Einde inhoudsopgave
Wet wapens en munitie
Artikel 52 [Inbeslagneming. Uitlevering. Onderzoek aan kleding. Luchtvaartterreinen]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2014
- Bronpublicatie:
21-05-2014, Stb. 2014, 191 (uitgifte: 05-06-2014, kamerstukken: 33112)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-06-2014, Stb. 2014, 201 (uitgifte: 13-06-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Wapens en munitie
1.
De opsporingsambtenaren zijn te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen.
2.
De opsporingsambtenaren zijn bevoegd personen aan hun kleding te onderzoeken indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van:
- a.
een gepleegd strafbaar feit waarbij wapens zijn gebruikt;
- b.
een gepleegde overtreding van de artikelen 13, 26 of 27;
- c.
aanwijzingen dat een strafbaar feit als bedoeld onder a of b zal worden gepleegd.
3.
In een veiligheidsrisicogebied als bedoeld in artikel 151b, eerste lid, of 174b, eerste lid, van de Gemeentewet, kan de officier van justitie gelasten dat tegenover een ieder de bevoegdheid kan worden uitgeoefend om hem aan zijn kleding te onderzoeken op de aanwezigheid van wapens of munitie. Het bevel bevat een omschrijving van het aangewezen gebied en de geldigheidsduur die niet langer dan twaalf uur mag bedragen. Het bevel bevat voorts de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de toepassing van de bevoegdheid om een ieder aan zijn kleding te onderzoeken op wapens of munitie noodzakelijk wordt geacht.
4.
Het bevel, bedoeld in het derde lid, wordt schriftelijk gegeven, tenzij dit omwille van de spoed niet mogelijk is. In dat geval wordt het bevel zo spoedig mogelijk op schrift gesteld.
5.
De opsporingsambtenaren alsmede andere daartoe door Onze Minister aangewezen personen zijn bevoegd een persoon die zich bevindt op een bij regeling van Onze Minister aangewezen luchthaven, te allen tijde aan zijn kleding en de verpakking van goederen, met inbegrip van reisbagage, alsmede diens vervoermiddel, te onderzoeken.
6.
Onze Minister wijst een luchthaven met toepassing van het vijfde lid slechts aan indien dat naar zijn oordeel met het oog op de veiligheid nodig is.