Richtlijn 98/6/EG betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 18-03-1998
- Bronpublicatie:
16-02-1998, PbEG 1998, L 80 (uitgifte: 18-03-1998, regelingnummer: 98/6/EG)
- Inwerkingtreding
18-03-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-02-1998, PbEG 1998, L 80 (uitgifte: 18-03-1998, regelingnummer: 98/6/EG)
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Europees verbintenissenrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 129 A, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),
Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (3), gezien de op 9 december 1997 door het Bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst,
- (1)
Overwegende dat een doorzichtige marktwerking en correcte informatie de consumentenbescherming en gezonde concurrentie tussen ondernemingen en producten ten goede komen;
- (2)
Overwegende dat het van belang is de consumenten een hoog beschermingsniveau te garanderen, en dat de Gemeenschap daartoe moet bijdragen door middel van specifieke acties die het door de lidstaten gevoerde beleid inzake precieze, doorzichtige en ondubbelzinnige informatie aan de consumenten over de prijs van aan hen aangeboden producten, steunen en aanvullen;
- (3)
Overwegende dat de resolutie van de Raad van 14 april 1975 betreffende een eerste programma van de Europese Economische Gemeenschap voor een beleid inzake bescherming en voorlichting van de consument (4) en de resolutie van de Raad van 19 mei 1981 betreffende een tweede programma van de Europese Economische Gemeenschap voor een beleid inzake bescherming en voorlichting van de consument (5) voorzien in de vaststelling van gemeenschappelijke beginselen betreffende de prijsaanduiding;
- (4)
Overwegende dat deze beginselen zijn vastgesteld in Richtlijn 79/581/EEG betreffende de prijsaanduiding voor bepaalde levensmiddelen (6) en in Richtlijn 88/314/EEG betreffende de prijsaanduiding voor niet voor de voeding bestemde producten (7);
- (5)
Overwegende dat het aanbrengen van een verband tussen de aanduiding van de prijs per meeteenheid van de producten en de voorverpakking ervan in vooraf vastgestelde hoeveelheden of inhouden die met de op communautair niveau vastgestelde reeksen overeenstemmen, uiterst ingewikkeld is gebleken; dat het derhalve in het belang van de consument nodig is hiervan af te zien ten gunste van een nieuw vereenvoudigd mechanisme, zonder dat dit de regeling betreffende de normalisatie van de verpakkingen aantast;
- (6)
Overwegende dat de verplichting tot aanduiding van de verkoopprijs en de prijs per meeteenheid een aanzienlijke bijdrage levert tot een betere voorlichting van de consumenten, aangezien zulks de consument op de eenvoudigste wijze optimale mogelijkheden biedt om de prijs van de producten te beoordelen en te vergelijken, zodat hij op basis van eenvoudige vergelijkingen weloverwogen keuzes kan maken;
- (7)
Overwegende dat er derhalve een algemene verplichting zou moeten bestaan tot aanduiding van zowel de verkoopprijs als de prijs per meeteenheid voor alle producten, met uitzondering van los verkochte producten, aangezien de prijs daarvan niet kan worden bepaald voordat de consument de gewenste hoeveelheid aangeeft;
- (8)
Overwegende dat er rekening mee dient te worden gehouden dat bepaalde producten gewoonlijk worden verkocht in andere hoeveelheden dan een kilogram, een liter, een meter, een vierkante of kubieke meter; dat het derhalve passend is de lidstaten de mogelijkheid te bieden om toe te staan dat de prijs per meeteenheid refereert aan een andere enkelvoudige meeteenheid, rekening houdend met de aard van het product en de hoeveelheden waarin het gewoonlijk in de betrokken lidstaat wordt verkocht;
- (9)
Overwegende dat de verplichting tot aanduiding van de prijs per meeteenheid in bepaalde omstandigheden een te zware last kan vormen voor bepaalde kleine detailhandelszaken en dat het daarom de lidstaten moet worden toegestaan deze verplichting gedurende een aangepaste overgangsperiode niet toe te passen;
- (10)
Overwegende dat de lidstaten eveneens over de mogelijkheid moeten blijven beschikken een vrijstelling van de verplichting tot prijsaanduiding per meeteenheid te verlenen voor producten bij welke deze prijsaanduiding niet zinvol zou zijn of verwarring zou kunnen veroorzaken, bijvoorbeeld wanneer de aanduiding van de hoeveelheid niet relevant is voor prijsvergelijking of indien verschillende producten in eenzelfde verpakking worden verkocht;
- (11)
Overwegende dat de lidstaten, teneinde de toepassing van de vastgestelde regeling te vergemakkelijken, voor producten die geen levensmiddelen zijn over de mogelijkheid beschikken een lijst op te stellen van de producten of categorieën van producten die aan de verplichting tot aanduiding van de prijs per meeteenheid onderworpen blijven;
- (12)
Overwegende dat een regelgeving op communautair niveau kan zorgen voor een homogene en doorzichtige voorlichting ten behoeve van alle consumenten in het kader van de interne markt; dat de nieuwe, vereenvoudigde benadering tegelijkertijd noodzakelijk en toereikend is om deze doelstelling te verwezenlijken;
- (13)
Overwegende dat de lidstaten moeten zorgen voor een doeltreffend systeem; dat het systeem ook tijdens de invoering van de euro doorzichtig moet blijven; dat te dien einde het maximum aantal aan te duiden prijzen beperkt moet blijven;
- (14)
Overwegende dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan de kleine detailhandelszaken; dat de Commissie daartoe in haar verslag over de toepassing van deze richtlijn, dat zij uiterlijk drie jaar na de in artikel 11, lid 1 genoemde datum moet uitbrengen, in het bijzonder rekening moet houden met de ervaring die de kleine detailhandelszaken met de toepassing van deze richtlijn hebben gehad, onder meer wat de technologische ontwikkelingen en de invoering van de eenheidsmunt betreft; dat dit verslag, gezien de in artikel 6 genoemde overgangsperiode, een voorstel moet bevatten,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 260 van 5. 10. 1995, blz. 5 enPB C 249 van 27. 8. 1996, blz. 2.
PB C 82 van 19. 3. 1996, blz. 32.
Advies van het Europees Parlement van 18 april 1996 (PB C 141 van 13. 5. 1996, blz. 191). Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 27 september 1996 (PB C 333 van 7. 11. 1996, blz. 7) en besluit van het Europees Parlement van 18 februari 1997 (PB C 85 van 17. 3. 1997, blz. 26). Besluit van het Europees Parlement van 16 december 1997 en besluit van de Raad van 18 december 1997.
PB C 92 van 25. 4. 1975, blz. 1.
PB C 133 van 3. 6. 1981, blz. 1.
PB L 158 van 26. 6. 1979, blz. 19. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/58/EG (PB L 299 van 12. 12. 1995, blz. 11).
PB L 142 van 9. 6. 1988, blz. 19. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/58/EG (PB L 299 van 12. 12. 1995, blz. 11).