Verordening (EU) 2019/126 tot oprichting van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2019
- Bronpublicatie:
16-01-2019, PbEU 2019, L 30 (uitgifte: 31-01-2019, regelingnummer: 2019/126)
- Inwerkingtreding
20-02-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-01-2019, PbEU 2019, L 30 (uitgifte: 31-01-2019, regelingnummer: 2019/126)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
EU-recht / Instituties
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 16 januari 2019 tot oprichting van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 153, lid 2, onder a),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (‘EU-OSHA’) werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad (3) om de verbetering van het arbeidsmilieu te bevorderen met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, door middel van acties ter ontwikkeling en verspreiding van de kennis op dat gebied.
- (2)
Sinds het in 1994 is opgericht, speelt het EU-OSHA een belangrijke ondersteunende rol bij de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk in de hele Unie. Tegelijkertijd hebben ontwikkelingen op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk en technologische ontwikkelingen plaatsgevonden. De terminologie die wordt gebruikt om de doelstellingen en taken van het EU OSHA te beschrijven, moet bijgevolg worden aangepast om deze ontwikkelingen weer te geven.
- (3)
Verordening (EG) nr. 2062/94 is meermaals gewijzigd. Aangezien verdere wijzigingen nodig zijn, moet die verordening omwille van de duidelijkheid worden ingetrokken en vervangen.
- (4)
De regels waaraan het EU-OSHA is onderworpen, dienen voor zover mogelijk en rekening houdend met de tripartiete aard ervan te worden vastgesteld in overeenstemming met de beginselen van de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over gedecentraliseerde agentschappen van 19 juli 2012.
- (5)
Aangezien de drie tripartiete agentschappen, dat wil zeggen het EU-OSHA, de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsvoorwaarden (Eurofound) en het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop), thema's behandelen die verband houden met de arbeidsmarkt, werkomgeving, beroepsonderwijs en -opleiding en vaardigheden, is een nauwe samenwerking tussen deze agentschappen nodig. Bij zijn werkzaamheden moet het EU-OSHA daarom de werkzaamheden van Eurofound en het Cedefop aanvullen wanneer zij alle drie soortgelijke interessegebieden hebben, en tegelijk de instrumenten die goed werken, zoals memoranda van overeenstemming, bevorderen. Het EU-OSHA moet manieren om efficiëntie en synergieën te verbeteren, benutten en bij zijn activiteiten overlapping met de activiteiten van Eurofound en het Cedefop en die van de Commissie vermijden. Daarnaast moet het EU-OSHA, waar mogelijk, streven naar efficiënte samenwerking met de interne onderzoeksinstanties van Unie-instellingen en externe gespecialiseerde instanties.
- (6)
Bij de evaluatie van het EU-OSHA moet de Commissie de voornaamste belanghebbenden raadplegen, waaronder leden van de raad van bestuur en leden van het Europees Parlement.
- (7)
Het tripartiete karakter van het EU-OSHA, Eurofound en het Cedefop is een zeer waardevol voorbeeld van een globale benadering op basis van een sociale dialoog tussen de sociale partners en de nationale en Unieautoriteiten, die uitermate belangrijk is voor het vinden van gezamenlijke en duurzame oplossingen voor sociale en economische vraagstukken.
- (8)
Wanneer in deze verordening wordt verwezen naar veiligheid en gezondheid op het werk, wordt daaronder zowel de fysieke als de mentale gezondheid verstaan.
- (9)
Om het besluitvormingsproces in het EU-OSHA te stroomlijnen en met het oog op meer efficiëntie en effectiviteit, moet een bestuur met twee bestuurslagen worden ingesteld. Daartoe moeten de lidstaten, de nationale werkgevers- en werknemersorganisaties en de Commissie worden vertegenwoordigd in een raad van bestuur, die beschikt over de noodzakelijke bevoegdheden, onder meer om de begroting vast te stellen en het programmeringsdocument goed te keuren. In het programmeringsdocument, waarin het meerjarige werkprogramma en het jaarlijkse werkprogramma van het EU-OSHA staan, moet de raad van bestuur de strategische prioriteiten van de activiteiten van het EU-OSHA vaststellen. Bovendien moeten de door de raad van bestuur vastgestelde regels voor de voorkoming en beheersing van belangenconflicten maatregelen omvatten om mogelijke risico's in een vroeg stadium op te sporen.
- (10)
Voor de goede werking van het EU-OSHA moeten de lidstaten, de Europese werkgevers- en werknemersorganisaties en de Commissie ervoor zorgen dat personen die worden aangesteld in de raad van bestuur, beschikken over de nodige kennis op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk met het oog op het nemen van strategische beslissingen en het houden van toezicht op de activiteiten van het EU-OSHA.
- (11)
Er moet een uitvoerend comité worden ingesteld dat de vergaderingen van de raad van bestuur goed voorbereidt en de processen van besluitvorming en monitoring ervan ondersteunt. Indien dat in dringende gevallen noodzakelijk is, moet het uitvoerend comité, wanneer het de raad van bestuur assisteert, namens de raad van bestuur bepaalde voorlopige besluiten kunnen nemen. De raad van bestuur moet het reglement van orde van het uitvoerend comité vaststellen.
- (12)
De uitvoerend directeur moet verantwoordelijk zijn voor de bedrijfsvoering van het EU-OSHA overeenkomstig de strategische visie van de raad van bestuur, met inbegrip van het dagelijks bestuur alsook de financiële planning en het personeelsbeheer. De uitvoerend directeur moet de hem opgedragen bevoegdheden uitoefenen. Deze bevoegdheden moeten kunnen worden opgeschort in uitzonderlijke omstandigheden, zoals belangenconflicten of ernstige verwaarlozing van de verplichtingen uit hoofde van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (‘het Statuut’).
- (13)
Het gelijkheidsbeginsel is een fundamenteel beginsel van het Unierecht. Dit houdt in dat de gelijkheid van vrouwen en mannen moet worden gewaarborgd op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid, beroep en beloning. Alle partijen streven naar een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de raad van bestuur en het uitvoerend comité. Die doelstelling moet ook worden nagestreefd door de raad van bestuur met betrekking tot zijn voorzitter en vicevoorzitters samen, alsook door de groepen die de regeringen, de werkgevers- en werknemersorganisaties in de raad van bestuur vertegenwoordigen met betrekking tot de aanwijzing van plaatsvervangers om de vergaderingen van het uitvoerend comité bij te wonen.
- (14)
Het EU-OSHA heeft een verbindingskantoor in Brussel. Het moet mogelijk blijven dat kantoor open te houden.
- (15)
Er zijn al organisaties in de Unie en de lidstaten die dezelfde soort informatie en diensten verstrekken als het EU-OSHA. Om het werk dat die organisaties al geleverd hebben, optimaal te benutten op Unieniveau is het wenselijk het bestaande, goed functionerende netwerk dat door het EU-OSHA uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2062/94 is opgezet en dat de nationale knooppunten en de nationale tripartiete netwerken van de lidstaten omvat, te behouden. Het is tevens van belang dat het EU-OSHA zeer nauwe functionele banden onderhoudt met het bij Besluit van de Raad van 22 juli 2003 (4) opgerichte Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats om een goede coördinatie en synergie te waarborgen.
- (16)
De financiële bepalingen en de bepalingen voor programmering en verslaglegging met betrekking tot EU-OSHA moeten worden bijgewerkt. In Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (5) is bepaald dat het EU-OSHA evaluaties vooraf en achteraf moet uitvoeren voor alle programma's en activiteiten die aanzienlijke uitgaven met zich brengen. Het EU-OSHA moet met die evaluaties rekening houden in zijn meerjarige en jaarlijkse programmering.
- (17)
Teneinde zijn volledige zelfstandigheid en onafhankelijkheid te waarborgen en het in staat te stellen de taken die het op grond van deze verordening heeft naar behoren te verrichten en de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, dient aan het EU-OSHA een adequate eigen begroting te worden toegekend, waarbij de inkomsten hoofdzakelijk worden gevormd door een bijdrage uit de algemene begroting van de Unie. Met betrekking tot de bijdrage van de Unie en andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Unie, moet op het EU-OSHA de begrotingsprocedure van de Unie van toepassing zijn. De rekeningen van het EU-OSHA dienen door de Rekenkamer te worden gecontroleerd.
- (18)
De voor de werking van het EU-OSHA vereiste vertaaldiensten dienen te worden verricht door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (Vertaalbureau). Het EU-OSHA moet met het Vertaalbureau samenwerken om indicatoren inzake kwaliteit, tijdigheid en vertrouwelijkheid vast te stellen, de behoeften en prioriteiten van het EU-OSHA duidelijk af te bakenen en transparante en objectieve procedures voor het vertaalproces in het leven te roepen.
- (19)
De bepalingen inzake het personeel van EU-OSHA moeten worden afgestemd op het Statuut en op de bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad vastgestelde Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie (‘Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden’) (6).
- (20)
Het EU-OSHA moet de nodige maatregelen nemen om de veilige behandeling en verwerking van vertrouwelijke informatie te waarborgen. Waar nodig moet het EU-OSHA beveiligingsvoorschriften vaststellen die gelijkwaardig zijn aan die van Besluiten (EU, Euratom) 2015/443(7) en (EU, Euratom) 2015/444(8) van de Commissie.
- (21)
Er moet worden voorzien in overgangsbepalingen inzake de begroting en inzake de raad van bestuur, de uitvoerend directeur en het personeel zodat de activiteiten van het EU-OSHA kunnen worden voortgezet in afwachting van de tenuitvoerlegging van deze verordening,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 209 van 30.6.2017, blz. 49.
Standpunt van het Europees Parlement van 11 december 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 december 2018.
Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (PB L 216 van 20.8.1994, blz. 1).
Besluit van de Raad van 22 juli 2003 tot oprichting van een Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (PB C 218 van 13.9.2003, blz. 1).
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).
PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.
Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).
Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).