Einde inhoudsopgave
Voorstel van wet houdende wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)
Artikel XIV Monitoring en evaluatie
Geldend
Geldend vanaf 22-12-2022
- Bronpublicatie:
22-12-2022, Kamerstukken 2022, 36067 (uitgifte: 22-12-2022, kamerstukken: 36067-B)
- Inwerkingtreding
22-12-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2022, Kamerstukken 2022, 36067 (uitgifte: 22-12-2022, kamerstukken: 36067-B)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Vermogensrendementsheffing (box 3)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Loonbelasting / Pensioenregeling
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
Inkomstenbelasting / Winst
1.
Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zendt aan de StatenGeneraal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk:
- a.
binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet, voor zover het betreft de voorschriften tijdens de transitieperiode, bedoeld in hoofdstuk 6b van de Pensioenwet en hoofdstuk 5a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de geschilleninstantie, bedoeld in artikel 48c van de Pensioenwet en artikel 59c van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
- b.
binnen vier jaar na het einde van de transitieperiode, waarbij in het bijzonder aandacht zal worden besteed aan het kader voor de pensioenovereenkomsten, de wijzigingen ten aanzien van het nabestaandenpensioen en het fiscale kader waaronder ook het harmoniseren van het fiscale kader van de tweede en derde pensioenpijler;
- c.
in het jaar 2038, voor zover het betreft het overgangsrecht voor de progressieve premie in artikel 220e van de Pensioenwet en artikel 214e van de Wet verplichte beroepspensioenregeling; en
- d.
voor zover het de zorgplicht, bedoeld in artikel XIIIB van deze wet, betreft op de volgende data:
- 1°
1 oktober 2023;
- 2°
1 oktober 2025;
- 3°
1 oktober 2027; en
- 4°
1 oktober 2028,
waarbij tevens telkens een door het CBS, als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek, aan het einde van het voorgaande kalenderjaar vastgestelde omvang van het aantal werknemers dat geen deelnemer is als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet of artikel 1, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, wordt meegezonden.
2.
Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen monitort en zendt aan de Staten-Generaal tijdens de transitieperiode, bedoeld in hoofdstuk 6b van de Pensioenwet en hoofdstuk 5a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, tenminste jaarlijks ten aanzien van onderdeel a en ten minste periodiek ten aanzien van onderdeel b, een verslag over de volgende punten met als doel tijdig knelpunten met betrekking tot de voortgang van de transitie te kunnen identificeren en voor zover nodig aanvullende maatregelen te kunnen nemen:
- a.
het transitiebeeld op hoofdlijnen:
- 1°
de voortgang van de besluitvorming en implementatie, waaronder de voortgang van de interne collectieve waardeoverdracht, bedoeld in artikel 150m van de Pensioenwet en artikel 145l van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
- 2°
de transitiekeuzes die zijn gemaakt, waaronder de premiehoogte, de stabiliteit van de uitkering, de hoogte van de premie voor en dekking van het nabestaandenpensioen en de compensatieregeling; en
- 3°
de ervaringen met de transitie en het nieuwe stelsel van belanghebbenden bij de pensioenregeling, werkgevers, de partijen die de wijziging van de pensioenregeling overeenkomen of zijn overeengekomen, toezichthouders en pensioenuitvoerders; en
- b.
de doelstellingen:
- 1°
eerder perspectief op een koopkrachtig pensioen;
- 2°
het pensioen wordt transparanter en persoonlijker; en
- 3°
het pensioenstelsel sluit beter aan bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt.