Einde inhoudsopgave
Regeling informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 31-03-2018
- Bronpublicatie:
26-03-2018, Stcrt. 2018, 17588 (uitgifte: 30-03-2018, regelingnummer: WJZ/18027245)
- Inwerkingtreding
31-03-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-03-2018, Stb. 2018, 90 (uitgifte: 30-03-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (21-02-2018, Stb. 73).
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Ruimtelijk bestuursrecht / Grondexploitatie
Informatierecht / Bijzondere onderwerpen
Informatierecht / ICT
1.
Degene die anders dan in het kader van de uitoefening van een beroep of een bedrijf een oriëntatieverzoek of een graafmelding doet door tussenkomst van de Dienst:
- a.
verstrekt hierbij aan de Dienst een kopie van zijn identiteitsbewijs, zijn handtekening en zijn burgerservicenummer, of, indien hij niet beschikt over een burgerservicenummer, zijn persoonsgegevens, of
- b.
identificeert zich op een andere wijze ten genoege van de Dienst.
2.
Indien in het kader van de uitoefening van een beroep of een bedrijf een oriëntatieverzoek of een graafmelding wordt gedaan door tussenkomst van de Dienst en de betrokkene niet over een code beschikt op grond van artikel 2, is artikel 2, tweede, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
3.
Indien het oriëntatieverzoek of de graafmelding wordt gedaan door een bestuursorgaan dat niet op grond van artikel 2 over een code beschikt, is artikel 2, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.