Belastingadvies 2017/10.10
Hoge Raad licht criteria bij bestuurdersaansprakelijkheid toe
HR 31-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:530
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 maart 2017
- Zaaknummer
15/02939
- JCDI
JCDI:ADS926418:1
- Vakgebied(en)
Invordering / Aansprakelijkheid
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:530, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑03‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑04‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:204, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑03‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑08‑2015
- Wetingang
Art. 36 IW 1990
Essentie
De Hoge Raad oordeelt allereerst dat de heer X niet verplicht is om op eigen initiatief de ontvanger te informeren over de handelwijze van de bank. In zoverre is er dan ook geen sprake van onbehoorlijk bestuur. Aansprakelijkstelling voor invorderingsrente kan pas aan de orde komen als de ontvanger die rente bij beschikking heeft vastgesteld, aldus de Hoge Raad. Ten aanzien van de vragen of er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur ten aanzien van de naheffingsaanslagen waarvoor de betalingstermijn in faillissement verliep en of in strijd is gehandeld met het gelijkheidsbeginsel, oordeelt de Hoge Raad dat de uitspraak ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.