Hof 's-Gravenhage, 22-06-2010, nr. 200.033.620/01
ECLI:NL:GHSGR:2010:BR0608
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
22-06-2010
- Zaaknummer
200.033.620/01
- LJN
BR0608
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2010:BR0608, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 22‑06‑2010; (Hoger beroep)
Uitspraak 22‑06‑2010
Inhoudsindicatie
Incidentele vordering tot het verstrekken van inlichtingen omtrent voor verhaal vatbare vermogensbestanddelen. Art. 223/353 Rv.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.033.620/01
Rolnummer rechtbank : 215768/ HA ZA 04-1240
arrest van de tweede civiele kamer d.d. 22 juni 2010
inzake
BARANT INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: Barant,
advocaat: mr. W.P. den Hertog ('s-Gravenhage),
tegen
SIEMENS FINANCE & LEASING GMBH,
gevestigd te München (Duitsland),
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: Siemens,
advocaat: mr. Chr. F. Kroes (Amsterdam).
1. De verdere loop van het geding
Bij arrest van 23 februari 2010 is Barant in staat gesteld een memorie van antwoord in het incident te nemen. Barant heeft van de mogelijkheid gebruik gemaakt. Vervolgens zijn stukken gefourneerd en is in het incident arrest gevraagd.
2. De nadere beoordeling van de incidentele vordering
2.1
De incidentele vordering van Siemens houdt - verkort weergegeven - in, Barant te bevelen opgave te doen van al haar voor verhaal vatbare vermogensbestanddelen en van alle mutaties in die vermogenssituatie, zulks op verbeurte van een dwangsom ingeval van overtreding van die bevelen.
2.2
Het hof is bevoegd om van een dergelijke op artikel 223/353 Rv gebaseerde vordering kennis te nemen.
2.3
Siemens beoogt met haar vordering de executie van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis, waarbij Barant is veroordeeld tot betaling aan Siemens van € 640.000 in hoofdsom, in ruimere mate dan thans het geval is feitelijk mogelijk te maken en te voorkomen dat in de loop van de procedure een situatie ontstaat waarin executie van dat vonnis "en mogelijk later het arrest" onmogelijk wordt.
2.4
Tegen het bedoelde vonnis is door Barant hoger beroep ingesteld. Grief XVI van Barant richt zich tegen de uitvoerbaar verklaring bij voorraad, doch zij heeft niet op de voet van artikel 351 Rv gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging van het vonnis schorst.
2.5
In een dergelijk geval, waarin het bestreden vonnis onverkort uitvoerbaar bij voorraad is, is er geen reden om, op grond van de omstandigheid dat het vonnis nog voorwerp is van hoger beroep, de executiemogelijkheden van dat vonnis te beperken.
2.6
Ook in dit geval geldt derhalve de regel dat een schuldenaar in beginsel verplicht is om een schuldeiser die een veroordeling tot betaling van een geldsom jegens hem verkreeg inlichtingen omtrent voor verhaal vatbare goederen te verschaffen (HR 20 september 1991, NJ 1992, 552). In hetgeen is gesteld of gebleken is geen reden gelegen om in deze zaak van dat uitgangspunt af te wijken.
2.7
Nu Barant niet heeft aangevoerd dat het verstrekken van door Siemens verlangde informatie voor haar (onevenredig) bezwarend is, dient de vordering, de wederzijdse belangen afwegende, te worden toegewezen, zij het in de zin die uit het navolgende blijkt.
2.8
Gezien de omvang van de informatieplicht en rekening houdend met de mogelijkheid dat Siemens niet door het ontbreken van elke (juiste en volledige) opgave waartoe Barant wordt veroordeeld wezenlijk in haar belangen wordt geschaad, zal worden bepaald dat de verbeurde dwangsommen voor matiging vatbaar zijn.
2.9
Barant zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident.
3. Beslissing
Het hof,
in het incident:
beveelt Barant om binnen één maand na betekening van dit arrest opgave te doen aan de advocaat van Siemens, van al haar voor verhaal vatbare vermogensbestanddelen, inclusief maar daartoe niet beperkt alle: (i) door Barant aangehouden rekeningen bij banken in Nederland en in andere landen (ii) debiteuren (iii) vorderingen op bestuurders, gewezen bestuurders, aandeelhouders, voormalig aandeelhouders en verbonden vennootschappen (iv) (mede) op naam van Barant gestelde registergoederen (v) roerende zaken in eigendom van Barant;
beveelt Barant om gedurende een half jaar na heden, nadat door haar na betekening van dit arrest een eerste opgave als hiervoor bedoeld is gedaan en zich vervolgens één of meer mutaties in haar vermogenssituatie hebben voorgedaan, binnen een maand na de desbetreffende mutatie(s) opgave te doen aan de advocaat van Siemens, van die mutatie(s), welke verplichting in elk geval geldt voor (i.a) wijzigingen in de tenaamstelling van aangehouden rekeningen bij banken in Nederland en andere landen (i.b) opening van aan te houden rekeningen bij banken in Nederland en andere landen (ii) wijzigingen betreffende de debiteuren, roerende zaken, registergoederen en de hiervoor sub iii, vermelde vorderingen op bestuurders e.a.;
bepaalt dat Barant ingeval van gehele of gedeeltelijke overtreding van deze veroordeling, een dwangsom verbeurt van € 2.500,- voor iedere volle dag dat er sprake van een dergelijke overtreding is, zulks met een maximum van € 300.000,- in totaal;
bepaalt dat het bedrag wegens verbeurde dwangsom(men) door de rechter - in elk geval in een executiegeschil - kan worden gematigd indien de billijkheid zulks klaarblijkelijk eist;
veroordeelt Barant in de kosten van het incident, welke kosten tot op heden aan de zijde van Siemens worden bepaald op nihil aan verschotten en € 894,- (tarief II, 1 punt) aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 20 juli 2010, teneinde partijen in staat te stellen arrest te vragen.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H.W. de Planque, J.J. Roos en A.A. Rijperman, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2010 in aanwezigheid van de griffier.