HR 9 december 2008, LJN: BG6318
HR, 25-05-2010, nr. 09/02413 H
ECLI:NL:HR:2010:BM5545
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25-05-2010
- Zaaknummer
09/02413 H
- Conclusie
Mr. Hofstee
- LJN
BM5545
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BM5545, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑05‑2010; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM5545
ECLI:NL:PHR:2010:BM5545, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑03‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BM5545
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑05‑2010
Inhoudsindicatie
Herziening. Persoonsverwisseling. Afwijzing aanvrage.
25 mei 2010
Strafkamer
09/02413 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 10 april 2002, nummer 09/090388-02, ingediend door P.J. Hoogendam, advocaat te 's-Gravenhage, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "medeplegen van poging tot oplichting" veroordeeld tot vijf weken gevangenisstraf.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat sprake is van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage zal afwijzen.
4. Beoordeling van de aanvrage
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken op 25 mei 2010.
Conclusie 23‑03‑2010
Mr. Hofstee
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter te 's‑Gravenhage van 10 april 2002 met parketnummer 09/090388-02, is de aanvrager wegens ‘medeplegen van poging tot oplichting’ bij verstek veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 weken.
2.
Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 09/02412H en 09/02413H. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
3.
Namens de aanvrager heeft mr. P.J. Hoogendam, advocaat te 's‑Gravenhage, een aanvrage tot herziening van de genoemde uitspraak ingediend.
4.
De aanvrage berust op de stelling dat een ander dan de aanvrager indertijd de bewezenverklaarde feiten heeft begaan en gebruik heeft gemaakt van de persoonsgegevens van de aanvrager. Ter ondersteuning van deze stelling wordt verwezen naar verschillende, met documenten onderbouwde, feiten en omstandigheden.
5.
In de aanvrage wordt het volgende aangevoerd. Bij de aanhouding ter zake van het onder 1 genoemde feit zou de broer van aanvrager, [betrokkene 1], de personalia van aanvrager hebben opgegeven.
6.
Aanvrager heeft met betrekking tot het onder 1 genoemde feit reeds eerder op precies dezelfde gronden een aanvrage tot herziening gedaan.1. Deze aanvrage is toen door de Hoge Raad afgewezen omdat uit de overgelegde stukken niet bleek dat [betrokkene 1] zich op 5 februari 2002 (ten tijde van de aanhouding terzake van het feit waarvoor herziening wordt aangevraagd) heeft bediend van de persoonsgegevens van de aanvrager.
7.
Bij de onderhavige aanvrage zijn deels dezelfde stukken ingebracht. Voor zover voor de beoordeling van de aanvrage van belang, zijn thans overgelegd:
- (i)
een fotokopie van een (handgeschreven) verklaring van [betrokkene 1], geboren op 29 augustus 1975, van 21 januari 2002, in welke verklaring hij erkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot oplichting, waarvoor zijn broer onder parketnummer 09/092693-00 is veroordeeld. Tevens verklaart [betrokkene 1] in dat schrijven dat hij de persoonsgegevens van zijn broer, [aanvrager], heeft gebruikt toen hij met betrekking tot dit feit door de politie werd ondervraagd, en dat hij vaker gebruik heeft gemaakt van de persoonsgegevens van aanvrager, onder meer op 1 maart 1998 in Franeker, toen hij aldaar werd aangehouden in verband met diefstal;
- (ii)
een fotokopie van een aanvullend proces-verbaal van de politie Regio Friesland van 17 juli 1998, onder meer inhoudende een (zakelijk weergegeven) verklaring van [betrokkene 1] van 15 juli 1998 inhoudende dat hij bij zijn aanhouding op 1 maart 1998 ter zake van het onbevoegd ledigen van parkeermeters de naam van zijn broer, [aanvrager], heeft opgegeven;
- (iii)
een fotokopie van een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden van 10 april 2009, onder meer inhoudende een (zakelijk weergegeven) verklaring van [betrokkene 1] van 23 maart 2009 inhoudende dat zijn broertje, [aanvrager], ten onrechte een celstraf van vijf weken uitzit, dat hij zichzelf voor zijn broertje had uitgegeven, dat hij het feit heeft begaan waarvoor zijn broertje in de gevangenis zit en dat hij zeker weet dat de celstraf welke zijn broertje uitzit een celstraf is welke hij uit moet zitten, omdat hij een valse naam had gebruikt;
- (iv)
een fotokopie van een brief d.d. 24 april 2009 van de Penitentiaire Inrichtingen Midden Holland, waaruit blijkt dat [aanvrager] in de periode van 12 maart 2009 tot en met 8 april 2009 in detentie heeft gezeten voor het feit met parketnummer 09/092693-00, en twee dagen (9 en 10 april 2009) ingesloten is geweest op een ander parketnummer;
- (v)
een fotokopie van het bewijs van ontslag d.d. 8 april 2009, waaruit blijkt dat [aanvrager] in de periode van 12 maart 2009 tot en met 8 april 2009 in detentie heeft gezeten voor het feit met parketnummer 09/092693-00.
8.
De stukken (i) en (ii) zijn dezelfde welke reeds bij de eerdere aanvrage tot herziening werden overgelegd. Thans zijn daaraan toegevoegd de bescheiden (iii), (iv) en (v). Daaronder bevindt zich dus de in een proces-verbaal van bevindingen gerelateerde verklaring van [betrokkene 1] van 23 maart 2009. Deze verklaring ziet echter niet op het feit ten aanzien waarvan herziening wordt aangevraagd. [Betrokkene 1] verklaart immers — kort gezegd — dat zijn broertje op dat moment een straf uitzit, die hij zou moeten uitzitten, omdat hij tijdens zijn aanhouding de persoonsgegevens van zijn broertje, [aanvrager], zou hebben opgegeven. Uit de hiervoor onder (iv) genoemde brief d.d. 24 april 2009 van de Penitentiaire Inrichtingen Midden Holland en het hiervoor onder (v) aangehaalde bewijs van ontslag blijkt dat [aanvrager] op 23 maart 2009 in detentie heeft gezeten voor de zaak met parketnummer 09/092693-00.
9.
De aanhouding terzake van het onderhavige feit heeft plaatsgevonden op 5 februari 2002. Uit de stukken blijkt enkel dat [betrokkene 1] zich naar zijn zeggen meerdere keren heeft uitgegeven voor zijn broer, [aanvrager], zoals op 1 maart 1998 en terzake van het strafbare feit met parketnummer 09/092693-00. Uit de stukken blijkt echter niet dat [betrokkene 1] op 5 februari 2002 de persoonsgegevens van aanvrager heeft gebruikt. Op grond hiervan ben ik van oordeel dat de overgelegde stukken niet geacht kunnen worden om het ernstige vermoeden op te leveren dat de rechter aanvrager zou hebben vrijgesproken als hij van deze stukken op de hoogte was geweest, en dat het herzieningsverzoek ter zake van dit feit wederom moet worden afgewezen.
10.
Deze conclusie strekt ertoe dat de aanvrage tot herziening zal worden afgewezen.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑03‑2010