Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/358
Verordening Brussel I-bis. Rechterlijke bevoegdheid. Bijzondere bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten; rechtsvordering tegen de consument (art. 18, lid 2); begrip ‘woonplaats van de consument’; relevant tijdstip vaststelling woonplaats van de consument.
HvJ EU 03-09-2020, ECLI:EU:C:2020:672 (mBank)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
3 september 2020
- Magistraten
M. Safjan, C. Toader, N. Jääskinen
- Zaaknummer
C-98/20
- Conclusie
A-G M. Campos Sánchez-Bordona
- Roepnaam
mBank
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2020:672, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 03‑09‑2020
- Wetingang
Art. 18 Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Verordening Brussel I-bis)
Essentie
mBank S.A. tegen PA.
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267 VWEU, ingediend door de Obvodní soud pro Prahu 8 (rechter voor de stad Praag – stadsdeel 8, Tsjechië) bij beslissing van 27 januari 2020.
Verordening Brussel I-bis. Rechterlijke bevoegdheid. Bijzondere bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten; rechtsvordering tegen de consument (art. 18, lid 2); begrip ‘woonplaats van de consument’; relevant tijdstip vaststelling woonplaats van de consument.
Het begrip ‘woonplaats van de consument’ in art. 18, lid 2, Verordening Brussel I-bis moet aldus worden uitgelegd dat het verwijst naar de woonplaats van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.