Hof Leeuwarden, 12-12-2007, nr. 0700138
ECLI:NL:GHLEE:2007:BC0131
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
12-12-2007
- Zaaknummer
0700138
- LJN
BC0131
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2007:BC0131, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 12‑12‑2007; (Hoger beroep)
Uitspraak 12‑12‑2007
Inhoudsindicatie
Aan de hand van de grieven en de daarop gegeven toelichting stelt het hof vast dat het hoger beroep zich niet richt tegen de hoogte van het ten behoeve van de deskundige vastgestelde voorschot en evenmin tegen de beslissing dat bedoeld voorschot ten laste van de Stichting komt. Het appel richt zich derhalve niet tegen het provisionele deel van het dictum van het vonnis van 11 januari 2007. Omdat in het dictum van het vonnis van 11 januari 2007 niet uitdrukkelijk een einde wordt gemaakt aan enig deel van het ten gronde gevorderde, is niet sprake van een deelvonnis, maar van een tussenvonnis waartegen - krachtens het bepaalde in artikel 337 lid 2 Rv - tussentijds beroep niet is toegestaan, tenzij de rechter in eerste aanleg anders heeft bepaald. Nu de rechter in eerste aanleg geen toestemming heeft gegeven voor tussentijds appel, kan de Stichting thans in haar appel tegen bedoeld vonnis niet worden ontvangen. Daar ten tijde van het uitbrengen van de appeldagvaarding de appeltermijn van drie maanden ten aanzien van het tussenvonnis van 24 augustus 2006 reeds lang was verstreken, kan dat tussenvonnis, dat evenmin als een deelvonnis valt aan te merken, slechts onderwerp van geschil in hoger beroep zijn indien daartegen, in het kielzog van een wel appellabel (tussen)vonnis, grieven zijn ontwikkeld. Nu de Stichting in haar appel tegen het tussenvonnis van 11 januari 2007 niet kan worden ontvangen, is zij ook in het hoger beroep tegen het vonnis van 24 augustus 2006 niet-ontvankelijk. Omdat het hof [geïntimeerde] in haar primaire betoog volgt, behoeft de vordering tot ontslag van instantie geen behandeling.
Partij(en)
Arrest d.d. 12 december 2007
Rolnummer 0700138
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Stichting Juridische Dienstverlening Noord-Nederland,
gevestigd te Assen,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna te noemen: de Stichting,
procureur: mr. A. Speksnijder,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr. P.R. van den Elst.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 24 augustus 2006 en 11 januari 2007 door de sector kanton van de rechtbank Groningen, hierna aan te duiden als : de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 9 februari 2007 is door de Stichting hoger beroep ingesteld van de genoemde vonnissen met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 21 februari 2007. Op 21 februari 2007 is de zaak echter niet aangebracht.
[geïntimeerde] heeft de Stichting bij exploot van 23 februari 2007 ex artikel 127 Rv opgeroepen te verschijnen ter zitting van het hof van 7 maart 2007 en gevorderd dat de Stichting niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar hoger beroep, alsmede dat [geïntimeerde] van instantie wordt ontslagen. De zaak is afgeroepen ter rolle van 7 maart 2007.
Bij exploot van 5 maart 2007 heeft de Stichting [geïntimeerde], onder aanzegging dat de oproeping in het exploot van 9 februari 2007 (tegen de zitting van 21 februari 2007) wordt gewijzigd en het exploot voor het overige in stand blijft, opgeroepen tegen de zitting van 14 maart 2007. Dit exploot is - omdat de zaak al ter rolle van 7 maart 2007 was afgeroepen - zonder effect gebleven.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"Rechtshulp Noord verzoekt de vonnissen van de rechtbank Groningen van 24 augustus 2006 en 11 januari 2007 te vernietigen voorzover daarbij het beroep tot ontbinding is afgewezen en de opdracht aan de deskundige is beperkt tot het uitgangspunt van berekening naar tijdsverloop."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"Primair:
Dat het Gerechtshof Rechthulp Noord niet ontvankelijk verklaart in het hoger beroep tegen de vonnissen van 24 augustus en 11 januari 2007, tussen partijen onder nummer 287921 CV EXPL 06-2972 door de rechtbank in Groningen, sector kanton gewezen, met veroordeling - voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - van Rechtshulp Noord in de kosten van het hoger beroep;
Subsidiair:
Dat het Gerechtshof de vonnissen van 24 augustus 2006 en 11 januari 2007, tussen partijen onder nummer 287921 CV EXPL 06-2972 door de rechtbank in Groningen, sector kanton - des nodig onder verbetering van gronden - bekrachtigt, met veroordeling - voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - van Rechtshulp Noord in de kosten van het hoger beroep. "
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
De Stichting heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
- 1.
Bij het vonnis d.d. 24 augustus 2006 waarvan beroep heeft de kantonrechter onder meer overwogen dat zij een onderzoek door een of meer deskundigen geïndiceerd acht. Teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich dienaangaande bij akte uit te laten heeft de kantonrechter de zaak naar de rol verwezen en verder iedere beslissing aangehouden.
- 2.
Bij het vonnis d.d. 11 januari 2007, waarvan beroep heeft de kantonrechter, onder verwijzing naar het vonnis van 24 augustus 2006, een deskundigenonderzoek gelast met betrekking tot de in het dictum van dat vonnis geformuleerde vragen en heeft zij een deskundige benoemd, een voorschot begroot en bepaald dat genoemd voorschot ten laste van de Stichting komt.
- 3.
Aan de hand van de grieven en de daarop gegeven toelichting stelt het hof vast dat het hoger beroep zich niet richt tegen de hoogte van het ten behoeve van de deskundige vastgestelde voorschot en evenmin tegen de beslissing dat bedoeld voorschot ten laste van de Stichting komt. Het appel richt zich derhalve niet tegen het provisionele deel van het dictum van het vonnis van 11 januari 2007.
- 4.
Omdat in het dictum van het vonnis van 11 januari 2007 niet uitdrukkelijk een einde wordt gemaakt aan enig deel van het ten gronde gevorderde, is niet sprake van een deelvonnis, maar van een tussenvonnis waartegen - krachtens het bepaalde in artikel 337 lid 2 Rv - tussentijds beroep niet is toegestaan, tenzij de rechter in eerste aanleg anders heeft bepaald. Nu de rechter in eerste aanleg geen toestemming heeft gegeven voor tussentijds appel, kan de Stichting thans in haar appel tegen bedoeld vonnis niet worden ontvangen.
- 5.
Daar ten tijde van het uitbrengen van de appeldagvaarding de appeltermijn van drie maanden ten aanzien van het tussenvonnis van 24 augustus 2006 reeds lang was verstreken, kan dat tussenvonnis, dat evenmin als een deelvonnis valt aan te merken, slechts onderwerp van geschil in hoger beroep zijn indien daartegen, in het kielzog van een wel appellabel (tussen)vonnis, grieven zijn ontwikkeld.
Nu de Stichting in haar appel tegen het tussenvonnis van 11 januari 2007 niet kan worden ontvangen, is zij ook in het hoger beroep tegen het vonnis van 24 augustus 2006 niet-ontvankelijk.
- 6.
Omdat het hof [geïntimeerde] in haar primaire betoog volgt, behoeft de vordering tot ontslag van instantie geen behandeling.
Slotsom
- 7.
De Stichting zal, als de niet-ontvankelijk te verklaren partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] (salaris procureur: 1 punt tarief II).
Beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de Stichting niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de tussen partijen gewezen tussenvonnissen van de rechtbank Leeuwarden d.d. 24 augustus 2006 en d.d. 11 januari 2007;
veroordeelt de Stichting in de kosten van het appel, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 251,= aan verschotten en op € 894,-- aan salaris voor de procureur;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Kuiper en Hidma, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 12 december 2007 in bijzijn van de griffier.