperkt. Ik ga in hoger beroep. Intussen laat ik andere mensen WOB-verzoeken sturen.”
2.5.
In een artikel in het Algemeen Dagblad / De Dordtenaar van 20 juni 2013 wordt [gedaagde] onder meer als volgt geciteerd:
“Ze doen hun best maar, ik wens ze veel plezier. Tot nu toe had ik vierenhalf ton schuld aan de gemeente en die kunnen ze ook niet incasseren. Hoe hoger het bedrag wordt, hoe moeilijker het voor ze wordt om politiek draagvlak voor een oplossing te vinden. Zo lang ik adem ga ik door”
2.6.
Op 13 augustus 2013 heeft de gemeente Dordrecht ten laste van [gedaagde] executoriaal beslag doen leggen op de overige aan [gedaagde] toebehorende panden.
2.7.
Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 28 januari 2014 is voormeld vonnis in kort geding bekrachtigd met dien verstande dat de in het dictum vermelde dwangsom voor overtredingen die zijn begaan na betekening van het arrest is verhoogd tot € 1.260 voor elke overtreding en dat het maximum bedrag aan dwangsommen dat kan worden verbeurd is verhoogd tot € 300.000,-.
2.8.
Bij deurwaardersexploot van 28 februari 2014 heeft de gemeente Dordrecht aan [gedaagde] de executie van het maximum bedrag aan verbeurde dwangsommen van € 300.000,- en proceskosten doen aanzeggen.
2.9.
Rabobank Drechtsteden heeft als eerste hypotheekhouder de executie van de aan [gedaagde] toebehorende panden van de gemeente Dordrecht overgenomen en heeft in dat kader sinds 19 februari 2014 meerdere panden van [gedaagde] geveild.
2.10.
Bij e-mails aan onder meer een afdeling, een ambtenaar en/of wethouders van de gemeente Dordrecht heeft [gedaagde] – voor zover hier van belang – medegedeeld :
e-mail d.d. 15 april 2013:
”[…] U zult weer het tienvoudige aan proceskosten kwijt zijn zelfs zonder dat u ook maar 1 cent opbrengst zal kunnen genereren en ik kan u verzekeren dat er ook geen einde zal komen van de WOB/beroep/hogerberoep zaken die ik zal aanvangen en of voortzetten.[…]”
e-mail d.d. 19 december 2013:
“[…] Zoals je al hebt gemerkt heb ik de afgelopen dagen weer mijn stinkende best gedaan, en is mijn moto de sky is the limit. […]”
e-mail d.d. 13 februari 2014:
“[…]
U kunt dus van uw recht gebruik maken om de panden te laten veilen en ik zal er zo veel mogelijk voor doen om de opbrengst zo laag mogelijk te laten uitvallen.
[…]
Ik hoef jullie er wellicht niet aan te herinneren dat ik het hier niet bij zal laten zitten en alle juridische en maatschappelijke middelen zal gebruiken om jullie in lengte van dagen dwars te zitten en zal de veiling van mijn eigendommen geen meerwaarde voor jullie opleveren op lange termijn.
Dit is geen dreigement anders gaan jullie wellicht heel zielig aangifte doen maar een waarschuwing of een tip om de toekomstige schade voor beiden te minimaliseren ook moet je er aan denken dat de door de Gemeente Dordrecht betaalde out of pocket kosten die jullie nog van mij tegemoet hebben wellicht ook niet betaald kunnen worden en zult u voor de komende jaren exclusief voor mij honderder duizenden euros kwijt zijn met onnodige geld kostende procedures en verwijs u naar de bijlage van de Gemeente Breda die het na 3 WOB verzoeken en 3 bezwaarschriften van mij genoeg vond en een oplossing hebben gevonden om met mij een deal te sluiten […]
Zoals ik heb aangegeven is de Gemeente Dordrecht in de numerieke minderheid daar jullie maar tot 39 (immers ik ben maar eigenaar van deze aantal panden) kunnen gaan terwijl mijn mogelijkheden onbegrensd zijn 39, 390, 3900, 39.000,00, 390.000,00, 3.900.000,00 etc the sky is the limit voor mij temeer al gisteren 22 bezwaarschriften zijn behandeld volgende week weer 8 bezwaarschriften en kunt tot de conclusie komen dat ik al in twee weken tijd al aan 30 procedures kan komen en dan heb ik het nog rustig aangedaan. Het is aan de Gemeente Dordrecht om een keuze te maken voor een snelle en meest efficiënte oplossing te kiezen of voor een papieren loopgraven oorlog waarvan je nu al niet kan vaststellen hoeveel jaar deze mogelijk zou gaan duren.”
e-mail d.d. 5 juni 2014:
“[…] ps alleen heb ik vandaag al meer dan 50 bezwaarschriften doen toekomen terwijl het aantal panden met 14 is verminderd.”
3. Het geschil
3.1.
De gemeente Dordrecht vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde]:
I. te verbieden om – 24 uur na betekening van dit vonnis – zich per kalendermaand, gedurende een aaneengesloten periode van vijf jaar, meer dan twee keer met brieven, faxen en e-mails of op welke wijze dan ook (sms, telefonisch, balie etc.) tot de gemeente Dordrecht en/of haar medewerkers te wenden, tenzij het betrekking heeft op:
vergunningaanvragen door of namens [gedaagde] ingediend;
bezwaar- en beroepschriften van [gedaagde] tegen beschikkingen uit hoofde van een last onder dwangsom en last onder bestuursdwang opgelegd door de gemeente Dordrecht aan [gedaagde];
bezwaar- en beroepschriften tegen beschikkingen die Gemeentebelastingen Drechtsteden aan [gedaagde] heeft gericht;
op straffe van lijfsdwang voor de duur van 1 dag, voor iedere keer dat hij dit verbod overtreedt tot een maximum van een jaar.
II. te verbieden om – 24 uur na betekening van dit vonnis – gedurende een aaneengesloten periode van vijf jaar, dan wel een door de rechter in goede justitie te bepalen termijn, als gemachtigde op te treden of bijstand te verlenen bij aanvragen en procedures waarbij de gemeente Dordrecht betrokken is, op straffe van lijfsdwang voor de duur van 1 dag, voor iedere keer dat hij dit verbod overtreedt tot een maximum van een jaar.
III. te veroordelen in de proceskosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De gemeente Dordrecht legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] misbruik van bevoegdheid maakt door onophoudelijk extreem veel aanvragen en verzoeken op grond van de Wet openbaarheid Bestuur in te dienen en rechtsmiddelen in te stellen, zowel uit eigen naam als uit naam van derden, met het oogmerk om het gemeentelijk apparaat te verlammen en de gemeente Dordrecht financieel te benadelen en dat [gedaagde] aldus onrechtmatig jegens haar handelt. De kosten die met de afhandeling van die aanvragen en verzoeken zijn gemoeid, begroot de gemeente Dordrecht op € 500.000 per jaar, hetgeen ten koste gaat van de dienstverlening aan de overige inwoners van de gemeente Dordrecht en haar andere taakstellingen. Voorts stelt de gemeente Dordrecht dat lijfsdwang als dwangmiddel is gerechtvaardigd omdat [gedaagde] eerdere rechterlijke uitspraken naast zich heeft neergelegd en de als prikkel tot nakoming van die rechterlijke uitspraken opgelegde dwangsommen niet hebben gewerkt. Pogingen om tot een minnelijke regeling te komen zijn mislukt en [gedaagde] heeft laten weten niet meer met de gemeente Dordrecht te willen praten, zo stelt de gemeente Dordrecht.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De door [gedaagde] opgeworpen vraag of de voorzieningenrechter wel bevoegd is, verstaat de voorzieningenrechter als een beroep op diens onbevoegdheid. Dit beroep wordt om de navolgende redenen verworpen.
De vorderingen van de gemeente Dordrecht zijn gebaseerd op misbruik van recht en onrechtmatige daad (artikel 3:13 BW en artikel 6:162 BW) en derhalve op het vermogensrecht. Daarbij komt dat de civiele rechter tevens optreedt als restrechter voor zaken waarin in een concreet geval geen met voldoende waarborgen omklede rechtsgang beschikbaar is. Dit geldt ook voor de (civiele) voorzieningenrechter in kort geding. Een bestuursrechtelijke kort gedingprocedure (een voorlopige voorziening bij de bestuursrechter) staat voor de gemeente Dordrecht niet open. Een dergelijke rechtsgang staat slechts open voor de wederpartij van een bestuursorgaan dat een appelabel besluit neemt, maar niet voor het bestuursorgaan zelf. Dat de rechtsbetrekking tussen partijen, zoals [gedaagde] aanvoert, niet vermogensrechtelijk maar bestuursrechtelijk is, doet derhalve niet af aan de bevoegdheid van de voorzieningenrechter in kort geding om kennis te nemen van het onderhavige geschil.
4.2.
De bevoegdheid van de burger om bij de overheid aanvragen en verzoeken in te dienen kan worden misbruikt. Het is mogelijk dergelijk misbruik, als zijnde een onrechtmatige daad, in kort geding te doen verbieden. Dat die bevoegdheid, zoals [gedaagde] aanvoert, is gebaseerd op artikel 5 van de Grondwet doet daar niet aan af. Wel brengt het mee dat de burgerlijke rechter, gezien het fundamentele karakter van de bevoegdheid van de burger om een geschil aan de overheid voor te leggen en mede gelet op artikel 6 EVRM, daarbij terughoudendheid dient te betrachten. Aan een dergelijke verbod staat niet in de weg dat in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), buiten de niet aan de orde zijnde gevallen voorzien in art. 4:5 Awb, geen voorziening is opgenomen om een eenmaal ingediend verzoek niet in behandeling te nemen. De gemeente Dordrecht vordert in dit kort geding niet dat ingediende verzoeken niet worden behandeld, maar dat aan het indienen zelf beperkingen worden gesteld, een resultaat dat op grond van de Awb niet kan worden bewerkstelligd.
4.3.
Ook de bevoegdheid om als gemachtigde van derden op te treden of aan hen bijstand te verlenen in het verkeer met een bestuursorgaan of in procedures bij de bestuursrechter kan worden misbruikt. De Awb voorziet in artikel 2:2 en artikel 8:25 in mogelijkheden voor een bestuursorgaan en de bestuursrechter om in een bepaalde zaak bijstand of vertegenwoordiging door een gemachtigde tegen wie ernstige bezwaren bestaan te weigeren. Voor zover de tweede vordering van de gemeente Dordrecht ziet op het optreden van [gedaagde] als gemachtigde in lopende procedures waarbij de gemeente Dordrecht is betrokken, kan derhalve sprake zijn van doorkruising van het systeem van de Awb. Uit de stellingen van de gemeente Dordrecht dat het optreden van [gedaagde] als gemachtigde een nieuw instrument is met hetzelfde doel, volgt echter dat de kern van haar tweede vordering is dat [gedaagde] wordt verboden als gemachtigde op te treden of bijstand te verlenen bij toekomstige aanvragen en het instellen van procedures waarbij de gemeente Dordrecht is betrokken. Dat resultaat kan niet op grond van de Awb worden bewerkstelligd, omdat artikel 2:2 Awb en artikel 8:25 Awb slechts de mogelijkheid biedt om na indiening een gemachtigde tegen wie ernstige bezwaren bestaan te weigeren.
4.4.
Wanneer de tweede vordering, zoals de voorzieningenrechter zal doen, in onder 4.3 vermelde zin wordt gelezen, is van een ongeoorloofde doorkruising van het systeem van de Awb op grond van het vorenstaande geen sprake. Hierover zou slechts anders kunnen worden gedacht indien uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Awb naar voren zou komen dat op dit gebied voor aanvullende bescherming door de burgerlijke rechter geen ruimte bestaat, maar uit de totstandkomingsgeschiedenis van voormelde artikelen in de Awb blijkt daar niet van. Indien [gedaagde] met zijn betoog, dat de gemeente Dordrecht niet mag kiezen tussen de Awb en het civiele recht en die niet mag mixen, een beroep heeft willen doen op een ongeoorloofde doorkruising van het systeem van de Awb, faalt dat verweer in zoverre.
4.5.
De volgende stellingen en productie 11 van de gemeente Dordrecht zijn niet door [gedaagde] weersproken, zodat daarvan in dit kort geding kan worden uitgegaan:
In dit jaar (tot en met juni) heeft [gedaagde]
- 219 Wob-verzoeken ingediend, waarvan 101 als gemachtigde,
- 444 bezwaarschriften ingediend, waarvan 151 als gemachtigde,
- 106 ingebrekestellingen ingediend, waarvan 11 als gemachtigde,
- 121 keer beroep ingesteld.
In de betreffende periode hebben andere burgers in totaal 42 Wob-verzoeken, 139 bezwaarschriften en 16 ingebrekestellingen bij de gemeente Dordrecht ingediend.
De stroom aan door [gedaagde] ingediende aanvragen en verzoeken neemt toe.
[gedaagde] heeft als gemachtigde niet meer dan 6 personen bijgestaan, waaronder personen die gelieerd zijn aan één van zijn BV’s en/of woonachtig zijn in Polen en Bulgarije. De aanvragen van die [gedaagde] als gemachtigde indient zijn nagenoeg identiek aan aanvragen die voorheen van [gedaagde] zijn ontvangen.
4.6.
Evenmin heeft [gedaagde] bestreden dat hij de onder 2.4 en 2.5 in de pers geciteerde mededelingen heeft gedaan en de onder 2.10 weergegeven e-mails heeft verzonden.
4.7.
Het vorenstaande maakt voldoende aannemelijk dat [gedaagde] uit wrok over de veiling van zijn panden buitenproportioneel beslag legt op het gemeentelijk apparaat met geen ander doel dan de gemeente Dordrecht een hak te zetten en te schaden. Dit geldt zelfs als in aanmerking wordt genomen dat [gedaagde] een ondernemer is die regelmatig conflicten met de gemeente Dordrecht heeft. Tevens maakt het voldoende aannemelijk dat [gedaagde] bij het beslag dat hij met voormeld doel op het gemeentelijk apparaat legt mede gebruik maakt van de mogelijkheid om als gemachtigde van derden op te treden.
4.8.
Het gevorderde biedt voldoende ruimte om reële geschillen die tussen [gedaagde] en/of de door hem gedreven ondernemingen en de gemeente Dordrecht kunnen ontstaan, aanhangig te maken. De stellingen van de gemeente Dordrecht op dit punt zijn immers niet door [gedaagde] weersproken.
4.9.
In kort geding kunnen, bij voldoende spoedeisend belang, slechts voorlopige voorzieningen worden getroffen. Een periode van twee jaar wordt voorshands toereikend geacht om in een bodemprocedure een verbod op het onderhavige onrechtmatig handelen van [gedaagde] te verkrijgen. Hieruit volgt dat een spoedeisend belang bij een voorziening voor langere duur ontbreekt.
4.10.
Op grond van het vorenstaande zullen de gevorderde verboden als na te melden en voor de duur van twee jaar worden toegewezen.
4.11.
Gelet op het bepaalde in art. 587 Rv kan het dwangmiddel lijfsdwang slechts als ultimum remedium worden ingezet, dat wil zeggen indien aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden (subsidiariteit) en het belang van de schuldeiser toepassing daarvan rechtvaardigt (proportionaliteit).
4.12.
[gedaagde] is ter zitting, ondanks het vonnis in kort geding van 21 maart 2013 en de bekrachtiging daarvan in hoger beroep bij arrest van 28 januari 2014, blijven volharden in zijn (onjuiste) standpunt dat het hem vrij zou staan onbeperkt brieven en dergelijke tot de gemeente Dordrecht te blijven richten en heeft tevens aangevoerd dat een vonnis geen remedie daartegen is. Aldus geeft [gedaagde] blijk het rechtsbeginsel dat rechterlijke uitspraken nagekomen dienen te worden niet te zullen respecteren. Oplegging van een dwangmiddel om [gedaagde] nakoming van het vonnis te bewegen is derhalve aangewezen.
4.13.
Gebleken is dat dwangsommen geen afdoende dwangmiddel zijn om [gedaagde] tot nakoming van de op te leggen verboden te bewegen. Uit hetgeen onder 2.8 en onder 4.5 en 4.6 is overwogen blijkt dat de bij het vonnis in kort geding van 21 maart 2013 opgelegde en bij arrest van 28 januari 2014 verhoogde dwangsom [gedaagde] niet tot nakoming van de bij dat vonnis gegeven en in hoger beroep bekrachtigde verbod heeft bewogen. Daar komt bij dat [gedaagde], zoals hij ook zelf heeft aangevoerd, onvoldoende verhaal biedt voor zijn huidige schuld aan de gemeente Dordrecht en dat uit uitlatingen van [gedaagde] in (onder meer) zijn e-mail van 13 februari 2014 blijkt dat hij zich er op toelegt de verhaalsmogelijkheden voor de gemeente Dordrecht zoveel mogelijk te beperken.
4.14.
Voldoende aannemelijk is dat de gemeente Dordrecht een redelijk belang heeft bij de onverkorte naleving van de op te leggen verboden. De kosten en moeite die gepaard gaan met de afhandeling van de aanvragen en verzoeken van [gedaagde] gaan immers ten koste van de dienstverlening aan de overige inwoners van de gemeente Dordrecht en haar andere taakstellingen. Dat die kosten kunnen worden begroot op € 500.000 per jaar is niet door [gedaagde] weersproken.
4.15.
Voormeld belang van de gemeente Dordrecht weegt dusdanig zwaar - en zwaarder dan het belang van [gedaagde] om van lijfsdwang verschoond te blijven - dat het de toepassing van lijfsdwang rechtvaardigt. Weliswaar is lijfsdwang een uiterst dwangmiddel dat met behoedzaamheid behoort te worden toegepast, maar de ernst en het voortduren van de onrechtmatige gedragingen van [gedaagde] jegens de gemeente Dordrecht en hetgeen hiervoor is overwogen brengen mee dat dit middel aanvaardbaar is, mede in aanmerking genomen dat [gedaagde] niet buiten staat is te voldoen aan de hem op te leggen verboden.
4.16.
De gevorderde lijfsdwang is op grond van het vorenstaande toewijsbaar. Daarbij dient evenwel te worden bedacht dat ingevolge artikel 589 lid 1 Rv de tenuitvoerlegging van lijfsdwang ter zake van dezelfde verplichting ten hoogste een jaar kan duren en dat uit de stellingen van de gemeente Dordrecht volgt dat het te verbieden optreden van [gedaagde] als gemachtigde of bijstandverlener niet als een op zichzelf staand onrechtmatig handelen jegens de gemeente Dordrecht moet worden beschouwd maar als een middel om buitenproportioneel beslag op het gemeentelijk apparaat te leggen. De voor de beide verboden gevorderde lijfsdwang zal derhalve tot een gezamenlijk maximum van één jaar worden toegewezen.
4.17.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente Dordrecht worden begroot op:
- dagvaarding € 95,77
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.519,77.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
verbiedt [gedaagde] om – 24 uur na betekening van dit vonnis – zich per kalendermaand, gedurende een aangesloten periode van twee jaar, meer dan twee keer met brieven, faxen en e-mails of op welke wijze dan ook (sms, telefonisch, balie etc.) tot de gemeente Dordrecht en/of haar medewerkers, te wenden, tenzij het betrekking heeft op:
- -
vergunningaanvragen door of namens [gedaagde] ingediend,
- -
bezwaar- en beroepschriften van [gedaagde] tegen beschikkingen uit hoofde van een last onder dwangsom en last onder bestuursdwang opgelegd door de gemeente Dordrecht aan [gedaagde],
- -
bezwaar- en beroepschriften tegen beschikkingen die Gemeentebelastingen Drechtsteden aan [gedaagde] heeft gericht,
verbiedt [gedaagde] om – 24 uur na betekening van dit vonnis – gedurende een aaneengesloten periode van twee jaar, als gemachtigde op te treden of bijstand te verlenen bij aanvragen en het instellen van procedures waarbij de gemeente Dordrecht betrokken is;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij lijfsdwang,
bepaalt dat de termijn gedurende welke de lijfsdwang kan worden tenuitvoergelegd op een dag voor iedere keer dat [gedaagde] een verbod overtreedt, zulks tot een voor beide verboden gezamenlijk maximum van een jaar,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente Dordrecht tot op heden begroot op € 1.519,77, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2014.
2515/2477