De inhoud van de (omstreden A-materiaal bevattende) enveloppen 23–29 is als ik het goed zie niet op 21 november 2007 behandeld, dit in tegenstelling tot de inhoud van de enveloppen 5 en 7.
HR, 07-12-2010, nr. 08/00786 B
ECLI:NL:HR:2010:BK9099
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-12-2010
- Zaaknummer
08/00786 B
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BK9099
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BK9099, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑12‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK9099
ECLI:NL:PHR:2010:BK9099, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑01‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BK9099
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑12‑2010
Inhoudsindicatie
Kinderporno. Vordering OvJ ex art. 552f Sv. Samenhang met 08/00787B. Gelet op het arrest van de HR in die zaak, gepubliceerd onder LJN BO6446 worden de middelen in de onderhavige zaak met 81RO afgedaan.
7 december 2010
Strafkamer
nr. 08/00786 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam van 2 januari 2008, nummer RK 1223/05, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. A.E.M. Röttgering, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking, doch alleen voor zover het Hof het verzoek van klager tot teruggave heeft afgewezen en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam of een ander hof teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
1.2. De raadsvrouwe heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gelet op HR 7 december 2010, nr. 08/00787 B, LJN BO6446 en gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2010.
Conclusie 12‑01‑2010
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Klager]
1.
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft — na verwijzing door de Hoge Raad bij beschikking van 4 januari 2005, nr. 01228/04 B — een verzoek tot teruggave van onder verzoeker inbeslaggenomen voorwerpen afgewezen voor zover het betrekking had op door het Hof als kinderporno aangemerkt materiaal, en heeft de teruggave gelast van het overig onder verzoeker inbeslaggenomen materiaal.
2.
Er bestaat samenhang met de zaak met nummer 08/00787 B. In Beide zaken zal ik vandaag concluderen.
3.
Namens verdachte heeft mr. A.E.M. Röttgering, advocaat te Amsterdam, vier middelen van cassatie voorgesteld.
4.
De middelen klagen over de afwijzing door het Hof van het verzoek van klager tot teruggave van onder hem inbeslaggenomen voorwerpen. De onderbouwing van deze middelen en de toelichtingen daarop zijn inhoudelijk geheel gelijk aan de onderbouwing en toelichtingen van de middelen zoals die in de met de onderhavige zaak samenhangende zaak zijn gegeven. In mijn conclusie in deze samenhangende zaak heb ik deze uitvoerig besproken. Gelet op de inhoudelijke samenhang, het feit dat beide zaken dezelfde klager betreffen en de middelen van cassatie door dezelfde advocaat zijn voorgesteld, volsta ik hier met een weergave van de middelen en vermelding van de wijze waarop deze naar mijn oordeel dienen te worden afgedaan, en veroorloof ik mij voor de inhoudelijke bespreking van de middelen naar de conclusie in de samenhangende zaak te verwijzen.
5.
Het eerste middel klaagt dat het Hof bij de beoordeling of het onder klager inbeslaggenomen materiaal kan worden aangemerkt als afbeeldingen van seksuele gedragingen als bedoeld in artikel 240b Sr een onjuiste maatstaf heeft aangelegd, althans dat het zijn oordeel in zoverre onvoldoende heeft gemotiveerd.
6.
Voor zover het middel klaagt over de onbegrijpelijkheid van 's Hofs oordeel vanwege de vaagheid van de gehanteerde maatstaven, slaagt het met uitzondering van die gevallen waarin dat oordeel betrekking heeft op materiaal waarvan het Hof heeft vastgesteld dat daarop seksuele handelingen zijn afgebeeld.
7.
Het tweede middel klaagt dat onbegrijpelijk is dat het Hof het verzoek tot teruggave van de als kinderporno aangemerkte afbeeldingen heeft afgewezen, nu de verdachte heeft aangeboden het materiaal, voor zover van wetenschappelijk belang, ter beschikking te stellen aan het IHLIA dan wel het IISG, waardoor er geen sprake (meer) zou zijn van ongecontroleerd bezit in de zin van artikel 36d Sr.
8.
Het middel slaagt.
9.
Het derde middel klaagt dat het Hof in strijd met de artikelen 116 jo. 552a Sv het verzoek tot teruggave ook ongegrond heeft verklaard voor zover dit betrekking had op afbeeldingen die niet onder art. 240b Sr vallen, althans dat 's Hofs oordeel in zoverre onbegrijpelijk is.
10.
Het middel heeft daarbij enerzijds het oog op 's Hofs oordeel dat het verzoek tot teruggave moet worden afgewezen ten aanzien van gehele stroken of bladen, ook al heeft het Hof (slechts) één of (slechts) enkele opnamen daarvan als kinderporno aangemerkt, en anderzijds 's Hofs oordeel dat het verzoek tot teruggave ten aanzien van hele series van afbeeldingen moet worden afgewezen, ook al heeft het Hof (slechts) één of enkele van de afbeeldingen van die series als kinderporno gekwalificeerd.
11.
Het middel slaagt voor zover het klaagt over 's Hofs oordeel dat de foto's geen afzonderlijke beoordeling behoeven nu zij deel uitmaken van een serie.
12.
Het vierde middel klaagt dat onbegrijpelijk is dat het Hof het verzoek tot teruggave van het fotomateriaal met nummers 13.6 en 17 heeft afgewezen, althans dat het Hof zijn beslissing in zoverre onvoldoende heeft gemotiveerd.
13.
Het middel slaagt voor zover het betrekking heeft op het oordeel van het Hof ten aanzien van het fotomateriaal onder nummer 13.6.
14.
Het eerste, derde en vierde middel slagen gedeeltelijk. Het tweede middel slaagt in zijn geheel. Hoewel de Hoge Raad, als hij mijn oordeel ten aanzien van het tweede middel volgt, zich op grond van doelmatigheidsoverwegingen tot de bespreking van dat middel zou kunnen beperken, komt een bespreking van de andere middelen mij desalniettemin gewenst voor. Dit zowel met het oog op de verdere afhandeling van de zaak als met het oog op het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling.
15.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
16.
De gegrondheid van de middelen zal moeten leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking. Hoewel het cassatieberoep onbeperkt is ingesteld, meen ik dat de vernietiging zich zou kunnen beperken tot de beslissing die het Hof heeft gegeven met betrekking tot het in de matrix genoemde materiaal (dat is het A-materiaal waarover de partijen het niet eens waren) en dan alleen voor zover het Hof het verzoek van klager tot teruggave heeft afgewezen.
17.
Ik merk daarbij nog het volgende op. Ik heb in de matrix tevergeefs gespeurd naar de filmrol en de videocassette waarvan in de onder punt 114 van mijn conclusie in de samenhangende zaak weergegeven overweging sprake is. Raadpleging van het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 21 november 2007 (p. 3/4) leert dat met de filmrol en de videocassette waarschijnlijk gedoeld wordt op de inhoud van de enveloppen 5 en 7 (de matrix begint met 8.1). Het proces-verbaal noch de bestreden beschikking maken duidelijk of de inhoud van die enveloppen behoren tot het materiaal (hoofdzakelijk ‘dia's’) ten aanzien waarvan het Hof de beslissing heeft aangehouden.1. Onder die omstandigheden moet denk ik worden vastgehouden aan de tekst van de beschikking en dus worden aangenomen dat ten aanzien van de filmrol en de videocassette door het Hof geen beslissing is gegeven. Ik merk daarbij op dat mogelijk ook de klager daarvan is uitgegaan (vergelijk noot 62 van mijn conclusie in de samenhangende zaak).
18.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking, doch alleen voor zover het Hof het verzoek van klager tot teruggave van het A-materiaal dat is vermeld in de door het Hof opgestelde matrix heeft afgewezen, en voorts tot zodanige beslissing met betrekking tot terugwijzing of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑01‑2010