Zie bijv. HR 7 juni 2005, NJ 2005/448, HR 18 april 2006, NJ 2006/397, m.nt. Buruma, HR 11 december 2007, ECLI:NL:HR:2008:BC1372 en HR 10 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG6562.
HR, 10-01-2017, nr. 15/03063
ECLI:NL:HR:2017:24
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-01-2017
- Zaaknummer
15/03063
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:24, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑01‑2017; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1312, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:1312, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑11‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:24, Gevolgd
- Wetingang
art. 285 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2017-0068
NbSr 2017/27
Uitspraak 10‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Bedreiging, art. 285 Sr. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2014:2916. Uit de gebezigde b.m. kan niet z.m. worden afgeleid dat de inhoud van het sms-bericht ter kennis is gekomen van de bedreigde. De bestreden uitspraak is niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Samenhang met 15/02325.
Partij(en)
10 januari 2017
Strafkamer
nr. S 15/03063
LBS/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 1 mei 2015, nummer 21/002466-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de bewezenverklaring en kwalificatiebeslissing in de zaak met parketnummer 16/198646-13 en de strafoplegging en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring in de zaak met parketnummer 16/198646-13 onvoldoende met redenen is omkleed, nu uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat de inhoud van het sms-bericht ter kennis is gekomen van de dochter van [betrokkene 1] .
2.2.
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 16/198646-13 bewezenverklaard dat:
"hij op 10 december 2012 te Almere de dochter van [betrokkene 1] per sms bericht heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend aan [betrokkene 1] een sms bericht verstuurd met daarin de volgende tekst: "Zeg tege je hoeredochter ik kom nu me jas halen en me tas en ik maak geel kk grappe meer ben het zat wil alles trug kk hoeren dag jullie zijn als [betrokkene 2] nog 1 x tot zo laat blijve op de opvang ik zeg je nu alvast ik vermink jou jankedochter"."
2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"6. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 december 2012 (pagina 3-5 van zaaksdossiernummer PL2540 2012087891), inhoudende - zakelijk weergegeven -
als verklaring van aangeefster [betrokkene 1] :
Ik wil aangifte doen van bedreiging door de ex van mijn dochter [betrokkene 2] . Zijn naam is [verdachte] . De bedreiging van [verdachte] is nu al twee maanden aan de gang. Het telefoonnummer waarmee [verdachte] de berichten verstuurt is [06-001] . Op 10 december 2012 om 17:05 uur kreeg ik op mijn telefoon een sms bericht van [verdachte] . Direct daarna kreeg ik nog een bericht van hem. De tekst daarvan was:
"Zeg tegen je hoerendochter ik kom nu mijn jas halen en mijn tas en ik maak geen kanker grappen meer, ben het zat wil alles terug kanker hoeren dat jullie zijn, als [betrokkene 2] nog 1 keer tot zo laat blijven op de opvang, ik zeg je nu alvast, ik vermink jou kanker dochter".
7. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 december 2012 (pagina 9-10 van zaaksdossiernummer PL2540 2012087891), inhoudende - zakelijk weergegeven gegeven -
als verklaring van aangeefster [betrokkene 2] :
Op maandag 10 december 2012 heb ik van 08:00 tot en met 15:40 stage gelopen op basisschool [A] in Almere Buiten. Daarna ben ik naar huis gegaan. Mijn moeder, [betrokkene 1] , was toen ook thuis. Omstreeks 18:00 uur hoorde ik de huistelefoon rinkelen. Mijn moeder nam op. Ik hoorde dat [verdachte] aan de andere kant hing. Mijn moeder vertelde mij dat [verdachte] mij had bedreigd.
8. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2012 (pagina 17 van zaaksdossiernummer PL2540 2012087891) inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als bevinding van verbalisanten of een van hen:
Op maandag 10 december 2012 is door mij, verbalisant [verbalisant 1] , een telefoon aangetroffen bij [verdachte] . Ik zag dat in die telefoon het volgende sms-bericht stond:"Zeg tege je hoeredochter ik kom nu me jas halen en me tas en ik maal geel kk grappe meer ben het zat wil alles trug kk hoeren dag jullie zijn als [betrokkene 2] nog 1 x tot zo laat blijve op de opvang ik zeg je nu alvast ik vermink jou jankedochter".
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat dit bericht is verzonden op maandag 10 december 2012 te 17:05 uur naar ene [betrokkene 1] , voorzien van telefoonnummer [06-002] .
9. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2012 (pagina 18 van zaaksdossiernummer PL2540 2012087891) inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als bevinding van verbalisant:
Ik vroeg aan de aangeefster, [betrokkene 1] , op welk telefoonnummer zij deze berichten kreeg. Ik hoorde haar zeggen dat dit het nummer [06-002] betrof."
2.4.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging, waardoor bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. (Vgl. HR 7 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2916, NJ 2014/489.)
2.5.
Aangezien uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer kan worden afgeleid dat de inhoud van het sms-bericht ter kennis is gekomen van de dochter van [betrokkene 1] , is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.6.
Het middel slaagt.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het in de zaak met parketnummer 16/198646-13 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-presiden W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2017.
Conclusie 22‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Bedreiging, art. 285 Sr. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2014:2916. Uit de gebezigde b.m. kan niet z.m. worden afgeleid dat de inhoud van het sms-bericht ter kennis is gekomen van de bedreigde. De bestreden uitspraak is niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Samenhang met 15/02325.
Nr. 15/03063 Zitting: 22 november 2016 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 1 mei 2015 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, wegens, in de zaak met parketnummer 16-198780-13, “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd” en, in de zaak met parketnummer 16-198646-13, “bedreiging met zware mishandeling” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van veertig uren (te vervangen door twintig dagen hechtenis).
Deze zaak hangt samen met de zaak tegen de verdachte die onder nr. 15/02325 bij de Hoge Raad aanhangig is. In deze laatste zaak, waarin door de verdediging geen schriftuur met cassatiemiddelen is ingediend, zal ik vandaag ook concluderen.
Namens de verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel bevat een klacht over de bewezenverklaring in de zaak met parketnummer 16-198646-13. Volgens de steller van het middel heeft het hof uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kunnen afleiden dat de in de tenlastelegging genoemde dreigende inhoud van een sms-bericht van de verdachte het slachtoffer daadwerkelijk heeft bereikt.
4.1. In de zaak met parketnummer 16-198646-13 is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
“hij op of omstreeks 10 december 2012 te Almere [betrokkene 1] en/of haar dochter (per sms bericht) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een sms bericht verstuurd met daarin de volgende tekst: “Zeg tege je hoeredochter ik kom nu me jas halen en me tas en ik maak geel kk grappe meer ben het zat wil alles terug kk hoeren dag jullie zijn als [betrokkene 2] nog 1 x tot zo laat blijve op de opvang ik zeg je nu alvast ik vermink jou jankedochter”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.”
4.2. Het hof heeft in de genoemde zaak ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 10 december 2012 te Almere de dochter van [betrokkene 1] per sms bericht heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend aan [betrokkene 1] een sms bericht verstuurd met daarin de volgende tekst: “Zeg tege je hoeredochter ik kom nu me jas halen en me tas en ik maak geel kk grappe meer ben het zat wil alles terug kk hoeren dag jullie zijn als [betrokkene 2] nog 1 x tot zo laat blijven op de opvang ik zeg je nu alvast ik vermink jou jankedochter.”
4.3. Deze bewezenverklaring steunt op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen:
“6. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 december 2012 (pagina 3-5 van zaaksdossiernummer PL2540 2012087891), inhoudende - zakelijk weergegeven -
als verklaring van aangeefster [betrokkene 1]:
Ik wil aangifte doen van bedreiging door de ex van mijn dochter [betrokkene 2]. Zijn naam is [verdachte]. De bedreiging van [verdachte] is nu al twee maanden aan de gang. Het telefoonnummer waarmee [verdachte] de berichten verstuurt is [06-001]. Op 10 december 2012 om 17:05 uur kreeg ik op mijn telefoon een sms bericht van [verdachte]. Direct daarna kreeg ik nog een bericht van hem. De tekst daarvan was:
“Zeg tegen je hoerendochter ik kom nu mijn jas halen en mijn tas en ik maak geen kanker grappen meer, ben het zat wil alles terug kanker hoeren dat jullie zijn, als [betrokkene 2] nog 1 keer tot zo laat blijven op de opvang, ik zegje nu alvast, ik vermink jou kanker dochter".
7. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 december 2012 (pagina 9-10 van zaaksdossiernummer PL2540 2012087891), inhoudende - zakelijk weergegeven gegeven -
als verklaring van aangeefster [betrokkene 2]:
Op maandag 10 december 2012 heb ik van 08:00 tot en met 15:40 stage gelopen op basisschool [A] in Almere Buiten. Daarna ben ik naar huis gegaan. Mijn moeder, [betrokkene 1], was toen ook thuis. Omstreeks 18:00 uur hoorde ik de huistelefoon rinkelen. Mijn moeder nam op. Ik hoorde dat [verdachte] aan de andere kant hing. Mijn moeder vertelde mij dat [verdachte] mij had bedreigd.
8. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2012 (pagina 17 van zaaksdossiernummer PL2540 2012087891) inhoudende - zakelijk weergegeven
als bevinding van verbalisanten of een van hen:
Op maandag 10 december 2012 is door mij, verbalisant [verbalisant 1], een telefoon aangetroffen bij [verdachte]. Ik zag dat in die telefoon het volgende sms-bericht stond:
“Zeg tege je hoeredochter ik kom nu me jas halen en me tas en ik maal geel kk grappe meer ben het zat wil alles trug kk hoeren dag jullie zijn als [betrokkene 2] nog 1 x tot zo laat blijve op de opvang ik zegje nu alvast ik vermink jou jankedochter”.
Ik, verbalisant [verbalisant 2], zag dat dit bericht is verzonden op maandag 10 december 2012 te 17:05 uur naar ene [betrokkene 1], voorzien van telefoonnummer [06-002].
9. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2012 (pagina 18 van zaaksdossiernummer PL2540 2012087891) inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als bevinding van verbalisant:
Ik vroeg aan de aangeefster, [betrokkene 1], op welk telefoonnummer zij deze berichten kreeg. Ik hoorde haar zeggen dat dit het nummer [06-002] betrof.”
4.4.
Bij de beoordeling van het middel dient te worden vooropgesteld dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van een dergelijke bedreiging. Daarbij geldt dat de bedreiging van dien aard moet zijn geweest en onder zodanige omstandigheden moet zijn geschied, dat bij het slachtoffer de redelijke vrees kon ontstaan dat de zware mishandeling waarmee werd gedreigd ook daadwerkelijk zou worden gepleegd.1.
4.5.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan, voor zover hier van belang, volgen
(i) dat de verdachte op 10 december 2012 om 17:05 uur een sms-bericht met de in de tenlastelegging genoemde dreigende inhoud naar de moeder van het slachtoffer heeft gestuurd (zie de bewijsmiddelen 6, 8 en 9);
(ii) dat het slachtoffer op 10 december 2012 rond 18:00 uur heeft gehoord dat haar moeder een telefoongesprek met de verdachte had (zie bewijsmiddel 7);
(iii) dat de moeder na het betreffende telefoongesprek aan het slachtoffer heeft verteld dat de verdachte een bedreiging met betrekking tot het slachtoffer had geuit (zie wederom bewijsmiddel 7).
Het hof heeft in zijn arrest geen nadere bewijsmotivering opgenomen.
4.6.
De vraag is nu in de eerste plaats of het hof de onder (iii) genoemde omstandigheid zo heeft kunnen opvatten, dat de door de moeder aan het slachtoffer gemelde bedreiging betrekking had op de bedreiging uit het onder (i) genoemde sms-bericht en dus niet op enige tijdens het onder (ii) genoemde telefoongesprek geuite bedreiging. Indien het antwoord op deze vraag bevestigend luidt, is in de tweede plaats relevant of het hof uit de gebezigde bewijsmiddelen ook heeft kunnen afleiden dat het slachtoffer wist dat het bij het verstuurde sms-bericht om een bedreiging met zware mishandeling ging.
4.7.
Naar mijn mening moeten deze vragen ontkennend worden beantwoord en is het middel gegrond. Voor zover al geredeneerd zou kunnen worden dat het hof in de als bewijsmiddel 7 gebruikte verklaring van het slachtoffer heeft kunnen lezen dat de opmerking van de moeder van het slachtoffer over een bedreiging door de verdachte betrekking had op het sms-bericht dat zij van de verdachte had gekregen, levert een blik achter de papieren muur hiervoor geen steun. Het door het hof gebruikte gedeelte van deze verklaring luidt in zijn geheel:
“Omstreeks 18:00 uur hoorde ik de huistelefoon rinkelen. Mijn moeder nam de telefoon op. Ik hoorde dat [verdachte] aan de andere kant van de lijn hing met mijn moeder. Ik hoorde hem zeggen dat hij langs wilde komen en ik hoorde dat hij onze dochter [betrokkene 2] wilde zien. Ik hoorde dat mijn moeder rustig was en ik hoorde mijn moeder antwoorden, dat hij beter een andere dag langs kon komen en dat het nu niet handig was als hij langs zou komen. Ik hoorde mijn moeder na het telefoongesprek met [verdachte] zeggen dat [verdachte] mijn moeder en mij telefonisch had bedreigd. Mijn moeder vertelde mij niet waar hij mee had gedreigd. Ik zag en hoorde dat mijn moeder na dit telefoongesprek de politie belde. Ik zag en hoorde dat mijn moeder de politie meerdere keren belde. Dit omdat het voor ons gevoel heel erg lang duurde en wij waren echt bang dat [verdachte] ons wat aan zou gaan doen.”
4.8.
Uit deze verklaring kan onder meer worden opgemaakt dat het slachtoffer het eerdergenoemde telefoongesprek tussen haar moeder en de verdachte voor een belangrijk deel heeft kunnen volgen, maar dat dit gesprek op zichzelf genomen niet zonder meer bedreigend van aard was.
4.9.
Voor zover het hof heeft geoordeeld dat de door de moeder direct na het telefoongesprek gemelde bedreiging betrekking had op de bedreiging uit het eerdere sms-bericht, dan kan hier nog niet uit volgen dat het slachtoffer op enig moment ook van de concrete dreigende inhoud van het sms-bericht op de hoogte is geraakt. Uit het door het hof gebruikte bewijsmiddel 7 kan dat niet blijken, terwijl de verklaring van het slachtoffer waar bewijsmiddel 7 aan ontleend is, met zoveel woorden inhoudt dat het slachtoffer van haar moeder niet te horen heeft gekregen waar de verdachte mee had gedreigd.
4.10.
Het middel slaagt.
5. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend wat betreft de bewezenverklaring en kwalificatiebeslissing in de zaak met parketnummer 16-198646-13 en de strafoplegging en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑11‑2016