Hof Arnhem-Leeuwarden, 11-02-2016, nr. 21-003441-15
ECLI:NL:GHARL:2016:1010
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
11-02-2016
- Zaaknummer
21-003441-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2016:1010, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 11‑02‑2016; (Hoger beroep)
Uitspraak 11‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Artikel 9, lid 2, WVW 1994 In het dossier ontbreken stukken die betrekking hebben op de beslissingen tot ongeldigverklaring van het rijbewijs en de oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid en van de bekendmaking hiervan aan de verdachte.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003441-15
Uitspraak d.d.: 11 februari 2016
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 4 juni 2015 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 96-035672-14 en 96-197098-14, tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling van verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 96-035672-14 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 96-197098-14 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, een geldboete van € 950,=, subsidiair 19 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 96-035672-14:
1:zij op of omstreeks 16 februari 2014 te [plaats] , gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 800 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2:zij op of omstreeks 16 februari 2014 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl zij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op haar naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid overeenkomstig artikel 123b, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 had verloren en aan haar daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straatnaam 1] , als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
zaak met parketnummer 96-197098-14:
zij, op of omstreeks 6 januari 2014 te [gemeente] , terwijl zij wist of redelijkerwijs moest weten dat haar bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat haar die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straatnaam 2] , een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Vrijspraak van het in de zaak onder parketnummer 96-197098-14
Op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting kan niet worden bewezen dat verdachte op of omstreeks 6 januari 2014 de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking was ontzegd en dat zij daarvan op de hoogte was of moest zijn. De beslissing houdende bedoelde ontzegging is niet aan het dossier toegevoegd. Dat geldt ook voor de stukken die de bekendmaking van zodanige beslissing regarderen. Dat een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is opgelegd, kan slechts blijken uit een registratie in de systemen van de politie. Uit de verklaringen van verdachte kan niet worden afgeleid dat zij wist dat haar de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd. Derhalve kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het in de zaak onder parketnummer 96-197098-14 ten laste gelegde heeft gepleegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Nadere bewijsoverweging ter zake van het in de zaak met parketnummer
96-035672-14 onder 2 ten laste gelegde
Verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat zij op of omstreeks 16 februari 2014 haar personenauto op de weg heeft bestuurd, terwijl haar rijbewijs ongeldig was verklaard en aan haar daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een personenauto was afgegeven.
Het hof stelt vast dat stukken betreffende de ongeldigverklaring van verdachtes rijbewijs en de bekendmaking van die beslissing eveneens in het dossier ontbreken. Uit de registratie in de systemen van de politie blijkt wel van de ongeldigverklaring van het rijbewijs. Nu verdachte ter zitting van het hof tevens heeft verklaard dat zij wist dat haar rijbewijs ongeldig was verklaard, dat deze ongeldigverklaring op 16 februari 2014 ook nog van kracht was en dat aan haar na deze ongeldigverklaring geen ander rijbewijs voor het besturen van een personenauto was afgegeven, kan dit feit wel worden bewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 96-035672-14 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 96-035672-14: 1: zij op 16 februari 2014 te [plaats] , gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 800 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2:zij op 16 februari 2014 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl zij wist dat een op haar naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid overeenkomstig artikel 123b, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 had verloren en aan haar daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straatnaam 1] , als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 96-035672-14 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
het in de zaak met parketnummer 96-035672-14 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 16 februari 2014 een personenauto bestuurd, terwijl zij wist dat haar rijbewijs daartoe ongeldig was verklaard en zij bovendien verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank. Haar ademalcoholgehalte bleek bij onderzoek 800 µg/l uitgeademde lucht te zijn. Aldus heeft verdachte niet alleen een tegen haar genomen administratieve maatregel, die in het leven is geroepen om de verkeersveiligheid te bevorderen, genegeerd, maar heeft zij ook de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 december 2015 blijkt dat verdachte eerder, op 2 december 2011, ter zake van het rijden onder invloed onherroepelijk tot een geldboete en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is veroordeeld. Deze straffen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw onder invloed een auto te besturen.
Door verdachte is ter zitting van het hof aangevoerd dat zij ernstig wordt gedupeerd, indien aan haar een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zou worden opgelegd. Zij heeft haar rijbewijs nodig om het ziekenhuis te bezoeken voor onderzoek en het volgen van chemokuren. Zij kan de auto van haar moeder lenen. Aangezien zij een bijstandsuitkering geniet, is het gebruik van openbaar vervoer naar het ziekenhuis voor haar te duur. Het betalen van een op te leggen geldboete zou geen probleem voor verdachte zijn, omdat zij het geld daarvoor van haar moeder kan lenen.
Alles afwegend en mede in aanmerking nemende de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten straftoemeting, acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van
2 weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een geldboete van € 950,=, subsidiair 19 dagen hechtenis, passend en geboden. Daarnaast zal het hof verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 96-035672-14 onder 1 bewezen verklaarde feit tevens een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van
8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Hiermee wordt enerzijds rekening gehouden met de bij verdachte vastgestelde hoogte van het ademalcoholgehalte in combinatie met de recidive, anderzijds met de door verdachte genoemde persoonlijke omstandigheden. Het hof beoogt met de voorwaardelijke strafopleggingen mede te bereiken dat verdachte niet wederom (soortgelijke) strafbare feiten zal plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-197098-14 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-035672-14 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 96-035672-14 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 950,00 (negenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 (negentien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 96-035672-14 onder 1 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. W.M. van Schuijlenburg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 11 februari 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.