Rb. Rotterdam, 08-08-2007, nr. 250273 / HA ZA 05-3293
ECLI:NL:RBROT:2007:BB6037
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
08-08-2007
- Zaaknummer
250273 / HA ZA 05-3293
- LJN
BB6037
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2007:BB6037, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 08‑08‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 08‑08‑2007
Inhoudsindicatie
Vordering tot schadevergoeding wegens gebreken aan tegelvloer (met name onvlakheid). Bespreking verweren, toewijzing vordering. Schade zoals begroot door deskundige.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 250273 / HA ZA 05-3293
Uitspraak: 8 augustus 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Rotterdam,
eiseres,
procureur mr. M.I. Agema,
advocaat mr. J.J.S. Engelvaart te Oud-Beijerland,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UTBERG WAND-, VLOER-, EN BADKAMERSPECIALIST B.V.,
gevestigd te Spijkenisse,
gedaagde,
procureur mr. H.L. Verweel,
advocaat mr. P. Smit te Spijkenisse.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiseres]" respectievelijk "Utberg".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- -
dagvaarding d.d. 15 november 2005 en de door [eiseres] overgelegde producties;
- -
conclusie van antwoord, met producties;
- -
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 22 februari 2006, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- -
brief van mr. Agema van 9 januari 2007, met als bijlage het deskundigenrapport van IACT B.V. van 18 september 2006;
- -
proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 15 juni 2007;
- -
proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 4 juli 2007.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
[eiseres] en Utberg hebben op 12 januari 2005 een overeenkomst gesloten, op grond waarvan Utberg – onder meer – een tegelvloer zou leggen in de woonkamer, entree, keuken en toilet van de woning aan de [straat en huisnummer] te [gemeente].
2.2
De prijs voor de totale offerte bedroeg inclusief BTW € 13.400,-. Daarvan was een bedrag van € 9.245,50 bestemd voor andere werkzaamheden, zodat de aanneemsom voor de vloer € 4.154,40 bedroeg. [eiseres] heeft het bedrag van € 13.400,- op 11 maart 2005 aan Utberg voldaan.
2.3
Aan het eind van week 7 (in februari) van 2005 heeft Utberg de vloer gelegd. Na klachten van [eiseres] heeft Utberg deze vloer afgekeurd. Vervolgens heeft Utberg opnieuw een tegelvloer gelegd met tegels van 60x40 cm en een extra dekvloer tussen het isolatiemateriaal en de tegels. Deze vloer is 12 juli 2005 opgeleverd.
2.4
In juli en augustus 2005 hebben Utberg en (de advocaat van) [eiseres] over en weer brieven gestuurd. [eiseres] heeft in die brieven geklaagd over (onder meer) gebreken aan de opnieuw gelegde tegelvloer. Utberg heeft zich in de correspondentie op het standpunt gesteld dat de opnieuw gelegde vloer er goed in lag, op vier tegels in de hal na.
2.5
Op verzoek van [eiseres] heeft ir. H. Brummel van Bouwtechnologie RDA B.V. (hierna: RDA) de tegelvloer beoordeeld. RDA is in zijn rapport van 22 september 2005 tot de conclusie gekomen dat de tegelvloer ‘praktisch onbruikbaar’ is. De kosten van herstel (bestaande uit slopen en opnieuw leggen) worden door RDA begroot op € 10.570,18 inclusief BTW. Het rapport van RDA is door de advocaat van [eiseres] op 31 oktober 2005 aan Utberg gestuurd. In de begeleidende brief heeft de advocaat van [eiseres] Utberg verzocht om binnen 8 dagen na dagtekening van de brief het schadebedrag van € 11.916,33 aan [eiseres] te betalen, zijnde de door RDA begrote herstelkosten vermeerderd met de kosten van deskundige en advocaat. Tevens is de wettelijke rente aangezegd.
2.6
Op verzoek van Utberg heeft de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht bevolen. Als deskundige is benoemd ir. P.P.J. Lahaye, die werkzaam is bij IACT B.V. (hierna: het IACT). Op 31 augustus 2006 is de tegelvloer in aanwezigheid van [eiseres], Utberg en hun advocaten geïnspecteerd door de heer P.J. Bakker, senior schadedeskundige van de afdeling Schade-Expertise van het IACT en assistent van Lahaye. Door het IACT is een rapport uitgebracht op 18 september 2006. In dit rapport komt het IACT (kort en zakelijk weergegeven) tot de conclusie dat de vloer vanwege meerdere knelpunten niet deugdelijk is gelegd en dat herstel alleen mogelijk is door uitname van de extra dekvloer en de daarop aangebrachte tegelvloer. De kosten van herstel (bestaande uit slopen en opnieuw leggen) worden door het IACT begroot op € 8.780,12 inclusief BTW.
3. De vordering
De vordering luidt om bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- a)
te verklaren voor recht dat Utberg om redenen als in het lichaam van de dagvaarding is bedoeld jegens [eiseres] toerekenbaar is tekortgeschoten, althans jegens [eiseres] een onrechtmatige daad heeft gepleegd;
- b)
Utberg te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 12.868,33, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 november 2005, tot aan de dag der algehele voldoening;
- c)
Utberg te veroordelen in de kosten van dit geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiseres] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1
Utberg is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de onder 2.1 genoemde overeenkomst met [eiseres]. De opnieuw gelegde tegelvloer bevat dusdanig veel gebreken, dat deze als onbruikbaar kan worden bestempeld. De vloer moet worden vervangen.
3.2
De kosten van herstel/ vervanging kunnen op grond van het rapport van RDA worden vastgesteld op € 10.570,18. Utberg moet dit bedrag als schadevergoeding aan [eiseres] betalen, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.3
Daarnaast moet Utberg € 577,15 betalen voor de kosten van de deskundige en € 769,00 voor advocaatkosten.
3.4
[eiseres] maakt voorts aanspraak op buitengerechtelijke kosten ad € 952,00.
4. Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiseres] in de kosten van het geding.
Utberg heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1
Utberg is niet tekortgeschoten.
4.2
[eiseres] is in schuldeisersverzuim geraakt doordat zij niet wilde meewerken aan herstel, in het bijzonder omdat zij geen plinten wilde laten aanbrengen en niet mee wilde werken aan het herstel van de wandcontactdoos.
4.3
Er zijn geen buitengerechtelijke kosten gemaakt, althans niet ter hoogte van het gevorderde bedrag.
4.4
Voor wat betreft de gevorderde advocaatkosten voorziet de regeling in artikel 237 e.v. RV in een vergoeding. Deze kosten komen niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking.
5. De beoordeling
5.1
[eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat Utberg tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder de onder 2.1 genoemde overeenkomst, doordat Utberg een vloer heeft gelegd die zoveel gebreken bevat dat deze als onbruikbaar moet worden aangemerkt. Het rapport van het IACT bevat constateringen die in lijn zijn met de stelling van [eiseres]. In het rapport van het IACT staat onder 4.1: “De vloer is vanwege meerdere knelpunten niet deugdelijk gelegd. Het handelt hierbij zowel om technische als esthetische gebreken, (…)” en onder 4.3: “De gebreken als genoemd in het voorgaande, zijn veroorzaakt door een ondeskundige (…) en onzorgvuldige (…) verwerking.”. Tenslotte staat in het rapport van het IACT onder 4.4: “Ten gevolge van de cumulatie van gebreken is een technisch en esthetisch deugdelijke oplossing alleen mogelijk middels een volledige uitname van de gerealiseerde extra dekvloer en de daarop aangebrachte tegelvloer.” Uit de stellingen van [eiseres], bezien in het licht van het rapport van het IACT, komt naar voren dat de gebreken die de vloer volgens [eiseres] onbruikbaar maken, vooral betrekking hebben op de vlakheid van de vloer en de onzorgvuldige uitvoering.
5.2
Het IACT heeft in de woonkamer en de keuken een aantal onvlakheden gemeten van meer dan 1 mm. Deze onvlakheden heeft het IACT aangemerkt als overschrijdingen van de vlakheidstolerantie. Utberg heeft de gemeten onvlakheden op zichzelf niet betwist. Volgens Utberg vallen onvlakheden van de gemeten omvang echter binnen de marges, zodat de vloer acceptabel is. Aldus betwist Utberg de door het IACT aangehouden vlakheidstoleranties.
In paragraaf 2.1 van haar rapport heeft het IACT uiteengezet dat en waarom zij in dit geval als tolerantie 1 mm heeft aangehouden. Het enige wat Utberg hier tegenover heeft gesteld, zijn schriftelijke verklaringen d.d. 28 december 2005 van haar werknemers Heijneman, Kreft en Moulakis waarin staat (kort en zakelijk samengevat) dat zij van mening zijn dat de vloer wel acceptabel is. Daarmee heeft Utberg – tegenover het onderbouwde rapport van de onafhankelijke, door de rechtbank benoemde, deskundige – onvoldoende gemotiveerd betwist dat als tolerantie 1 mm moet worden aangehouden. Bij het beoordelen van de deugdelijkheid van het uitgevoerde werk zal de rechtbank het oordeel van het IACT ter zake tot uitgangspunt nemen. Nu niet is betwist dat meerdere onvlakheden zijn gemeten die de tolerantie van 1 mm overschrijden, gaat het verweer van Utberg dat de gemeten onvlakheden acceptabel zouden zijn, niet op.
5.3
Utberg heeft aangevoerd dat het onvlak zijn van de tegels in de hal door (de zoon van) [eiseres] zelf is veroorzaakt. Op zichzelf is dit door [eiseres] niet betwist. Ter comparitie heeft [eiseres] hierover verklaard dat zij het onvlak liggen van deze tegels in de hal, in verhouding tot de andere gebreken, geen groot probleem vond en dat zij daarom heeft gezegd dat Utberg die tegels kon laten zitten. Uit paragraaf 3.3 van het rapport van het IACT (blz. 8) blijkt dat de gemeten hoogteverschillen zich bevinden in de keuken en de woonkamer. De tegels in de hal worden daarin niet genoemd. Uit het voorgaande volgt dat de onvlakheid in de hal geen deel uitmaakt van het complex van gebreken dat [eiseres] aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd. De stellingen over de tegels in de hal kunnen daarom verder onbesproken blijven.
5.4
Wat betreft de uitvoering overweegt de rechtbank het volgende. Uit (met name) het rapport van het IACT komt naar voren dat een groot deel van de uitvoeringsfouten in verband staat met de keuze van Utberg om een dekvloer aan te brengen, zonder de oorspronkelijke dekvloer te verwijderen, waardoor de vloer in zijn geheel hoger is komen te liggen. Op bladzijde 17 staat hierover: “In het onderhavige geval heeft Utberg, (…), de oorspronkelijke dekvloer in stand gehouden, waardoor de definitieve vloerafwerking omhoog komt ten opzichte van het oorspronkelijke peil. Aanpassingen zijn hierdoor nodig o.a. aan de deuren, die ingekort moeten worden, drempels die ontstaan bij overgangen naar ruimten alwaar geen gelijksoortige afwerking wordt aangebracht, plinten bij het keukenblok en plinten bij wandafwerkingen.”
Utberg heeft als verweer aangevoerd dat zij niet tekort is geschoten omdat vooraf is besproken dat de vloer hoger zou komen te liggen. [eiseres] heeft echter niet het hoger liggen van de vloer als zodanig aan haar vordering ten grondslag gelegd maar de wijze waarop de (ophoging van de) vloer is uitgevoerd en afgewerkt. Of Utberg van tevoren heeft gezegd dat de vloer hoger zou komen te liggen (hetgeen [eiseres] heeft betwist), heeft geen betekenis voor de vraag of die verhoging deugdelijk is uitgevoerd en kan daarom verder in het midden blijven.
Dat de verhoging onzorgvuldig is uitgevoerd, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het rapport van het IACT. Immers, op bladzijde 17 staat hierover: “Dat bij het aanbrengen van een dergelijke, verhoogde afwerking willekeurige electriciteits-/telefoonleidingen en contactdozen deels worden ingestort is in het geheel niet gangbaar. Deze dienen losgemaakt en verwijderd te worden, zodat deze naderhand weer boven de vloerafwerking aangebracht kunnen. (…) In het onderhavige geval is een CV-leiding deels ingewerkt in de tegel-/dekvloer wat naast een esthetisch gebrek een ernstig technisch gebrek vormt: hier is een ernstig “geluidslek” aanwezig.”
5.5
Utberg heeft aangevoerd dat [eiseres] heeft ingestemd met het instorten van de snoeren en CV-leidingen, doordat haar zoon tijdens het aanbrengen van de dekvloer niet heeft geprotesteerd. Dit verweer gaat echter niet op. Blijkens het rapport van het IACT is het instorten van snoeren en leidingen een “geheel onwenselijke” (blz. 17) uitvoeringsfout. Instemming daarmee kan niet worden afgeleid uit het gegeven dat de zoon van [eiseres] tijdens het aanbrengen van de dekvloer geen bezwaren heeft geuit. Van een aannemer mag worden verwacht dat als hij iets op wil lossen op een manier die ongebruikelijk (en zelfs “geheel onwenselijk”) is, hij dat expliciet en met bespreking van alternatieven voorlegt aan de opdrachtgever zelf (of iemand waarvan de vertegenwoordigingsbevoegdheid evident is). Dat heeft Utberg niet gedaan, zodat zij zich nu niet op instemming zijdens [eiseres] kan beroepen.
5.6
Uit het rapport van het IACT, waarvan de rechtbank blijkens het voorgaande de conclusies onderschrijft en tot de hare maakt, blijkt dat het gaat om een vloer die vanwege een optelsom van gebreken, vooral betreffende de vlakheid en de uitvoering van de (ophoging van de) vloer, als onbruikbaar moet worden aangemerkt. Daarom kan het betoog van Utberg (in de conclusie van antwoord vanaf 19) dat elk gebrek afzonderlijk een gering gebrek is dat het slopen en opnieuw leggen van de vloer niet rechtvaardigt haar niet baten. Gelet op het gegeven dat de vloer vanwege een optelsom van gebreken als onbruikbaar moet worden aangemerkt, kunnen de gebreken niet afzonderlijk van elkaar worden gewaardeerd.
5.7
Utberg heeft een beroep gedaan op schuldeisersverzuim zijdens [eiseres], omdat zij geen plinten wilde laten aanbrengen en Utberg niet in de gelegenheid wilde stellen om de wandcontactdoos te herstellen. Utberg heeft in dit kader gesteld dat de vloer aan de zijkanten messcherpe en opstaande randen vertoont. Volgens Utberg is het gebruikelijk om die randen af te dekken met plinten, zodat daarvan geen hinder ondervonden wordt.
Van schuldeisersverzuim aan de zijde van [eiseres] zou alleen dan sprake kunnen zijn, indien zij ten onrechte een behoorlijk aanbod tot nakoming heeft geweigerd. Van een dergelijk behoorlijk aanbod is geen sprake. Immers, de vloer is blijkens het rapport van het IACT onbruikbaar vanwege “meerdere knelpunten” (blz. 15 onder 4.1). De enige herstelmogelijkheid is volgens zowel RDA als het IACT het verwijderen en opnieuw leggen van de vloer. Met het aanbrengen van plinten en herstel van de wandcontactdoos zou Utberg haar verplichtingen derhalve nog steeds niet volledig zijn nagekomen. Schuldeisersverzuim is derhalve niet aan de orde.
5.8
Uit het voorgaande volgt dat de onbruikbaarheid van de vloer een toerekenbare tekortkoming van Utberg oplevert. [eiseres] heeft onder a) gevorderd om voor recht te verklaren dat Utberg jegens haar tekort is geschoten. Gesteld noch gebleken is echter dat [eiseres] een afzonderlijk belang heeft bij een verklaring voor recht. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
5.9
Haar tekortkoming verplicht Utberg om de schade die [eiseres] als gevolg daarvan lijdt, te vergoeden. Volgens het IACT is de enige herstelmogelijkheid het verwijderen en opnieuw leggen van de vloer. Gesteld noch gebleken is dat er andere – minder kostbare – herstelmogelijkheden zijn. Het IACT heeft de herstelkosten begroot op € 8.780,12 inclusief BTW. Ter comparitie is namens Utberg verklaard dat zij ook rond de € 8.000,- zou uitkomen als een offerte gemaakt moest worden voor het slopen en opnieuw leggen van de vloer. Op grond van het voorgaande zal de schade begroot worden in overeenstemming met het rapport van het IACT, zijnde de onafhankelijke door de rechtbank benoemde deskundige. Dat betekent dat een schadevergoeding zal worden toegewezen van € 8.780,12 inclusief BTW. De gevorderde wettelijke rente is niet betwist, zodat die zal worden toegewezen zoals gevorderd.
5.10
Naast de herstelkosten heeft [eiseres] vergoeding gevorderd van de kosten van de door haar ingeschakelde deskundige ad € 577,15. Utberg heeft deze kosten niet betwist, terwijl het op zich redelijk was dat [eiseres] een deskundige inschakelde ter vaststelling van de gebreken en de schade, zodat dit bedrag op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW als schadevergoeding zal worden toegewezen.
5.11
Tegen de vordering ter zake van buitengerechtelijke incassokosten heeft Utberg aangevoerd dat [eiseres] met een toevoeging procedeert en derhalve zelf geen kosten heeft gemaakt in het kader van de buitengerechtelijke werkzaamheden van haar advocaat. Tegenover deze betwisting is gesteld noch gebleken dat door [eiseres] buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt die niet worden gedekt door de definitieve toevoeging die haar is verleend op grond van de Wet op de Rechtsbijstand. Dit onderdeel van de vordering zal dus worden afgewezen.
5.12
Wat betreft de gevorderde advocaatkosten heeft Utberg terecht als verweer aangevoerd dat de artikelen 237 e.v. RV in een regeling voor gemaakte advocaatkosten voorzien en dat deze kosten niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen. Ook dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
5.13
Utberg zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].
6. De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt Utberg om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen het bedrag van € 9.357,27 (zegge: negenduizend driehonderdzevenenvijftig euro en zevenentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW vanaf 8 november 2005;
veroordeelt Utberg in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] bepaald op € 1.283,60, waarvan te voldoen:
- a.
aan de griffier van deze rechtbank (rekeningnummer 19 23 25 892, ten name van MvJ Arrondissement Rotterdam [545]), onder vermelding van zaak- en rolnummer):
€ 147,- aan in debet gesteld vast recht;
€ 85,60 aan in debet gestelde kosten voor de deurwaarder;
€ 904,- aan salaris voor de procureur
- -
---------+
€ 1.136,60
- b.
aan de procureur van [eiseres]:
€ 147,- voor het niet in debet gestelde deel van het vast recht;
verklaart dit vonnis voorzover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Lablans.
Uitgesproken in het openbaar.
1488/106