Hof Arnhem-Leeuwarden, 17-02-2014, nr. 200.133.496
ECLI:NL:GHARL:2014:1139
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
17-02-2014
- Zaaknummer
200.133.496
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2014:1139, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 17‑02‑2014; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Het hof gaat om. Zekerheidstelling en draagkrachtverweer. Het hof komt terug op zijn jurisprudentie dat voor de situatie dat een zekerheidstelling van niet meer dan € 70,- wordt verlangd, het houden van een zitting om de betrokkene in de gelegenheid te stellen het schriftelijke draagkrachtverweer toe te lichten niet nodig is maar dat de kantonrechter ermee kan volstaan de betrokkene op de hoogte te stellen van zijn oordeel over het draagkrachtverweer van de betrokkene. Bepalend voor het omgaan acht het hof dat ook een bedrag van niet meer dan € 70,- onder omstandigheden een belemmering kan zijn voor de toegang tot de rechter. Dat brengt mee dat in alle gevallen waarin de betrokkene, hetzij in het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie hetzij in reactie op de toegezonden zekerheidsbrieven een met redenen omkleed draagkrachtverweer heeft gevoerd, de betrokkene de gelegenheid moet krijgen om die omstandigheden ten overstaan van een rechter toe te lichten. ==============
Partij(en)
WAHV 200.133.496
17 februari 2014
CJIB 162798304
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 4 september 2013
betreffende
[de betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Beoordeling
1.
In hoger beroep is niet bestreden dat de betrokkene niet binnen de in artikel 11, derde lid, WAHV gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en evenmin dat de betrokkene niet binnen een nader gestelde termijn dit verzuim heeft hersteld.
2.
De betrokkene voert in hoger beroep aan dat zij enkele malen heeft getracht de zekerheidstelling over te maken, maar dat dit niet is gelukt. Zij zit financieel aan de grond.
3.
In het onderhavige geval diende de betrokkene zekerheid te stellen tot een bedrag
van € 396,- . De betrokkene heeft in haar beroepschrift gericht tegen de beslissing van de officier van justitie aangegeven dat zij de sanctie niet kan betalen, daar zij als alleenstaande moeder moet rondkomen van een uitkering. Om diezelfde reden, zo heeft de betrokkene gesteld, kan zij geen zekerheid stellen.
4.
Bij brief van 3 juli 2013 heeft de griffier van de rechtbank de betrokkene namens de kantonrechter bericht dat de omstandigheden van het geval en hetgeen zij heeft aangevoerd aanleiding geven de te stellen zekerheid voorlopig te beperken tot € 70,-. De zekerheid ad
€ 70,- dient binnen twee weken na verzending van de brief van 3 juli 2013 gesteld te worden.
Vervolgens heeft de kantonrechter bij zijn bestreden beslissing van 4 september 2013 het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de betrokkene niet tot het betalen van het gematigde bedrag aan zekerheid is overgegaan.
De betrokkene is niet uitgenodigd voor een openbare zitting, teneinde te worden gehoord omtrent haar financiële draagkracht.
5.
Uitgangspunt in een situatie als deze, waarin een betrokkene in de procedure bij de kantonrechter met redenen omkleed aanvoert dat hij niet (terstond) in staat is zekerheid te stellen tot het totale van hem verlangde bedrag, is dat de kantonrechter, tenzij hij het daaromtrent aangevoerde reeds aanstonds aannemelijk acht, de betrokkene in de gelegenheid zal moeten stellen op een openbare zitting te worden gehoord omtrent zijn financiële draagkracht.
Acht de kantonrechter het aangevoerde omtrent de financiële draagkracht gegrond, dan zal hij het bepaalde in artikel 11, derde lid, WAHV in zoverre buiten toepassing moeten laten als in overeenstemming is met de draagkracht van de betrokkene. Zonodig zal aan de betrokkene een nadere termijn moeten worden gegund waarbinnen hij alsnog de door de kantonrechter vastgestelde zekerheid kan stellen.
Acht de kantonrechter het aangevoerde omtrent de financiële draagkracht ongegrond, dan dient de kantonrechter de betrokkene een nadere termijn te gunnen om alsnog het volledige bedrag van de zekerheidstelling te voldoen.
6.
Voor de situatie dat een zekerheidstelling van niet meer dan € 70,- wordt verlangd, heeft het hof tot op heden geoordeeld - en de kantonrechter heeft zich hier in dit geval kennelijk door laten leiden - dat het houden van een zitting teneinde de betrokkene in de gelegenheid te stellen het draagkrachtverweer toe te lichten niet nodig is maar dat kan worden volstaan met een beoordeling van het schriftelijke draagkrachtverweer door de kantonrechter van welke beoordeling de betrokkene op de hoogte moet worden gesteld.
7.
Het hof komt terug op deze jurisprudentie. Bepalend daarvoor acht het hof dat ook een bedrag van niet meer dan € 70,- onder omstandigheden een belemmering kan zijn voor de toegang tot de rechter. Dat brengt mee dat ook in zodanig geval de betrokkene, die hetzij in het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie hetzij in reactie op de toegezonden zekerheidsbrieven een met redenen omkleed draagkrachtverweer heeft gevoerd, de gelegenheid moet krijgen om die omstandigheden ten overstaan van een rechter toe te lichten.
8.
Gelet hierop kan de beslissing van de kantonrechter, nu de betrokkene niet daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet in stand blijven en dient de zaak te worden teruggewezen naar de rechtbank.
9.
Gesteld noch gebleken is dat de betrokkene proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar de rechtbank Rotterdam ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schuijlenburg, Beswerda en Sekeris, in tegenwoordigheid van Terhell als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.