Einde inhoudsopgave
Pensioenwet BES
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
05-10-2010, Stb. 2010, 597 (uitgifte: 07-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
1.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- —
aanspraakgerechtigde: persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
- —
afkoop: iedere handeling waardoor pensioenaanspraken of pensioenrechten hun pensioenbestemming verliezen;
- —
Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;
- —
bedrijfstakpensioenfonds: een pensioenfonds ten behoeve van een of meer bedrijfstakken of delen van een bedrijfstak;
- —
bijdrage: iedere onder de naam van bijdrage, premie, inleg, contributie, koopsom, dan wel, indien de betaling in termijnen is overeengekomen, aflossing, of onder welke andere naam ook, ineens of periodiek verschuldigde geldsom bestemd voor de verzekering van pensioen;
- —
deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst aanspraken verwerft jegens een pensioenuitvoerder;
- —
externe deskundige: externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES;
- —
gepensioneerde: pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
- —
gewezen deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens een pensioenuitvoerder;
- —
Hof van Justitie: Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
- —
ondernemingspensioenfonds: een pensioenfonds verbonden aan een onderneming of aan een groepsmaatschappij als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES;
- —
Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
- —
openbaar lichaam: het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
- —
pensioen: ouderdoms-, invaliditeits-, weduwen-, weduwnaars- en wezenpensioen;
- —
pensioenfonds: een rechtspersoon, waarin ten behoeve van ten minste twee deelnemers, gewezen deelnemers of hun nabestaanden gelden worden of werden bijeengebracht en worden beheerd ter uitvoering van een pensioenregeling;
- —
pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan;
- —
pensioenovereenkomst: hetgeen tussen een werkgever en een werknemer is overgekomen betreffende pensioen;
- —
pensioenuitvoerder: een ondernemingspensioenfonds, een bedrijfstakpensioenfonds of een verzekeraar die zetel hebben in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
- —
transitiedatum: het tijdstip waarop artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treedt;
- —
uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenuitvoerder over de uitvoering van een of meer pensioenovereenkomsten;
- —
werkgever: het hoofd van een onderneming of, zo deze een rechtspersoon is, die rechtspersoon zelve;
- —
werknemer: ieder, die in dienst van een onderneming is.
2.
Voor de toepassing van deze wet wordt:
- a.
met een onderneming gelijkgesteld elke instelling van welke aard ook;
- b.
degene die een vrij beroep uitoefent geacht een onderneming te drijven;
- c.
met een bedrijfstak gelijkgesteld een groep van instellingen, die niet, of niet alle ondernemingen zijn.
3.
Een ondernemingspensioenfonds kan aan meer dan een onderneming verbonden zijn.
4.
[vervallen]
5.
Indien de onderneming, waaraan een pensioenfonds verbonden is, ophoudt te bestaan, wordt dat fonds voor de toepassing van deze wet geacht zijn karakter als ondernemingspensioenfonds niet van rechtswege te verliezen.