Rb. Amsterdam, 16-07-2020, nr. 8329958 CV EXPL 20-3030
ECLI:NL:RBAMS:2020:3476
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
16-07-2020
- Zaaknummer
8329958 CV EXPL 20-3030
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2020:3476, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 16‑07‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2020-0880
PS-Updates.nl 2020-0526
JA 2020/126
Jurisprudentie HSE 2020/92
VAAN-AR-Updates.nl 2020-0880
Uitspraak 16‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Een kledingwinkel is niet aansprakelijk voor de gevolgen van een ongeval waarbij een verkoopster in maart 2017 met haar hoofd tegen een kledingstang met kleren eraan botste. Er was namelijk geen gevaarlijke situatie waarvoor de winkel had moeten waarschuwen, oordeelt de kantonrechter.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8329958 CV EXPL 20-3030
vonnis van: 16 juli 2020
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr J.J. van Kuijk
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Primark Netherlands B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Primark
gemachtigde: mr A.A.M. Zeeman
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- dagvaarding van 4 december 2019 met producties;- antwoord met producties;
- vonnis van de rechtbank tot verwijzing naar de kantonrechter;- instructievonnis;- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 juni 2020. [eiseres] is in persoon verschenen met haar gemachtigde. Voor Primark is de filiaalmanager [naam filiaalmanager] verschenen, vergezeld door de gemachtigde en een tolk in de Engelse taal. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] producties 18., 19. en 20. toegezonden. Primark heeft producties 4. tot en met 8. en 9. toegezonden. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekening gemaakt van hetgeen is verklaard.Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1
Primark exploiteert winkels waar kledingstukken, onder meer hangend aan stangen, aan klanten worden aangeboden. De kledingstangen hangen aan de muren en aan in de winkelruimte geplaatste wanden/schotten.
1.2
[eiseres] , thans 28 jaar oud, is op 27 juli 2015 als verkoopster voor 20 uur per week in dienst getreden van Primark. Zij werkt in het filiaal in [plaats] . Daar is zij op 2 maart 2017, terwijl zij een kleine hoeveelheid kleding van de paskamers terugbracht naar hun plaats in de winkel, met de linkerkant van haar hoofd aangekomen tegen (het uiteinde van) een metalen stang waaraan kleding hing, waardoor zij zich heeft bezeerd.
1.3
Op 9 maart 2017 heeft [eiseres] de spoedeisende hulp en de poli oogheelkunde van het HMC bezocht. Daarbij zijn geen afwijkingen geconstateerd. De oogarts noteerde: (…) tegen de ijzeren stang van het kledingrek gevallen. Visus is goed maar krijgt steeds hoofdpijn bij oogbewegingen of fel licht. (…) Er is een scan van het hoofd gemaakt, waarbij geen fracturen zijn gezien. In februari 2018 constateert een neuroloog in het HMC dat sprake is van posttraumatische of postcommotionele klachten, na stomp trauma.
1.4
[eiseres] heeft zich direct na het ongeval enige dagen arbeidsongeschikt gemeld, waarna zij het werk gedurende ongeveer een jaar heeft hervat. In mei 2018 en in november 2019 is [eiseres] met zwangerschapsverlof gegaan. Op dit moment doet zij op re-integratiebasis enige uren per week administratief werk voor Primark en wordt zij begeleid naar werk-hervatting in het tweede spoor.
Het geschil
2. [eiseres] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad- voor recht zal worden verklaard dat Primark onrechtmatig heeft gehandeld enaansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden en nog zal lijden;
- Primark zal worden veroordeeld tot betaling van een nader bij staat op te maken en volgens de wet te vereffenen bedrag.
3. Daartoe voert zij aan dat Primark is tekortgeschoten in de zorg die op grond van artikel 7:658 lid 1 BW op haar als werkgever rust om te zorgen dat haar werknemers op de werkvloer geen schade lijden. [eiseres] verwijt Primark dat zij gebruik maakt van kledingrekken met een uitstekende metalen punt, die letsel veroorzaakt als iemand, zoals zij, daar tegenaan valt of stoot. Van Primark mag worden verlangd dat zij, ter bescher-ming tegen zulk letsel, een rubberen dop of knop op die uitstekende punt zou hebben geplaatst. Daarnaast stelt [eiseres] dat Primark heeft nagelaten een training of instructies te geven ter voorkoming van ongevallen op de werkvloer.
4. Als gevolg van het ongeval is [eiseres] nu meer dan een jaar arbeidsongeschikt en lijdt zij inkomensschade. Zij moet binnen en buiten een zonnebril dragen. Zij heeft ook medische kosten moeten maken, waarvoor zij niet verzekerd is. Primark is verzekerd tegen werkgeversaansprakelijkheid zodat het redelijk is dat zij aansprakelijkheid zou erkennen en de grote schade zou vergoeden die [eiseres] heeft geleden en nog zal lijden.
5. Primark erkent dat [eiseres] arbeidsongeschikt is en betreurt dat, maar betwist dat het ongeval op 2 maart 2017 daarvan de oorzaak is. Zij ontkent aansprakelijk te zijn voor letsel dat [eiseres] daarbij zou hebben opgelopen, omdat het een huis- tuin- en keuken-ongeval was, dat iedereen overal kan overkomen. Zij stelt dat [eiseres] op dat moment eenvoudigweg niet goed heeft opgelet en bestrijdt dat de klachten van [eiseres] te herleiden zijn tot het ongeval. Deze klachten kunnen volgens Primark goed verklaard worden door de niet altijd gelukkige ontwikkelingen in [eiseres] leven.
6. Zelf heeft Primark gedaan wat in redelijkheid van haar als werkgever mag worden verlangd om te voorkomen dat haar werknemers letsel oplopen tijdens het werk. Zij hoefde niet te waarschuwen voor het risico dat men ergens tegenaan kan lopen. De stangen in kwestie worden gebruikt om kleding aan klanten te tonen en te koop aan te bieden. Deze worden niet alleen in alle vestigingen van Primark over de hele wereld gebruikt, maar ook in vele andere kledingwinkels. [eiseres] werkte destijds ruim anderhalf jaar in deze winkel en was bekend met de kledingstangen. Het plaatsen van rubberen doppen op de kledingstangen is kostbaar en zou bovendien het ongeval en het letsel niet hebben voorkomen.
De beoordeling
7. Uitgangspunt van artikel 7:658 BW is dat een werkgever gehouden is, binnen de grenzen van de redelijkheid, te zorgen voor een veilige werkomgeving. Dat betekent niet dat een werkgever zonder meer aansprakelijk is voor alle schade die een werknemer tijdens het uitoefenen van de werkzaamheden oploopt. In het dossier is nauwelijks iets te vinden over de toedracht van het ongeval. Primark heeft een usb-stick overgelegd met videobeelden van de beveiligingscamera’s in de winkel. Met enige moeite is te zien is dat een persoon met lang donker haar en blauwe bovenkleding, partijen zijn het erover eens dat dit [eiseres] is, van rechts het beeld inkomt. Zij loopt met kleding aan een of meer hangers naar een vrije wand die daar is geplaatst om de kassa af te schermen, waaraan kleding hangt. Daar buigt zij zich naar voren, richt zich direct weer op en loopt weg in de richting waar zij vandaan kwam.
8. Partijen spreken van een ‘kledingrek’ waartegen [eiseres] zich heeft gestoten. De kanton-rechter verstaat onder een ‘kledingrek’ een zelfstandig staande constructie, waaraan iets kan worden opgehangen. Op een foto die [eiseres] heeft overgelegd is een metalen stang te zien waaraan 5 truien op kleerhangers hangen. Partijen zijn het erover eens dat [eiseres] zich heeft gestoten tegen een stang zoals het exemplaar op de foto en die hier verder als ‘kledingstang’ zal worden aangeduid. Partijen zijn het niet eens over de lengte van deze kledingstang, [eiseres] denkt dat deze ongeveer 100 cm lang was, Primark gaat uit van ongeveer 60 cm en objectieve gegevens ontbreken. Bovenop het uitstekende einde van de stang zit een ronde knop, zo te zien van hetzelfde materiaal als de stang. De stang is rechthoekig en het uiteinde is vlak.
9. Uit de videobeelden en hetgeen [eiseres] ter zitting heeft verklaard leidt de kantonrechter af dat [eiseres] de kleding, die zij in de hand had, aan een kledingstang wilde ophangen. Daarbij heeft zij zich gebukt en kennelijk de afstand van haar hoofd tot een van die stangen niet goed ingeschat, waardoor zij daar met haar linkeroog tegenaan is gekomen. [eiseres] stelt dat haar moeder haar dezelfde dag naar de Eerste Hulp-afdeling van een ziekenhuis heeft gebracht. Dat staat echter niet vast. De oudste in het dossier aanwezige medische stukken dateren van een week na het ongeval.
10. Ook als de kantonrechter ervan zou uitgaan dat de klachten van [eiseres] zijn veroor-zaakt doordat zij haar hoofd heeft gestoten tegen een kledingstang, wat nog niet vaststaat, dan is er nog geen grond om Primark daarvan een verwijt te maken. [eiseres] stelt wel dat haar oog in aanraking is gekomen met het scherpe uiteinde van een kledingstang, maar ten eerste staat dat niet vast, dat is op de video niet te zien. Zij kan zich ter plaatse aan iets anders hebben gestoten. Ten tweede is dat uiteinde niet scherp, zodat er geen risicovolle situatie is waarvoor Primark had moeten waarschuwen of die Primark had moeten voorkomen. In de medische stukken is sprake van ‘een stomp trauma’. [eiseres] heeft bovendien niets aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat het allemaal anders was afgelopen als Primark de uiteinden van de kledingstangen van rubberen doppen had voorzien. Het is heel naar voor [eiseres] dat zij de klachten heeft die zij beschrijft, maar Primark is niet aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval op 2 maart 2017. Daaraan doet niet af dat Primark instructies heeft gegeven om stangen waaraan geen kleding hangt, zekerheidshalve weg te draaien tegen de wand, nu Primark onbetwist heeft aangevoerd dat aan de stang ter plaatse kleding hing.
11. De stelling van [eiseres] dat het redelijk is dat Primark haar schade zou vergoeden, nu zij tegen aansprakelijkheid is verzekerd, gaat niet op, al was het maar omdat een aansprake-lijkheidsverzekeraar pas tot uitkering zal overgaan nadat deze de aansprakelijkheid van de verzekerde heeft erkend of die onherroepelijk door een rechter is vastgesteld.
12. In het licht van voorgaande beslissing behoeven de stellingen van partijen over het verband tussen het ongeval en de klachten van [eiseres] geen bespreking. De conclusie uit het voorgaande is dat de vordering zal worden afgewezen. [eiseres] zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Primark tot aan deze procedure begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief BTW;
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr E.D. Bonga-Sigmond, kantonrechter en uitgesproken ter zitting van 16 juli 2020 in aanwezigheid van de griffier.