Einde inhoudsopgave
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
Artikel 23 [Afgifte S&O-verklaring]
Geldend
Geldend van 01-01-2022 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
22-12-2021, Stb. 2021, 652 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35928)
10-12-2020, Stcrt. 2020, 66644 (uitgifte: 15-12-2020, regelingnummer: WJZ/ 20271563)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2021, Stb. 2021, 652 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35928)
10-12-2020, Stcrt. 2020, 66644 (uitgifte: 15-12-2020, regelingnummer: WJZ/ 20271563)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
- Vakgebied(en)
Loonbelasting / Afdrachtvermindering loonbelasting en premie volksverzekeringen
Loonbelasting (V)
Premieheffing (V)
1.
Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat verstrekt aan een S&O-inhoudingsplichtige die voornemens is in een periode van een kalenderjaar speur- en ontwikkelingswerk te verrichten, op zijn aanvraag op de voet van artikel 22 een S&O-verklaring.
2.
De S&O-verklaring bevat:
- a.
een omschrijving van het werk dat wordt aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk;
- b.
de periode waarvoor de S&O-verklaring wordt verstrekt;
- c.
het aantal uren dat werknemers van de S&O-inhoudingsplichtige in die periode aan het werk, bedoeld in onderdeel a, naar verwachting zullen besteden;
- d.
het bedrag aan kosten en uitgaven dat naar verwachting betrekking heeft op die periode en het werk, bedoeld in onderdeel a, alsmede een omschrijving van die kosten en uitgaven, of het bedrag dat voor die periode naar verwachting volgt uit de toepassing van het vierde lid, onderdeel b;
- e.
het bedrag aan S&O-afdrachtvermindering met een berekening van dat bedrag.
3.
Het bedrag aan S&O-afdrachtvermindering beloopt 16 percent van:
- a.
het bedrag dat volgt uit het product van het aantal uren, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, en het gemiddelde uurloon, bedoeld in het vijfde lid; en
- b.
het bedrag aan kosten en uitgaven bedoeld in het tweede lid, onderdeel d;
vermeerderd met 16 percent van de som van de bedragen, bedoeld in de onderdelen a en b, voor zover de som van die bedragen in het kalenderjaar niet uitgaat boven € 350 000. De vermeerdering, bedoeld in de eerste zin, blijft achterwege voor zover die vermeerdering reeds toepassing heeft gevonden bij een S&O-verklaring betreffende een eerdere periode van het kalenderjaar.
4.
Indien de S&O-inhoudingsplichtige in de aanvraag van de S&O-verklaring die betrekking heeft op de eerste periode van een kalenderjaar waarvoor de S&O-inhoudingsplichtige een aanvraag doet, gekozen heeft voor het op forfaitaire wijze berekenen van het bedrag aan kosten en uitgaven voor speur- en ontwikkelingswerk, beloopt het bedrag aan S&O-afdrachtvermindering, in afwijking van het derde lid, 16 percent van:
- a.
het bedrag dat volgt uit het product van het aantal uren, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, en het gemiddelde uurloon, bedoeld in het vijfde lid; en
- b.
het bedrag dat volgt uit het product van € 10 en het aantal uren, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, voor zover dit aantal uren in het kalenderjaar niet hoger is dan 1800 en het bedrag dat volgt uit het product van € 4 en het aantal uren, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, voor zover dit aantal uren in het kalenderjaar hoger is dan 1.800;
vermeerderd met 16 percent van de som van de bedragen, bedoeld in de onderdelen a en b, voor zover de som van die bedragen in het kalenderjaar niet uitgaat boven € 350.000. De vermeerdering, bedoeld in de eerste zin, blijft achterwege voor zover die vermeerdering reeds toepassing heeft gevonden bij een S&O-verklaring betreffende een eerdere periode van het kalenderjaar.
5.
Het gemiddelde uurloon wordt gesteld op het uurloon dat de S&O-inhoudingsplichtige in het S&O-referentiejaar gemiddeld heeft betaald aan zijn werknemers die in dat jaar speur- en ontwikkelingswerk hebben verricht waarvoor een S&O-verklaring is verstrekt. Het gemiddelde uurloon wordt daarbij gesteld op de som van de door de S&O-inhoudingsplichtige aan deze werknemers in het S&O-referentiejaar betaalde lonen gedeeld door de som van de in het S&O-referentiejaar door de S&O-inhoudingsplichtige aan deze werknemers verloonde uren nadat de som van de verloonde uren is vermenigvuldigd met 0,85; de uitkomst van deze deling wordt naar boven afgerond op een bedrag in hele euro's. Het gemiddelde uurloon wordt aldus bepaald aan de hand van de gegevens zoals die blijken uit de polisadministratie van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen op een bij ministeriële regeling van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat vast te stellen peildatum gelegen in het kalenderjaar volgende op het S&O-referentiejaar. Indien de berekening aan de hand van de gegevens op de peildatum leidt tot een evident onjuist gemiddeld uurloon, wordt het gemiddelde uurloon bepaald aan de hand van de juiste gegevens zoals die blijken na uitvraag daarvan bij de S&O-inhoudingsplichtige door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat. Ingeval de S&O-inhoudingsplichtige in het S&O-referentiejaar geen speur- en ontwikkelingswerk heeft verricht waarvoor hij over een S&O-verklaring beschikt, geldt een gemiddeld uurloon van € 29.
6.
De inhoudingsplichtige die deel uitmaakt van een fiscale eenheid en voor speur- en ontwikkelingswerk werknemers ter beschikking stelt aan een onderneming binnen die fiscale eenheid, wordt geacht dat speur- en ontwikkelingswerk zelf te verrichten. Op deze inhoudingsplichtige is het bij of krachtens deze wet bepaalde zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de inhoudingsplichtige de verplichtingen in voorkomende gevallen zal doen uitvoeren door de onderneming die het speur- en ontwikkelingswerk uitvoert.
7.
Het in het derde en vierde lid laatstvermelde percentage wordt vervangen door 24 indien de S&O-inhoudingsplichtige in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen inhoudingsplichtige was en voor die periode met betrekking tot ten hoogste twee kalenderjaren een S&O-verklaring is afgegeven. Indien de voor rekening van de inhoudingsplichtige gedreven onderneming een voortzetting is van een onderneming die, of een gedeelte van een onderneming dat direct of indirect is gedreven door een met hem verbonden vennootschap in de zin van artikel 10a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, dan wel voor rekening van een natuurlijk persoon die op het moment van aanvraag een aanmerkelijk belang in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 heeft in de inhoudingsplichtige, wordt voor de toepassing van de eerste zin een ten aanzien van de verbonden vennootschap, onderscheidenlijk natuurlijk persoon, reeds voor de voortzetting afgegeven S&O-verklaring aangemerkt als een ten aanzien van de inhoudingsplichtige afgegeven verklaring. Een S&O-verklaring die is afgegeven voor een deel van een kalenderjaar wordt aangemerkt als een S&O-verklaring afgegeven met betrekking tot een heel kalenderjaar.
8.
In afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, is het loon, bedoeld in het vijfde lid, het loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, met uitzondering van eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31 van die wet.
9.
Kosten en uitgaven kunnen slechts bij één S&O-inhoudingsplichtige tot het bedrag, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, gerekend worden.