Rb. Utrecht, 10-11-2009, nr. 16-604045/09 [P]
ECLI:NL:RBUTR:2009:BK2849
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
10-11-2009
- Zaaknummer
16-604045/09 [P]
- LJN
BK2849
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2009:BK2849, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 10‑11‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 10‑11‑2009
Inhoudsindicatie
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechttbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van 70 uur.
Partij(en)
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16-604045/09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 november 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1938] te [woonplaats]
wonende te [adres] [woonplaats], [adres]
raadsman mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal
- 1.
Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 27 oktober 2009, waarbij de officier van justitie, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
[slachtoffer], destijds17 jaar, heeft aangerand in zijn huis, door haar aan te raken en door bovenop haar te gaan liggen.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting, als ook bij de politie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, maar dat dit niet geldt voor alle in de tenlastelegging genoemde feitelijkheden en wijst daarbij op de ontkenning van verdachte dat hij het slachtoffer bij haar bovenbeen heeft aangeraakt en dat hij op en neer gaande bewegingen heeft gemaakt terwijl hij op aangeefster lag. Ook is verdachte niet onverhoeds op aangeefster gaan liggen, omdat hij het haar eerst heeft gevraagd. Daarnaast was verdachte niet de begeleider van het slachtoffer, zij waren gelijkwaardig in functie.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- -
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie , evenals zijn verklaring afgelegd tijdens de terechtzitting van 27 oktober 2009, waar hij heeft verklaard dat hij zijn verklaring zoals hij die bij de politie heeft afgelegd ten gunste van zichzelf uit schaamte voor zijn familie heeft aangepast, door te vertellen dat hij is gestruikeld en zo boven op het slachtoffer is terechtgekomen;
- -
de aangifte van [slachtoffer] .
Bijzondere bewijsoverweging
Gezien de verklaring van verdachte en zijn houding ter terechtzitting waaruit de rechtbank is gebleken dat hij zich erg schaamt over hetgeen hij heeft gedaan, gaat de rechtbank voorbij aan zijn verklaring dat hij aangeefster niet aan haar bovenbeen heeft aangeraakt en dat hij geen heen en weergaande bewegingen heeft gemaakt, op het moment dat hij bovenop haar lag.
De rechtbank houdt het er dan ook voor dat aangeefster over alle details de waarheid heeft gesproken en dat verdachte daarmee ook de handelingen die hij heeft betwist heeft gepleegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 19 november 2008 te [woonplaats], door feitelijkheden [slachtoffer]
(geboren op [1991]) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige
handelingen, immers heeft hij, verdachte
- -
met zijn hand de binnenkant van het bovenbeen, en de buik en borsten van die [slachtoffer] (over haar kleding) streelde/aanraakte en
- -
bovenop die [slachtoffer] ging liggen waarbij hij heen en weer makende bewegingen heeft gemaakt
en bestaande die feitelijkheden uit
- -
het terwijl zij op een massagematras lag onverhoeds aanraken van die [slachtoffer] en
het onverhoeds op die [slachtoffer] gaan liggen en
- -
het ondanks dat die [slachtoffer] zei dat hij, verdachte, dat niet moest doen doorgaan met de hiervoor genoemde ontuchtige handelingen en
- -
het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer] en
- -
het aldus misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen en omstandigheden voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid
4.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
4.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5. De strafoplegging
5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede een werkstraf voor de duur van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis.
Voorts vordert de officier van justitie de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank de officier van justitie in haar eis te volgen. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij wordt opgemerkt dat deze voldoende is onderbouwd. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van een meisje van 17 jaar geschonden. Hierdoor heeft verdachte een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar iedere jongvolwassene recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Ook in dit geval ondervindt het slachtoffer nog steeds hinder van het incident, zo blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring, waarin zij verklaard heeft dat zij nog slechts uitgaat met haar bekende personen, dat zij een psycholoog bezoekt en nog steeds aan hoofdpijn lijdt door onregelmatig en minder uren slapen.
Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan en heeft de bevrediging van zijn eigen gevoelens vooropgesteld.
Voorts neemt de rechtbank het verdachte bijzonder kwalijk dat hij het vertrouwen dat het slachtoffer in (oudere) mannen had op die manier heeft geschaad.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte.
6. De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 359,00.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
7. De wettelijke voorschriften
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- -
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- -
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- -
verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Strafbaarheid
- -
verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- -
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- -
bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- -
veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 70 uren;
- -
beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 35 dagen;
Benadeelde partijen
- -
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 359,00 waarvan € 35,52 ter zake van materiële schade en € 324,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 19 november 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
- -
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- -
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 359,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 7 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- -
bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.E. Bernini, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en
mr. W.P.H. Pronk, rechters, in tegenwoordigheid van C. Lith-van den Brink, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 november 2009.
Mr. Pronk is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.