Einde inhoudsopgave
Wet tegemoetkomingen loondomein
Artikel 3.1 Lage-inkomensvoordeel
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
14-12-2023, Stcrt. 2023, 35303 (uitgifte: 22-12-2023, regelingnummer: 2023-0000579209)
21-12-2022, Stb. 2023, 168 jo Stb. 2022, 543 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36216)
12-05-2023, Stb. 2023, 168 jo Stb. 2022, 543 (uitgifte: 23-05-2023, kamerstukken: 35335)
21-12-2022, Stb. 2022, 542 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36208)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2023, Stcrt. 2023, 35303 (uitgifte: 22-12-2023, regelingnummer: 2023-0000579209)
27-06-2023, Stb. 2023, 247 (uitgifte: 07-07-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
27-06-2023, Stb. 2023, 247 (uitgifte: 07-07-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Vakgebied(en)
Loonbelasting / Algemeen
Fiscale wetsvoorstellen (V)
1.
Een werkgever heeft recht op een lage-inkomensvoordeel indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen is waarvan:
- a.
het gemiddelde uurloon in het kalenderjaar gelijk is aan of meer bedraagt dan € 14,33 maar niet meer dan € 14,91; en
- b.
in het kalenderjaar ten minste 1248 verloonde uren zijn opgenomen in de loonaangifte.
2.
Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt. Ingeval de periode waarin het lage-inkomensvoordeel van toepassing is, in de loop van een aangiftetijdvak eindigt, wordt die periode verlengd met het buiten die periode vallende deel van het aangiftetijdvak waarin die periode eindigt.
3.
Het gemiddelde uurloon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt vastgesteld door het jaarloon te delen door de verloonde uren.
4.
Bij het begin van het kalenderjaar worden de bedragen, genoemd in het eerste lid, bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, na overleg met Onze Minister van Financiën, gewijzigd in andere bedragen waarbij de te wijzigen bedragen worden verhoogd of verlaagd overeenkomstig de wijzigingen van de bedragen, genoemd in artikel 8, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
5.
In afwijking van het vierde lid wordt de bovengrens van het uurloon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bij het begin van het kalenderjaar 2024 bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, na overleg met Onze Minister van Financiën, gewijzigd zodat deze gelijk is aan 104% van de ondergrens van het uurloon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.