Hof Arnhem-Leeuwarden, 18-03-2014, nr. 200.134.643-01
ECLI:NL:GHARL:2014:2219
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
18-03-2014
- Zaaknummer
200.134.643-01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2014:2219, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 18‑03‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:2836, Niet ontvankelijk
- Wetingang
art. 253a Burgerlijk Wetboek Boek 1
- Vindplaatsen
JPF 2014/79
Uitspraak 18‑03‑2014
Inhoudsindicatie
Vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving op een andere basisschool.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.134.643/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/97895/FA RK 13-660)
beschikking van de derde kamer van 18 maart 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats 1],
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
hierna: de man,
advocaat: mr.drs. J.F.M. van Weegberg, kantoorhoudend te 's-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats 2],
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. W.J.A. van Es, kantoorhoudend te Meppel.
1. Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 3 juli 2013 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, (hierna: de rechtbank) de vrouw vervangende toestemming verleend om met [minderjarige] (hierna: [minderjarige]), geboren op [geboortedatum] in de [geboorteplaats], te verhuizen naar [plaats 1], gemeente [X], en het hoofdverblijf van [minderjarige] te wijzigen in die zin, dat [minderjarige] wordt ingeschreven in de GBA van de gemeente [X].Voorts heeft de rechtbank de vrouw vervangende toestemming verleend voor het aanmelden en inschrijven van [minderjarige] op de Christelijke Basisschool "[Y]", [adres] [plaats 1]. De rechtbank heeft de beschikking van 9 december 2009 in die zin gewijzigd dat de vrouw [minderjarige] dient te halen en brengen in het kader van de zorg- en contactregeling. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, de kosten van de procedure gecompenseerd in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt en het meer of anders verzochte afgewezen.
2. Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 1 oktober 2013, heeft de man verzocht de beschikking van 3 juli 2013 te vernietigen en opnieuw beslissende de verzoeken van de vrouw in eerste aanleg met betrekking tot de verhuizing en de schoolinschrijving alsnog af te wijzen, en het primaire verzoek van de man alsnog toe te wijzen.
Bij verweerschrift, tevens aanvulling van het verzoek, binnengekomen op de griffie op 8 november 2013, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep dan wel het hoger beroep ongegrond te verklaren en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen voor zover het betreft de beslissingen over de verzoeken van de vrouw.
Bij voormeld verweerschrift heeft de vrouw tevens incidenteel appel ingesteld en daarin verzocht de beschikking waarvan beroep voor zover het betreft de wijziging van de beschikking van 9 december 2009 te vernietigen, en de man in zijn verzoek tot wijziging van de beschikking van 9 december 2009 voor wat betreft de beslissing dat de vrouw [minderjarige] dient te halen en brengen in het kader van de zorg- en contactregeling, niet-ontvankelijk te verklaren, althans dat verzoek af te wijzen.
Op 13 december 2013 heeft de man een verweerschrift in het incidenteel appel ingediend.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder het V-formulier met bijlage van 12 februari 2013 van mr. Van Es.
Ter zitting van 3 maart 2014 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Mr. Van Weegberg en mr. Van Es hebben ter zitting het woord gevoerd, mede aan de hand van door hen overgelegde pleitnota's.
3. De beoordelingDe feiten
3.1
Partijen hebben van januari 2007 tot juli 2008 een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over hem. [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vrouw.
3.2
Bij beschikking van 9 december 2009 is onder meer een regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, inhoudende dat [minderjarige] een weekend per veertien dagen van zaterdag 10:00 uur tot zondag 18:30 uur bij de man verblijft, alsmede de helft van de feestdagen en de helft van de schoolvakanties, waarbij de man [minderjarige] ophaalt bij de vrouw en de vrouw [minderjarige] weer ophaalt bij de man.
3.3
De vrouw woont in [woonplaats 2] en heeft in eerste aanleg vervangende toestemming verzocht om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen en hem aldaar in te mogen schrijven op basisschool "[Y]". De vrouw heeft sinds 2011 een nieuwe partner die woonachtig is in [plaats 1] en zij wenst met hem te gaan samenwonen.
3.4
De man kan niet instemmen met de verhuizing van [minderjarige] en heeft in eerste aanleg verzocht om de vrouw te verbieden met [minderjarige] te verhuizen uit de gemeente [woonplaats 2] of directe omgeving, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 20.000,- per dag of dagdeel. Voorts heeft de man bij wege van zelfstandig verzoek verzocht de beschikking van 9 december 2009 te wijzigen in die zin dat de vrouw [minderjarige] dient te halen en te brengen in het kader van de zorg- en opvoedingsregeling.
3.5
De rechtbank heeft bij de beschikking waarvan beroep beslist als hiervoor weergegeven onder "Het geding in eerste aanleg". Het principaal appel van de man en het incidenteel appel van de vrouw richten zich tegen deze beschikking. Overeenstemming
3.6
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de beschikking van 9 december 2009 zodanig gewijzigd dient te worden, dat er in het kader van de zorgregeling desgewenst ook derden aanwezig mogen zijn bij het halen en brengen van [minderjarige]. Partijen hebben daarbij in het bijzonder verklaard het erover eens te zijn dat zowel de ouders van de man als de ouders van de vrouw, alsmede de nieuwe partner van de vrouw, bij het halen en brengen aanwezig mogen zijn dan wel dat mogen uitvoeren. Voorts heeft de vrouw aangegeven dat zij ermee in kan stemmen dat, indien noodzakelijk, een vriend(in) van de man aanwezig is bij het halen en brengen dan wel het uitvoeren ervan, wanneer zij hierover van tevoren door de man wordt ingelicht.
3.7
Het hof zal de beschikking van 9 december 2009 overeenkomstig de afspraken van partijen wijzigen.De overwegingen De vervangende toestemming voor verhuizing van [minderjarige]
3.8
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW), dient het hof in een geschil als het onderhavige tussen ouders die gezamenlijk zijn belast met het gezag, een zodanige beslissing te nemen als in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. De belangen van de minderjarige dienen hierbij een eerste overweging te vormen. Conform vaste rechtspraak dient de rechter echter bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
3.9
Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarige en een nieuwe partner elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Door de man is aangevoerd dat er geen noodzaak bestaat tot de verhuizing zodat reeds om die reden het verzoek van de vrouw dient te worden afgewezen. Uit het gegeven dat om te kunnen samenwonen met een nieuwe partner de vrouw dan wel haar nieuwe partner moet verhuizen, volgt reeds een noodzaak. Hieronder zal nader worden beoordeeld of de keuze van de vrouw om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
3.10
De man stelt zich op het standpunt dat de verhuizing van [minderjarige], en dan met name de omstandigheid dat hij in zijn nieuwe woonplaats eventueel een sport zal gaan beoefenen, gevolgen heeft voor zijn relatie met [minderjarige]. Naar het oordeel van het hof heeft de man terecht betoogd dat het bij een verhuizing naar [plaats 1] voor hem moeilijker zal worden om los van de zorgregeling betrokken te zijn bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. Uit de overgelegde stukken blijkt evenwel dat de man ook thans een beperkte rol vervult in het leven van [minderjarige]. Buiten de tussen hen bestaande weekendregeling om onderhoudt de man, (mede) als gevolg van zijn werk als internationaal vrachtwagenchauffeur, slechts telefonisch contact met [minderjarige]. Het hof is dan ook van oordeel dat een verhuizing van [minderjarige] niet zal resulteren in een substantiële vermindering en beperking van het contact tussen de man en [minderjarige] ten opzichte van de vroegere situatie. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de vrouw heeft aangegeven dat zij de man tegemoet wil komen door de omgang tussen [minderjarige] en de man eerder te laten aanvangen, zodat de man door een langere reistijd feitelijk niet minder uren met [minderjarige] door zal brengen. Tevens heeft de vrouw aangegeven dat in het geval [minderjarige] in de toekomst een sport zou willen gaan beoefenen, zij de diverse mogelijkheden die dan zullen bestaan met de man zal bespreken en dat zij dienaangaande zoveel mogelijk rekening zal houden met de belangen van de man. De vrouw heeft daarbij verklaard dat [minderjarige] op dit moment niet taalt naar een teamsport; mocht daar in de toekomst verandering in komen dan zal zij met [minderjarige] zoeken naar een sport die (zoveel mogelijk) door de week wordt beoefend.
3.11
Nu de vrouw bereid is om de man voldoende ruimte te bieden om op adequate wijze invulling te geven aan zijn ouderrol op afstand, zal verhuizen naar het oordeel van het hof derhalve geen negatieve gevolgen hoeven te hebben voor de (kwaliteit van) de contacten tussen de man en [minderjarige].
3.12
Het hof acht voorts van belang dat de vrouw een nieuwe partner heeft die een koopwoning in [plaats 1] heeft. De nieuwe partner is tevens werkzaam in de regio van [plaats 1]. Gelet op deze omstandigheden is het gerechtvaardigd dat de vrouw ervoor kiest te verhuizen in plaats van haar nieuwe partner.De man heeft ter zitting nog gesteld dat de koopwoning van de nieuwe partner te koop staat, hetgeen de vrouw betwist. De man heeft zijn stelling niet nader onderbouwd zodat het hof deze passeert.
3.13
De man heeft gesteld dat [minderjarige] volledig geworteld is in [provincie], waardoor het maar de vraag is of hij op een nieuwe school in een nieuwe omgeving snel zal kunnen aarden. Daarbij is [plaats 1] gelegen in een buitengebied en zal er door de verhuizing een teruggang ontstaan in [minderjarige] zijn leefcomfort, aldus de man.Hoewel het hof van oordeel is dat de verbreking van de continuïteit van de woon- en sociale leefomgeving voor kinderen van [minderjarige]'s leeftijd ingrijpend kan zijn, heeft een verhuizing van de vrouw naar 's hofs oordeel niet zodanig nadelige gevolgen voor [minderjarige] dat de belangen van de vrouw om haar leven in [plaats 1] op te bouwen hiervoor moet wijken. De vrouw heeft haar voorgenomen verhuizing zorgvuldig voorbereid door zich te oriënteren op scholen en door oppas voor [minderjarige] te regelen. Zij is daarbij niet over één nacht ijs gegaan en heeft ook de man verzocht mee te zoeken naar een geschikte school voor [minderjarige]. Voorts heeft de vrouw aangegeven dat zich in [plaats 1] diverse sportvoorzieningen en scholen bevinden.Dat wonen in [plaats 1] nadelige gevolgen zou hebben voor het toekomstperspectief van [minderjarige] is door de man onvoldoende onderbouwd.
3.14
Alle voornoemde belangen en omstandigheden tegen elkaar afwegende, waarbij het belang van [minderjarige] centraal staat, maar niet doorslaggevend is, komt het hof tot de conclusie dat het belang van de vrouw om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de man bij een afwijzing van het verzoek van de vrouw daartoe.
De inschrijving van [minderjarige] op basisschool "[Y]"
3.15
Het hof is van oordeel dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat zij weloverwogen tot de schoolkeuze voor [minderjarige] is gekomen. Evenals de rechtbank passeert het hof de bezwaren van de man tegen de schoolkeuze, nu de man zich in tegenstelling tot de vrouw niet heeft willen oriënteren op de diverse schoolmogelijkheden. Het hof is dan ook van oordeel dat de beslissing van de rechtbank om de vrouw vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] op basisschool "[Y]" in te schrijven, in stand moet blijven. De zorg- en contactregeling
3.16
De over en weer ingenomen stellingen van partijen gehoord en afgewogen hebbende, zal het hof de tussen partijen bestaande haal- en brengregeling aldus wijzigen dat de overdracht van [minderjarige] op zaterdag in beginsel plaatsvindt om 10:00 uur in [plaats 2], op een nader door partijen te bepalen locatie. Het staat de man evenwel ook vrij om - zoals de vrouw heeft aangeboden - [minderjarige] in het betreffende omgangsweekend om 9:00 uur uit [plaats 1] op te halen. Vanzelfsprekend zal de man in dat laatste geval de vrouw hiervan tijdig in kennis dienen te stellen. De vrouw zal [minderjarige] vervolgens, conform de beschikking van 9 december 2009, op zondag weer bij de man ophalen.
De slotsom
3.17
Gelet op het vorenstaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd ten aanzien van de aan de vrouw verleende vervangende toestemming om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen en hem aldaar op basisschool "[Y]" in te schrijven.Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen voor zover daarin de beschikking van 9 december 2009 is gewijzigd ten aanzien van de haal- en brengregeling, en te dien aanzien opnieuw beslissen.
3.18
Gelet op de omstandigheid dat partijen een affectieve relatie hebben gehad en deze procedure hun uit deze relatie geboren minderjarige kind betreft, ziet het hof aanleiding de proceskosten in hoger beroep te compenseren, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
4. De beslissing
Het gerechtshof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarin de beschikking van de rechtbank Assen d.d. 9 december 2009 ten aanzien van de haal- en brengregeling is gewijzigd;
en in zoverre opnieuw beslissende:
wijzigt de beschikking van 9 december 2009 in die zin dat in het kader van de zorg- en contactregeling de overdracht van [minderjarige] op zaterdag in beginsel plaatsvindt om 10:00 uur in [plaats 2], en dat er desgewenst ook derden aanwezig mogen zijn bij het halen en brengen van [minderjarige], een en ander als overwogen in rechtsoverweging 3.6;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H. Garos, mr. J.D.S.L. Bosch en mr. D.J. Buijs, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 18 maart 2014 in bijzijn van de griffier.